H5 Flashcards
Bradycardia
Je hartslag daalt hard, tot bijna stilstand wanneer je onder water duikt
Otto Loewi
Kikkerhart in een zoutoplossing. Deze zoutoplossing zat aangesloten op en bak met een ander kikkerhart. Het 2e hart reageerde op veranderingen in het eerste hart. Eerste bewijs neurotransmitters
Acetylcholine
Eerst ontdekte neurotransmitter. Activeert spieren. Kan misschien interne organen in ans stimuleren
Epinephrine
Ep
Adrenaline, neurotransmitter in cns. Maakt klaar voor fight or flight
Norepinephrine
NE, noradrenaline. Versnelt hartslag. In brein en sympathische delen van ANS
Parkinson
Motor systeem ziekte. Dopamineverlies in substantia nigra. Trillingen en verlies van vrijwillige beweging
Dopamine
DA, beweging coordineren, attentie, leren
Synaptic vesicle
Membraanachtig deel dat bubbels neurotransmitter bevat
Synaptic cleft
Gat dat het presynaptisch membraan scheid van het postsynaptisch membraan
Elektrische synaps
2 neuronen zijn door een gap junction gekoppeld. Geeft elektriciteit door
Gap junction
Plek van contact waar ionkanalen ervoor zorgen dat ionen van de ene naar de andere cel kunnen
Transporter
Eiwit dat spul door het membraan pompt
Autoreceptors
Zelfreceptor, reageert zelf op het spul dat ie zelf loslaat
Quantum
Hoeveelheid transmitter die gelijk is aan de inhoud van 1 vesicle
Wat kan gebeuren met een losgelaten neurotransmitter
Gaat naar de receptor in het andere neuron
Afbreuk door enzymen
Reuptake
Astrocyte uptake
Axosomatische synaps
Kruising tussen axon en soma
Axodendritic synaps
Axon en dendriet koppeling
Inhibitory synaps
Vaak op soma
Blokkeert actiepotentiaal
Platte vesicles
Minder dicht membraan
Kleine cleft
Kleine actieve zone
Excitory synaps
Op schaft of spine van een dendriet
Activeert actiepotentiaal
Rondere vesicles
Dichtere membranen
Wijdere ckeft
Grote actievere zone
4 criteria voor het identificeren van neurotransmitters
Gemaakt of aanwezig in neuron
Als de neuron actief is moet het losgelaten worden
Dezelfde receptoractie moet plaatsvinden wanneer we het kunstmatig plaatsen
Er moet een mechanisme zijn om restanten op te ruimen
Putative transmitter
Waarschijnlijk een transmitter
Renshaw loop
Een motor neuron en een inhibitory cell zijn circulair verbonden. De motor neuron wordt geinhibeerd door de andere cell wanneer de motor neuron actief wordt
4 type neurotransmitter
Small molecule transmitter
Peptide transmitter
Lipid transmitter
Gaseous transmitter
Small molecule transmitter
Snelreagerende neurotransmitter, gemaakt in axon, gemaakt uit voedsel
Histamine
Controleert opwinding en wakker worden. Tegenhouden van smooth muscles. Allergien
ACh
Acetylcholine
H
Histamine
DA
Dopamine
NE of NA
Norepinephrine of noradrenaline
EP
Epinephrine
5-HT
Serotonine
Glu
Glutamate
GABA
Gamma amino butyric acid
Gly
Glycine
Maken van acetylcholine
AcetylCoA brengt acetaat naar de transmitter synthese kant
ChAT maakt choline van acetaat
ChAT maakt ACh van choline
In de cleft haalt AChE acetaat van choline af
Alles wordt opgenomen
Glutamine
Glu
Aminozuur
Stimuleert neuron
Serotonine
5-HT, amine, reguleert mood, agressie, honger, opwinding, pijnperceptie en zweten
Gamma amino butyric acid
Gaba, aminozuur. Kalmeert neuronen
Tyrosine cyclus
Tyrosine wordt L-dopa wordt dopamine wordt norepinephrine wordt epinephrine
Neuropeptide
Minder dan 100 peptides, multifunctionele aminozuurketting, neurotransmitter of hormoon. Helpt met leren
Endocannabidiod
Vettige neurotransmitter
Gemaakt in postsynaptisch membraam
Doel is presynaptisch membraan
Honger, pijn, slaap, mood, geheugen, angst en stress
Nitric oxide
NO
Gaseous neurotransmitter
Ontspant bloedvaten
Helpt met voedselverwerking
Activeert celmetabolisme
Carbon monooxide
CO
Gaseous neurotransmitter
Activeert celmetabolisme
Hydrogen sulfide
H2S
Gaseous neurotransmitter
Kalmeert celmetabolisme
Ionotropisxhe receptors
In het membraan
Bindplek voor transmitter
Werkt als porie voor ionen
Verandert de spanning snel
Metabotropic receptors
In het membraan
Bindplek voor transmitter
Gelinkt aan g-protein
Invloed op andere receptors
Invloed op andere processen
G-protein
Guanyl nucleotide bindend eiwit, gekoppeld aan een receptor
Bind aan andere eiwitten wanneer geactiveerd
3 units, alfa, beta en gamma
Alfa unit valt uit wanneer een neurotransmitter bind
Losse alfa beinvlord ionenstroom en kanaalopening
Subunit
Eiwit dat bind aan andere eiwitten
Second messenger
Stof die biochemisch proces in gang zet na geactiveerd te zijn door een neurotransmitter
Nicotonic acetylcholine receptor
Bind met ACh
Opent ionenporie wanneer geactiveerd
Depolariseert spiervezel
Cholinergic neuron
Met name ACh
Activating system
Reguleert breinsysteem met 1 neurotransmitter
Soma in hersenstam
Acons verspreid over CNS
Cholinergic systeem
ACh
Behoud concentratie en het wakkere eeg patroon
Kan een rol spelen in geheugen
Minder cholinergische neuronen en minder ACh in de neocortex linkt gelinkt te zijn aan Alzheimer
Dopaminergic systeem
Nigrostriatal pathways
Mesolimbic pathways
Nigrostriatal pathways
Actief in het behoud van normaal motor gedrag
Minder DA hier lijkt gerelateerd in de spierstijfheid en dyskinesia in Parkinson
Mesolimbic pathway
Dopamine release zorgt voor plezier en beloning
Systeem meest aangedaan door verslavende drugs
Teveel DA lijkt gerelateerd aan schizofrenie
Te weinig DA lijkt gerelateerd aan attentietekort
Noradrenergic systeem
NE
Behoud van emotionele toon
Minder NE lijkt gelinkt aan depressie
Meer NE lijkt gelinkt aan mania
Minder NE lijkt ook gelinkt aan adhd
Serotonic system
- Behoud van het wakkere eeg patroon
- Verandering lijkt gelinkt aan OCD, tics en schizofrenie
- Minder 5-HT is gelinkt aan depressie
- Gekke dingen in 5-HT neuronen zijn gelinkt aan slaap apneu en SIDS
Habituatie
Gewenning
Minder ca+
Sensitisatie
Alerter
Meer ca+
Ptss
Filopodia
Steeds veranderende uitstulpingen
Worden de dendrietspinen
Veranderen elke paar seconde
Helpt met leren
Microtubule
Transportstructuur, brengt spul naar acon terminal
Synaptic vescle
Bubbel met neurotransmitter
Storage granule
Bewaart synaptic vesicles