H7 Flashcards

1
Q

Multitrait-multimethod

A

Constructen op verschillende manieren meet. Om daarna te kijken wat de verbanden zijn tussen de constructen, maar ook tussen de methodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Domain (sampling)

A

Domein: Hypothetische populatie van alle mogelijke items die samen het construct meten
–> Probleem: Nooit alle vragen kunnen stellen (het zijn er teveel)
–> Domain sampling: een aantal items uit dat domein haalt en die gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nonsense coeffincients

A

Correlatie dat meet het verschil meet tussen eigenschappen door verschillende methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Monotrait-hetromethod

A

Convergent validity coefficients. 1 construct, meerdere meetmethoden (allebei IQ, maar vragenlijst en observatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Monotrait-monomethod

A

Reliability coeffincients. 1 construct, zelfde meetmethode (allebei IQ en observatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heterotrait-monomethod

A

Divergente validiteit coëfficiënt. Meerdere constructen, zelfde methode (IQ en EG, allebei observatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heterotrait-heteromethod

A

Convergente validiteit coëfficiënt. Meerdere constructen, meerdere methoden (IQ en EQ, observatie en vragenlijst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Evalueren constructvaliditeit: (5)

A

1 Face validiteit (indruksvaliditeit)
- Verwijst naar hoe goed het instrument het construct vertegenwoordigt volgens de beoordeling van experts

2- Content validiteit (inhoudsvaliditeit)
Mate waarin items in een meting het volledige bereik vertegenwoordigen van het construct dat men probeert te beoordelen
- Toetsmartijs: Alle subonderdelen vaak genoeg terugkomen in de toets
- Universum: Alle eigenschappen die samen construct vormen
- Domain (sampling)

3 Criterium validiteit
-Instrument dat aantoont dat het instrument een relevante eigenschap van construct kan voorspellen
a) predicatieve (uitkomst in de toekomst, cito-toets)
b) concurrerende (metingen voor nu, dyslexiediagnose)

4 Convergent validiteit
- Hangt het construct samen met andere variabelen, zoals je dat op basis van de theorie zou verwachten

5 Divergente validiteit (Discriminant)
- Geen correlatie tussen dingen die je niet wilt onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten Criterium validiteit (2)

A

Predictieve validiteit (toekomst)
Concurrent validiteit (tegelijkertijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Coëfficienten Multitrait-Multimethod matrix (MTMM) (4)

A

1) Betrouwbaarheidscoëfficiënt
Monotrait-monomethod
Zelfde eigenschap, zelfde methode

2) Convergent validatie coëfficiënt
Monotrait-hetromethod
Zelfde eigenschap, verschillende methode

3) Divergente validiteit coëfficiënt
Hetrorait-monomethod
Verschillen tussen eigenschappen, zelfde methode

4) Nonsense coëfficiënt
Hetrorait-hetromethod
Verschillen tussen eigenschappen, verschillende methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Latent

A

Niet-geobserveerde of afgeleide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indirecte meetmethodes: (6)

A

Collateral reports
Extra bronnen (derde partij) die je gebruikt, naast de zelfrapportage (secundaire bronnen). Iemand die je informatie geeft over de participant

Observation
Getrainde observanten laten observeren

Psysiological measures
Psychologische processen (gedachten) zijn gekoppeld aan fysiologische processen (lichamelijk)

Overige Indirecte meetmethoden
-Implicit association methods
Indirect meten van sterkte associaties tussen ‘attitude objects’ and ‘specific attributes’. Onbewuste processen proberen te meten (indirect meten). Stereotype. Reactiesnelheid
-Card sort
-Autophotographic reseach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Soorten Factoranalyse (2)

A

1) Exploratieve factoranalyse (EFA)
* wanneer het niet mogelijk is om precies aantal en aard van de dimensies te voorspellen die een meting beoordeelt, of welke items bij welke dimensie horen
* Resultaten vaak dubbelzinnen
Subjectief

2) Comfirmatieve (bevestigende) factoranalyse (CFA)
Wanneer men een a priori voorspelling heeft over het aantal en de aard van dimensies
Wanneer aantal concurrerende voorspellingen of veronderstelde modellen beperkt is
Betrouwbaar
Biedt een algemeen kader voor het aanpakken van convergente validiteit, discriminant validiteit en willekeurige fouten
Beter gebruikt om constructvaliditeit breder te beoordelen dan EFA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Measurement equivalence

A

Meet het instrument in verschillende groepen hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Back translation

A

Poging om het instrument goed te vertalen. Je vertaalt de Engelse vragenlijst in het Nederlands en daarna weer andersom. Komt er hetzelfde uit, dan heb je het dus goed vertaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emic:

A

Gaat uit van het perspectief van de deelnemer
Binnen specifieke culturele groep
Uitgaan dat er veel verschillen zijn

17
Q

Etic:

A

Gaat uit van het perspectief van de onderzoeker
Universeel
Uitgaat dat er geen verschillen zijn