H4 Flashcards

1
Q

Universalistic onderzoek

A
  • Algemeen
  • Theorieontwikkeling
  • Algemene verklaringen/hypothesen en algemene, abstracte constructen
  • Belangrijkste vraag: Kunnen de hypotheses aangetoond worden
  • Details van de setting en de populatie zijn minder belangrijk
  • Sluit goed aan bij ‘laboratory setting’
  • Is intrinsieke motivatie gerelateerd aan academische prestaties? Leidt een gewelddadige game tot agressief gedrag?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Particularistic onderzoek

A
  • Verklaring voor specifiek fenomeen, specifieke groep, specifieke plek
  • Externe validiteit is het hoofddoel. De setting/populatie moet zo goed mogelijk worden omschreven
  • We verwachten niet dezelfde resultaten in een andere setting, is ook niet het doel
  • Vaak kwantitatieve vragen: hoe groot/sterk/hoeveel effect
  • Details van de setting en de populatie zijn erg belangrijk
  • ‘Laboratory setting’ minder bruikbaar
  • Zorgt een nieuwe methode voor betere resultaten bij studenten aan de uva? Heeft de alcoholgrens verhoging in Nederland geleidt tot minder ziekenhuisbezoek bij tieners?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Applied research

A
  • Doel om probleem op te lossen/ verbeteren welzijn mensen
  • Zorgt het hebben van een kat voor minder depressieve gevoelens?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fundamental research

A
  • Belang om te weten/begrijpen
  • Lost niet direct een probleem op
  • Onderzoekt een relatie tussen variabelen
  • Ontwikkelen en verfijnen van nieuwe kennis
  • Is er een verband tussen eenzaamheid en depressie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basis research

A
  • Belang om te weten/begrijpen
  • Lost niet direct een probleem op
  • Onderzoekt een relatie tussen variabelen
  • Ontwikkelen en verfijnen van nieuwe kennis
  • Is er een verband tussen eenzaamheid en depressie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leidt een gewelddadige game tot agressief gedrag?

A

Fundamental- Universalistic (frequent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leidt het spelen van een gewelddadige game tot agressief gedrag bij studenten in Amsterdam?

A

Fundament- Particularistic (zeldzaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is een vriendelijke kat meer effectief dan een kat die contact vermijdt in het tegengaan van eenzaamheid?

A

Applied- Universalistic (zeldzaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zorgt het hebben van een kat voor minder depressieve gevoelens bij ouderen?

A

Applied- Particularistic (frequent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wederkerig verband

A

Beide variabelen zijn zowel afhankelijk als onafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Confederate

A

Handlanger van de onderzoeker die zich voordoet als deelnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Capitalizing on chance

A

Sommige resultaten alleen door toeval significant zijn door het hebben van veel afhankelijke variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Funnel questioning

A

(trechterondervragingen) De onderzoeker stelt in eerste instantie algemene vragen. De vragen worden dan steeds beperkter en eindigen met vragen die gericht zijn op de specifieke misleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Redenen (voordelen) voor laboratory studies: (3)

A

1) Controle realiseren
* Isoleren van externe invloeden
* Voor participanten minder grote kans om afgeleid te raken
* Geïsoleerd van de rest van de wereld
* Minder variatie tussen participanten
* Controle over externe variabelen –> Statistical power (onderscheidingsvermogen)

2) Toepassen van een manipulatie
* Onafhankelijke variabelen zijn makkelijker te manipuleren

3) Construeren van een setting
* Verschillende settingen makkelijk toe te passen
Doordat omstandigheden zelfde zijn, makkelijk te beargumenteren dat het verschil te wijten is aan verschil in manipulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voordelen controle in laboratorium onderzoek(5)

A

§ Vergroting om effect te vinden als deze werkelijk aanwezig is (kans op type II-fout)
§ Beter onderscheiden of er een relatie is of niet (door statistical power)
§ Hoe groter onderscheidingsvermogen, hoe hoger conclusievaliditeit
§ Met groot onderscheidingsvermogen zijn ook kleine effecten te detecteren
§ Met grotere zekerheid conclusies tremmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Typen laboratoriumonderzoek (3)

A
  • Impact studies:
  • Manipulatie bij de proefpersonen
  • Manipulatie heeft direct invloed op het gedrag van participanten
  • Participanten maken onverwachts gebeurtenis(sen) mee
  • Reacties, wat mensen doen van belang
  • Vereisen een zorgvuldige enscenering, zodat deelnemers de gebeurtenissen als echt ervaren
  • Vaak doel onderzoek verborgen gehouden
  • Zorgt het spelen van een gewelddadige tot agressief gedrag?
  • Judgement studies
  • Manipulatie van de onderzoeksstimuli
  • Participanten maken gebeurtenissen niet mee
  • Onderzoeker creëert verschillende versies prikkels en vraagt participanten om direct te reageren
  • Percepties, oordelen of evaluaties op gebeurtenissen, wat mensen denken zijn van belang
  • Ontwikkelen van materiaal wat je gebruikt in andere studies
  • Onderzoek naar vermogen om gezichtsuitdrukking te herkennen. Participanten bepalen de uitdrukkingen van de gezichten. Foto’s waarbij dit goed lukt worden gebruikt bij ‘impact studie’
  • Observational studies
  • Geen manipulatie
  • Geen nadruk op manipulaties of oordelen op verschillende prikkels
  • Focust op details bij observatie van bepaalde interactie of gedrag in de loop van tijd (op afstand)
  • Omgeving hoeft niet per se gemanipuleerd te worden
  • Onderzoek naar groepsprocessen
17
Q

Elementen laboratoriumonderzoek (5)

A

1) Setting
* Setting kan een hint geven waar onderzoek over gaat
* Gebruik coverstory (details weglaten of ander doel dan wordt gezegd)

2) Onafhankelijke variabele
* Construct valideit of experimental realisme
* Confederate (handlanger)
* Manipulatie ingebed in de experimentele stimuli in plaats van in een gebeurtenis die deelnemers ervaren
* Confounders vermijden –> meerdere experimenten uitvoeren
* Deelnemers moeten begrijpen wat ze moeten doen en aandacht besteden aan het stimulusmateriaal, de manipulatie en hun taak –> goede instructies geven

3) Manipulatie checks
* Voorkomen dat manipulatie niet slaagt
* In alle groepen de onafhankelijke variabelen voor en na de manipulatie te meten
* Liefst uitvoeren in voorstudie (pilot)
* Gebruiken voor internal analyses
* Ze helpen de constructvaliditeit van de manipulatie vast te stellen
* Nuttig om te begrijpen wat er gebeurde als een onderzoek niet de voorspelde resultaten oplevert

4) Afhankelijke variabele
* Capitalizing on chance (profiteren van toeval)

5) Debriefing
* Als sprake was van decepty of andere stressvolle procedures
* Kan helpen deelname onderzoek een leerzame ervaring te maken
* Onderzoekers kunnen van hun deelnemers leren of de procedures, instructies en taken duidelijk waren
Funnel questioning werkt het beste

18
Q

Random assignment

A

(Aselecte toewijzing) Het toewijzen van deelnemers aan de verschillende condities (groepen) in je onderzoek

19
Q

Experimental realism

A

De mate waarin manipulaties of maatregelen echt op de juiste manier worden waargenomen

20
Q

Mundane realism

A

(alledaagse realisme) Hoe dicht de procedures en materialen in de laboratory omgeving de echte wereld benaderen

21
Q

Experimenter expectancies

A

Verwachtingen van de afnemer van het onderzoek. Dit beïnvloed het onderzoek. Als een onderzoeker bijvoorbeeld de hypothese weet, kan hij dit onbewust laten merken, wat het onderzoek beïnvloed

22
Q

Expectancy control group desig

A

Gebalanceerd placebo effect. Controle groep met ´experimentors´

23
Q

Demand characteristics

A

Deelnemers pikken subtiele signalen op in het gedrag, de taak of de omgeving van de onderzoeker die hun gedrag beïnvloeden

24
Q

Pilot testing

A

Groep met zelfde kenmerken als onderzoeksgroep het onderzoek nalopen en vragen wat zij denken dat de hypothese is en waaraan zij zagen

25
Q

Experimenter expectancies (proefleidereffecten) voorkomen (2) /verminderen (5)

A
  • Verwachtingseffecten voorkomen
    § Laat proefleider niks weten over onderzoeksdetails
    § Elimineer de interactie tussen proefleiders en deelnemer
  • Verwachtingseffect minimaliseren, niet voorkomen
    § Minimaliseer interactie proefleiders en participant
    § Gebruik meerdere proefleiders binnen/tijdens sessies
    § Laat proefleiders niks weten over condities participant zo lang mogelijk
    § Vertel proefleiders niks over de hypothese
    § Train proefleiders voorzichtig en benadruk het belang van het vasthouden aan standaardisatie
26
Q

Experimenter expectancies (proefleidereffecten) detecteren

A

Observeer gedrag proefleiders

Expectancy control group design

27
Q

Demand characterstics verminderen

Voor (3)
Tijdens (2)
Na (1)

A
  • Voor onderzoek
    § Pilot (bestudeer en identificeer effecten)
    § Protocol
    § Proefleiders trainen
  • Tijdens onderzoek
    § Vermijd confounding (laar conditie en andere variabelen niet samengaan)
    § Ga na of participant het begrepen heeft (oefensessie)
  • Na onderzoek
    §Debriefing