H2 Flashcards

1
Q

Agenisis

A

Breindelen die niet ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ataxia

A

Falen in spiercoördinatie en balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schade aan cerebellum (symptomen)

A

Falen in spiercoördinatie
Falen in balans
Cognitief falen
-moeite met abstract denken
-moeite met taal
-moeite met emotiecontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neuronverdeling

A

80% van de neuronen zitten in het cerebellum bij een mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autisme (neurologisch)

A

Gelinkt aan dysfunctie van cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Adaptability

A

Aanpassen aan de wereld om je heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neuroplasticity

A

Je NS past zich aan naar omgevingsveranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

NS

A

Nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Phenotypic plasticity

A

Iemands vermogen om meer dan 1 fenotype te ontwikkelen via 1 genotype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Somatic neurons

A

Verzamelen sensorische info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Enteric nervous system

A

ENS, controleert voedselverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ENS

A

Enteric Nervous System

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Anatomische organisatie

A

Nervous systeem bestaat uit central nervous system (CNS) en pheripheral nervous system (PNS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Central nervous system

A

CNS, bestaat uit brein en spinal cord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CNS

A

Central nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pheripheral nervous system

A

PNS, bestaat uit somatic nervous system, autonomic nervous system en enteric nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

PNS

A

Pheripheral nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Functionele organisatie

A

Nervous system bestaat uit
-Central nervous system
-Somatic Nervous system
-Autonic nervous system
-Enteric Nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Somatic nerves system

A

SNS, geeft sensatie door en produceert beweging. Bestaat uit cranial nerves en spinal nerves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

SNS

A

Somatic Nervous System

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Autonomic Nervous System

A

ANS Balanceert interne functies. Sympatische en parasympatische divisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ANS

A

Autonomic nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Enteric nervous system

A

ENS, controleert darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ENS

A

Enteric nervous system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Afferent
Info naar CNS
26
Efferent
Info uit CNS
27
Meninges
3 laagse protectie tussen schedel en brein 1. Dura mater 2. Arachnoid layer 3. Pia mater
28
Dura mater
Dubbele harde buitenste laag van meninges, zit vast aan schedel
29
Arachnoid layer/ spinnewebvlies
Middelste meninges. Hele dunne laag van connectief weefsel die de vorm van je brein volgt. Geen bloedvaten in tegenstelling tot de andere 2
30
Pia mater
Redelijk stevig membraan dat aan de rand van je brein plakt
31
Ipsilateral
Dingen die aan dezelfde kant liggen
32
Contralateral
Dingen die aan de andere kant liggen
33
Bilateral
Iets wat in beide hemispheren ligt
34
proximal
Dingen die dicht bij elkaar liggen
35
Distal
Dingen die ver uit elkaar liggen
36
Coronal
Verticaal
37
Horizontal
Horizontaal
38
Sagittal
Van voor naar achter
39
Anterior
Richting de voorkant
40
caudal
Richting het eind van het dier
41
Dorsal
van boven naar beneden
42
Frontal
van de voorkant
43
inferior
van onderen
44
lateral
richting de zijkant
45
medial
richting het midden
46
posteriar
richting de achterkant
47
rostal
richting de voorkant
48
superiour
vanaf boven
49
ventral
van onder
50
Cerebrospinal fluid
CSF, heldere oplossing van NCl en andere zaken die de ventrikels vullen en rondgaan in de subarachnoid plek
51
CSF
Cerebrospinal fluid
52
Cerebral cortex
Dun gevouwen laag zenuwtissue, bestaand uit de neuronen in de buitenste laag van je grote hersenen, ook wel je neocortex
53
Temporal lobe
Deel van de cerebral cortex dat werkt met horen, taal en muziek
54
Frontal lobe
Heeft te maken met executieve functies
55
parietal lobe
Stuurt beweging richting een doel
56
occipital lobe
Alles te maken met zien
57
Central sulcus
Groef tussen parietal en frontal lobe
58
Lateral fissure
Groef tussen temporal en frontal lobe
59
cranial nerves
Hersenzenuwen
60
longitudinal fissure
gleuf tussen de 2 hersenhelften
61
meningitis
Infectie van CSF, zware hoofdpijn en een stijve nek
62
Encephilitis
Infectie van het brein zelf
63
Gyrus
Bobbel door de vouwen van de cerebral cortex
64
Sulcus
Groef in het brein, meestal in de neocortex of het cerebellum
65
3 grote bloedvaten
Anterior, middle en posterior cerebral bloedvat
66
Gray matter
Delen van het nervous system bestaand uit cell lichamen en bloedvaten die info verzamelen en aanpassen
67
White matter
Deel van het zenuwstelsel rijk aan vette neuronale axonen die connecties vormen tussen brein cellen
68
Lateral ventricles
De gaten onder de corpus callosum, bevatten CSF en werken als kussen en om het metabolisme van het brein op gang te houden
69
Ischemic stroke cva
Geblokkeerde ader, door een bloedklot
70
Hemorrhagic stroke cva
Gebarst bloedvat, lekt in het brein
71
Corpus callosum
200 miljoen zenuwen tussen de 2 hersenhelften
72
Delen die niet in beide hemispheren voortkomen
Third ventricle fourth ventricle pineal gland
73
Glia
Veranderen van de werking van neuronen door bv insulatie. 87 miljard cellen
74
Nucleus
Groep cellen dat een cluster vormt, worden zichtbaar gemaakt met een speciaal soort verf
75
Nerve
Grote collectie axonen samen gepakt buiten het CNS
76
Tract
Grote collectie axonen samengepakt binnen het CNS
77
Forebrain
Neocortex Basal ganglia Limbic system Olfactory bulb Lateral ventricles
78
Brainstem
Tussenbrein middenbrein spinal brein accros brain
79
Tussenbrein (naam)
diencephalon
80
Tussenbrein opbouw
Thalamus, hypothalamus, pituitary gland, pineal body, third ventricle
81
Middenbrein naam
Mesencephalon
82
Middenbrein opbouw
Tectum tegmentum cerebral aquaduct
83
Tectum bestaat uit
Superior colliculus inferior colliculus
84
Superior colliculus
Ontvangt visuele input
85
Inferior collicullus
Ontvang auditaire input
86
Tectum taak
Sensory processing, deel van het visueel en auditief systeem. Zorgt voor het bedenken en orienteren van beweging
87
Tegmentum taak
Bewegingsgerelateerd, soortspecifiek en pijnperceptie
88
Thalamus opbouw
dorsomedial nucleus lateral geniculate nucleus medial geniculate nucleus
89
Thalamus taak
20 oneven nuclei integreert info uit sensorische systemen en stuurt deze naar het goede stuk in de neocortex
90
Dorsomedial nucleus
Gaat richting de frontaalkwab, heeft te maken met reuk
91
Lateral geniculate nucleus
gaat richting de visuele cortex, afgekort LGN
92
Medial geniculate nucleus
Gaat richting de auditieve cortex
93
Taak hypothalamus
Temperatuur regulatie eten en drinken sexueel gedrag Bestaat uit 22 kleine nuclei
94
Neocortex
Cerebral cortex, recentst ontwikkeld, buitenste laag. Bestaat uit 6 lagen grijze stof construeert onze realiteit
95
Allocortex
3 of 4 lagen motivatie en emotie aangrenzend aan de neocortex
96
Cytoachitectonic map
Map van de neocortex, gebaseerd op de organisatie, structuur en verdeling van cellen
97
Basal ganglia opbouw
Caudate nucleus putamen globus pallidus
98
Basal ganglia
Controleert vrijwillige beweging
99
Parkinson disease
Stoornis van het motor systeem, gecorreleerd aan het verlies van dopamine in het supstantia nigra. Gekarakteriseerd door trillingen, stijve nek en verminderde spiercontrole
100
Tourette syndrome
Stoornis in de basal ganglia, gekenmerkt door tics, onvrijwillige spraak en beweging, met name in het gezicht en het hoofd
101
Limbic system opbouw
Cingulate cortex amygdala hippocampus
102
Limbic system taak
Voorbrein delen tussen de neocortex en de hersenstam die affectief en motivationeel gedrag en delen van het geheugen beinvloeden
103
Cranial nerve
1 van de 12 zenuwsets die sensorische en motorische functies controleren in het hoofd, de nek en de interne organen
104
vertebrae
Botten die de spinal column vormen
105
olfactory nerve
1, reuk
106
optic nerve
2, zien
107
oculomotor nerve
3, oogbeweging
108
trochlear nerve
4, oogbeweging
109
trigemninal nerve
5, ritmische beweging zoals lopen en ademen, en gezichtsgevoel
110
abducens nerve
6, oogbeweging
111
Facial nerve
7, Gezichtsgevoel en gezichtsbewegine
112
Auditory vestibular nerve
8, horen en balans
113
Glossopharyngeal nerve
9, tong en keelholtebeweging en gevoel
114
vagus nerve
10, hart, bloedvaten, ingewanden en keel en strottenhoofdbeweging
115
spinal nerve
11, nekbeweging
116
hypoglassal nerve
12, tongbeweging
117
Dermatome
Lichaamsdeel dat hoort bij een deel van de spinal cord
118
5 delen van de ruggengraat
cervical nerves thoracic nerves lumbar nerves sacral nerves coccygeal segment
119
Cervical nerves
hoofd, schouders en armen
120
thoracic nerves
rug tot taille
121
Lumbar nerves
taille tot bilnaad en voorkant van benen
122
sacral nerves
kont en achtekant benen
123
Coccygeal segment
stuitje
124
posterior root
Zenuwen die je ruggengraat in lopen, zijn afferent
125
Anterior root
Zenuwen die je ruggengraat verlaten, efferent
126
Law of Bell and Magendie
Sensoriche zenuwen zijn dorsaal en motorische zenuwen zijn ventraal
127
collateral brache
deel van neuron dat aan je linkerkant zit, maar invloed heeft op je rechterkant
128
Bell palsy
gezichtsverlamming door ontsteking van het motorische deel van de gezichtszenuw
129
sympathetic division
Spoort het lichaam aan tot acite, fight of flight response, verhoogde hartslag
130
Parasympathetic division
Spoort het lichaam aan om te rusten, lagere alarm rate en voedselverwerking wordt actiever
131
Plexus
Laag waarin ENS neuronen liggen
132
Microbiome
Darmbacterien, 10^14 stuks
133
Psychobiotics
Microorganismen die gebruikt worden om gedragsstoornissen te behandelen
134
10 principes van het NS
1. Het NS zorgt voor beweging in een waarneembare wereld 2. Het NS werkt door neuroplasticiteit 3. de meest hersenroutes zijn gekruist 4. Het CNS werkt op verschillende niveau's 5. Het brein is zowel symmetrisch als asymmetrisch 6. Hersenen zijn hierarchisch georganiseerd 7. Sensorische en motorische delen mengen zich in het NS 8. Het brein verdeelt sensorische input naar object herkenning en motorische controle 9. breinfuncties zijn gelocaliseerd en verdeeld 10. Het NS werkt door activatie en inhibitie te juxtaposen
135
Epidural bloeding
Bloeding tussen dura mater en schedel
136
Subdural bloeding
Bloeding tussen spinnenvlies en pia mater
137
Subarachnoid bloeding
Bloeding onder pia mater