H3 Flashcards

1
Q

Wat is een leverancier?

A

Partij die volgens afspraken services levert aan een klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een klant?

A

Partij die overeenkomst aangaat met de leverancier over het afnemen van de services

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een gebruiker?

A

Persoon die door de klant geautoriseerd is voor het gebruiken van de service Klant kan ook de gebruiker zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een service?

A

Voorziening die door leverancier beschikbaar gesteld wordt aan de klant, met hierbij ondersteuning op het gebruik; Ondersteunde voorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een voorziening?

A

Combinatie van goederen en handelingen die bij een service aan een klant beschikbaar worden gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt ondersteuning in?

A

De hulp die een klant ontvangt van de leverancier, bij het gebruik van de voorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt een facilitaire service in?

A

Het voortdurend beschikbaar stellen en ondersteunen van een voorziening ten behoeve van de primaire taken.

(voorbeeld: bij een school het beschikbaar stellen van lokalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt het begrip “Facility Management” in?

A

Het managen van de uitvoering van de secundaire taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een interne klant?

A

Een team levert services aan andere teams in dezelfde organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een externe klant?

A

Organisatorische scheiding tussen leverancier en klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bestaat een service uit?

A

Mix van goederen en gedrag;

Bvb zout
Goederen: een kilo zout
Gedrag: eten zouter maken

Hierbij houdt gedrag in waar je het voor kunt gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een directe service?

A

Relieving; Leverancier voert het uit voor de gebruiker;

OV, wasserij etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een indirecte service?

A

Enabling; gebruiker doet zelf wat met de aangebode service;

Leaseauto, wasmachine, boekhoudingssoftware etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een service bestaat dus uit de voorziening en ondersteuning. Door wat worden deze gekenmerkt?

A
  • Functionaliteit: Dat wat de gebruiker met de voorziening kan doen
  • Functioneren: Het gedrag van de voorziening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor logic volgt de waardeketen van Porter?

A

Goods-Dominant; Hierbij staat de goederenstroom centraal

Services werden beschouwd als “add-ons”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het waardedisciplinemodel van Treacy & Wiersema in?

A

De klant bepaald bij dit model tot welke categorie een organisatie bij behoort; Beschrijft drie dimensies waarlangs een leverancier een waardepropositie kan definiëren

17
Q

Wat zijn de drie dimensies volgens het waardedisciplinemodel van Treacy & Wiersema? (en leg uit)

A
  • Operational excellence
    • Focus op uitvoering
    • Technische prestaties centraal
    • Kosten zo laag mogelijk
  • Product leadership
    • Leverancier levert de beste service in de markt
    • Creativiteit, voortdurende verbeteringen. vernieuwingen en flexibiliteit staan centraal in bedrijfsvoering
  • Customer intimacy
    • Leverancier stelt de klant centraal bij ontwikkeling en levering van service
    • Leverancier streeft naar een innige en langdurige relatie met de klant (aldus customer loyalty)
18
Q

Wat houdt het kwaliteitsverbetermodel van Deming in?

A

PDCA; Plan, Do, Check, Act;
Continue kwaliteitsverbetering

  • Plannen (plan): Stel vast wat wanneer moet gebeuren, wie dat gaat doen, hoe en waarmee
  • Uitvoeren (do): Voer de geplande activiteiten uit
  • Meten (check): Stel vast of de activiteiten opleveren wat verwacht wordt
  • Aanpassen (act): Stel gewenste verbeteringen vast voor plannen
19
Q

Wat is een storingsmelding?

A

Een melding van een klant bij een leverancier over een storing in de overeengekomen diensteverlening

20
Q

Wat is een klacht?

A

Uiting van ontevredenheid met de ervaren service

21
Q

Wat houdt klanttevredenheid in?

A

De beleving door de klant, van de mate waarin de klantwensen zijn gerealiseerd