H4 Flashcards

1
Q

Elektrografische seizures

A

Periodes van overmatige neurale syncchroniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

EEG

A

Electroencephalogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Treatise on man

A

Boek van Descartes
1e poging tot uitleg NS
Dualisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 vragen van Descartes

A
  • Hoe detecteren onze zenuwen een stimulus, en informeren ze ons brein?
  • Hoe bepaalt het brein wat de juiste reactie is?
  • Hoe stuurt het brein spieren aan?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stephan Gray

A

Met een statisch geladen staaf maakt hij een jongen statisch. Wanneer hij een stuk metaalfolie bij de neus van de jongen hield boog dit om.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fritsch en Hitzig

A

Elektrische stimulatie in de neocortex zorgt voor beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bartholow

A

Mary had een bloodliggende neocortex, Bartholow maakte 2 elektrodes vast aan haar brein en sloot deze aan. Ze verkrampte op sommige plekken samen en dit deed veel pijn.

Veel kritiek op dit onderzoek door de onethische omgang met patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Caton

A

De eerste die de spanning in het brein mat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bernstein

A

Neuronale reacties produceren elektriciteit
Lading kan veranderen
Signaal wordt doorgegeven als geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 factoren die de beweging van anionen en catonen beinvloeden

A

Diffusie
concentration gradient
voltage gradient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diffusie

A

De concentratie verdeeld zich geleidelijk over het hele opp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Concentration gradient

A

Verschil in relatieve overbodigheid van een stof. Als je dit hebt kan diffusie ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voltage gradient

A

Verschil in lading tussen 2 delen zorgt voor een spanningsverloop wanneer deze aansluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cationen

A

K+, Na+ etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anionen

A

Cl- etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Resting potential

A
  • Elektrische lading over een geinsuleerd celmembraan wanneer er geen stimulatie is
  • -70 mV in de cel
  • +70 mV buiten de cel
  • Varieert tussen de -40 en -90 mV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Na+-K+ pomp

A

2 K+ gaan in de cel wanneer 3 Na+ de cel verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Graded potentiaal

A

Een klein spanningsverschil over het celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hyperpolarization

A

Verhoging van elektrische lading over het membraan

Vaak door meer toevoer van Cl- of Na+, of door de afvoer van K+

20
Q

Depolarization

A

Verlaging in elektrische lading over het membraan

Meestal door de toevoer van Na+

21
Q

TEA

A
  • tetraethylammonium
  • Blokkeert K+ kanalen
  • Blokkeert hyperpolarisatie
22
Q

TTX

A
  • Tetrodotoxin
  • Blokkeert Na+ kanalen
  • Blokkeert depolarisatie
23
Q

Actiepotentiaal

A
  • Korte maar grote switch in de polariteit van een membraan
  • Duurt 1 ms
24
Q

Threshold potentiaal

A
  • Spanning in het membraan waarbij het actiepotentiaal getriggert wordt
  • Ongeveer -50 mV
  • Ook wel treshold limit
25
Voltage sensitive channels
Na+ kanalen zij gevoeliger dus openen eerst K+ kanalen openen later Na+ kanalen hebben 2 poorten, bij + 30 mV sluit poort 1
26
Absolutely refractory
Staat van een axon in de repolarizing period Kan geen niet actiepotentiaal plaatsvinden
27
Relatively refractory
Staat van de axon in een later deel van het actiepotentiaal Verhoogde stroom is nodig om een ander actiepotentiaal te krijgen K+ kanalen zijn nog open
28
Nerve impulse
Voortzetting van een actiepotentiaal in het membraan van een axon
29
Max rate van actiepotentialen
200 stuks per seconde
30
Hoe wijd is de menselijke axon
30 micrometer
31
Node of Ranvier
Blootliggend deel van een axon Niet beschermd door myelin
32
Saltatory conduction
Snelle voortzetting van actiepotentialen bij verschillende nodes of Ranvier Saltatory betekend springend Efficienter
33
Multiple sclerosis
Myelin die door de oligodendroglia wordt gemaakt is beschadigd
34
Excitatory postsynaptic potentials
EPSP Korte depolarisatie van het neuronmembraan als reactie op stimulatie Maakt de neuronen een beetje klaar om te vuren
35
EPSP
Excitory postsynaptic potentials
36
Inhibitory postsynaptic potentials
IPSP Korte hyperpolarisatie Maakt de neuron een beetje minder klaar om te vuren
37
IPSP
Inhibitory postsynaptic potentiaals
38
Initial segment
Plek bij of overlappend met de axon hillick waar het actiepotentiaal begint
39
Temporal summation
Het optellen van 2 potentialen wanneer ze vlak achter elkaar komen
40
Spatial summation
Het optellen van 2 potentialen wanneer ze vlak achter elkaar komen
41
Back propagation
Omgedraaide beweging van het actiepotentiaal Impuls gaat in de soma en de dendrieten Maakt deel uit van neuroplasticiteit en leren
42
Optogenetics
Transgenic techniek genetica en licht gebruiken om bepaalde cellen de stimuleren of calmeren
43
Stretch sensitive channels
Kanaal in het membraan van een sensory neuron dat activeert bij het uitrekken van het membraan
44
End plate
Deel van de spier die geactiveerd wordt door de neurotransmitter acetylcholine
45
Transmitter-sensitive channel
Recepter complex die zowel een receptor kant heeft voor een bepaald molecuul, en een porie waar ionen door kunnen
46
Amyotrophic lateral sclerosis
ALS
47
Myasthenia gravis
Acetylcholine past niet in de receptors Zwakte en vermoeidheid