H1 Flashcards

1
Q

Mixed methods

A

Voorziet onderzoekers met rijkere data dat ze help om een betere gevolgtrekkingen te kunnen doen. Complementaire methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Causal laws

A

Toevallige wetten dat past bij positivst aanpak (oorzaak - gevolg bekijken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke wetenschappelijke stromingen? (5)

A

1 Metafysica
○ 300 v.C.
○ Nadenken, filosoferen van aard van werkelijkheid
○ Invloed van kerk
○ Niet empirisch; Alleen maar nadenken en redeneren, geen dataverzameling
Niet toetsbaar

2 Prepositivisme
○ Empirisch, maar slechts beschrijvend
○ Observeren
Niet beïnvloeden/ingrijpen

3 Positivisme
○ 2de helft 19 eeuw en 20e eeuw
○ Streven naar algemene causale wetten
○ Empirisch: dataverzameling
○ Actief, niet alleen beschrijvend, maar ook ingrijpen, voorspellen
Kan op zelfde manier als bij natuurwetenschappen –> causale wetten

4 Constructivisme
○ Perspectief participant centraal
○ Mensen zijn geen ‘dingen’
○ Theorievorming tijdens data verzamelen
○ Streven naar causale wetten misleidend (iedereen reageert anders)
Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap

5 Moderne opvatting (post-positivisme)
○ Neemt kritiek op positivisme serieus
○ Soort mengvorm van positivisme en constructivisme
○ Mixed methods: Verschillende methoden van onderzoek om tot rijkere informatie te komen
○ ‘Spelregels’ voor wetenschap: (normatief)–> methodologisch/logisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Argumenten tegen positivism: (5)

A

1 Deterministic: Miskent vrije wil en alternatieve realiteit
2 Reductionist: Simplificeert te veel
3 Egocentric: Leggen eigen realiteit op
4 Dehumanizing: Ontmenselijken
5 Obtrusive (opdringen) and imprecise (onnauwkeurig): Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de impact van de onderzoekers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naïve psychology

A

Casual observartion. Onze dagelijkse gevolgtrekkingen lijken op wetenschap. Waarnemen-proberen-resultaat-evalueren. Alledaagse wetenschapsprocessen, zonder wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Covariation principle

A

Wanneer de onderzoeker vereenzelvigd wordt met zijn onderzoeksresultaten (shoot the messenger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Casual observation

A

Observatie die je in het dagelijks leven doet als er iets gebeurd wat je niet verwacht. (Drankje wordt gemorst op een ander op een feestje).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Syllogisme

A

Redenering bestaat uit 3 proposities
Premisse 1: Hoogopgeleide ouders doen meer aan voorschoolse leesactiviteiten
Premisse 2: Meer voorschoolse leesactiviteiten leiden tot betere leesvaardigheid
Conclusie: Hoogopgeleide ouders hebben kinderen met betere leesvaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Doelen sociale wetenschappen: (volgens De Groot) (7)

A

1 Overdraagbare(i.t.t. persoonlijke) (publieke) kennis
2 Streven naar waarheid, je kan de waarheid niet weten
3 Grotere zekerheden (dan is het dagelijks leven)
4 Empirische criteria (uitspraken gebaseerd op verzamelde gegevens)
5 Voorspellen (vooraf)
6 Algemene samenhangen
7 Theorieën ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale wetenschappers zijn (5)

A

1 Zelfbewust
2 Werk kritisch beoordeeld door andere wetenschappers (strenger)
3 Systematisch bias voorkomen en gebruik gevestigde (systematische) methoden
4 Altijd gebaseerd op empirisch onderzoek
5 Vertrouwen in theorie indien niet weerlegd, veel verklarende kracht en replicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Casual observation: elementen (2)

A

1) Ideeën en hypothesen over het gedrag van anderen (het construeren van theorieën over menselijk sociaal gedrag)
2) (Kritisch) onderzoeken van die vermoedens en hypothesen. (het kritisch onderzoeken van die theorieën om hun nauwkeurigheid te verbeteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderzoek SW meer omstreden dan NW: (5)

A

§ Onderzoek naar mensen trekt aandacht
§ Sociaal relevante onderwerpen trekken meer aandacht
§ Publiek heeft veel ‘ervaring’ met onderwerp
§ Kan negatieve reacties uitlokken (Rind et al. Effecten seksueel misbruik)
Simpelere onderzoeksmethoden. Komen bijvoorbeeld geen microscopen in voor (oogt informeel en niet indrukwekkend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hulpbronnen voor naïeve hypothese (5)

A

Logische analyse Autoriteit Consensus Observatie Ervaringen uit het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Constructivisme

A

○ Perspectief participant centraal
○ Mensen zijn geen ‘dingen’
○ Theorievorming tijdens data verzamelen
○ Streven naar causale wetten misleidend (iedereen reageert anders)
Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Post-positivisme
- Spelregels wetenschap (2)
- Rekening houden met (5)

A

○ ‘Spelregels’ voor wetenschap: (normatief)
§ Methodologische voorschriften
§ Logische regels (het zit logisch in elkaar)
○ Rekening houden met:
§ Situationele factoren
§ Diverse perspectieven
§ Toepasbaarheid in echte wereld
§ Effect van onderzoeker
§ Respect voor onderzoeksdeelnemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Empirische cyclus (5)

A
  1. Observatie:
    ○ Waarnemen: iets zien/opvallen/dromen
    ○ Idee ontwikkelen n.a.v. waarneming
    ○ Observeren, verzamelen, groeperen, materiaal
    ○ Geen regels
    ○ Wat weten we al?
    ○ Psychologische inductie (proces): Vorming hypothese
    ○ Vorming van (impliciete) hypothese: vermoeden en veronderstellen (psychologische inductie-proces)
    ○ Waarneming: Buurmeisje zit veel op telefoon en heeft weinig concentratie
  2. Inductie
    ○ ISA: Inductie van Specifiek naar Algemeen
    ○ Expliciete formulering van hypothese
    ○ Van specifiek (observatie) naar algemeen (hypothese)
    ○ Moet toetsbaar zijn
    ○ Er moeten concrete, verifieerbare voorspellingen uit af te leiden zijn, die getoetst kunnen worden
    ○ Logisch-methodologische inductie (resultaat): Formulering hypothese
    ○ Algemene hypothese: Veelvuldig social media gebruik leidt tot concentratieproblemen
  3. Deductie
    ○ DAS: Deductie van Algemeen naar Specifiek
    ○ Van algemeen (hypothese) naar specifiek (onderzoeksgroep) à Concreet en toetsbaar
    ○ Expliciete en verifieerbare voorspelling uit hypothese
    ○ Hoe pak je het onderzoek concreet aan? Hoe ga ik dit meten? Hoeveel deelnemers heb ik nodig?
    ○ Specificatie toetsingsprocedure: Hoe ga je toetsen?
    ○ Meetbaar/toetsbaar maken: Operationalisatie van begrippen; hanteerbaar maken van begrippen
    ○ Onderzoeksgroep: 500 leerlingen van willekeurig geselecteerde basisscholen. Experiment ontwikkelen om concentratie bij kinderen te meten en te kunnen vergelijken m.b.t. social media gebruik
  4. Toetsen
    ○ Resultaten
    ○ Werkelijke uitvoering onderzoek
    ○ Dataverzameling, data-analyse en de uitkomsten hiervan
    ○ Participanten werven
    ○ Klopt je voorspelling? Nagaan in hoeverre voorspelling wordt ondersteund
    ○ Vaak druk je dit uit in getal (bijv. correlatiecoëfficiënt)
    ○ Onderzoeksvraag beantwoorden d.m.v. (statische) toetsen
    ○ Altijd met nieuwe data toetsen. Niet met informatie waarop je je hypothese hebt gebaseerd
    ○ Toetsing van de hypothese, beantwoording van de vraag, uitkomst hypothese
    ○ Niet testen op buurmeisje, maar op andere kinderen die binnen de hypothese passen.
  5. Evaluatie
    ○ Evalueren en interpreteren
    ○ Wat betekent mijn onderzoek voor de praktijk?
    ○ In wijder verband trekken (bijv. theorie waaruit hypothese is afgeleid)
    ○ Uitkomsten van de toetsing, in verband gesteld met hypothese, theorie en eventuele nieuwe aansluitende onderzoeken
    ○ Interpretatie: betekenis van uitkomsten
    ○ Subjectiviteit
    ○ Discussie
    ○ Kunnen meningsverschillen ontstaan
    ○ Genereert vaak nieuwe hypothesen à Basis voor vervolgonderzoek
    ○ Loopt over in observatiefase (fase 1)
    ○ Kan aanzet geven om andere leeftijden of met andere meetinstrumenten een vervolgonderzoek te doen