H2 Flashcards

1
Q

Wat is een practice?

A

Een werkwijze om een taak in de praktijk uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een principe?

A

Een fundamentele, algemeen toepasbare regel of overtuiging, die geldt als richtlijn voor het gedrag van een persoon of systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een framework?

A

Een gestructureerde set practices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de populaire frameworks?

A
  • COBIT
  • TOGAF
  • ASL
  • BISL
  • ITIL
  • DEVOPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een best practice?

A

Beste manier om een werkwijze uit te voeren, succesvolle keuze voor het doel van de werkwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een methode?

A

Vaste, weldoordachte manier van handelen om een bepaald doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een methodiek?

A

Samenhangende set methoden, of overkoepelende methode die diverse sub methoden bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een methodologie?

A

Hulpwetenschap, die manieren bestudeerd om problemen op te lossen;
leer van de te volgen methoden;
de theorie en principes achter de methoden of methodiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 11 USM principes? (ongeveer)

A
  • Functiescheiding ondersteund control
  • Standaardisatie borgt voorspelbaarheid van prestaties
  • Systemen worden gestructureerd door ze te compartimenteren
  • Gestructureerde werkwijzen leiden tot voorspelbare prestaties
  • Wat gaat voor wie en hoe
  • De klant bepaalt de kwaliteit van de service
  • Proces gaat voor project of lijn
  • Architectuur leidt tot transparante en consistente beslissingen
  • Een definitie heeft geen bijzinnen(alleen een hoofdzin)
  • Methodes zijn consistent
  • Grote verandering pas je met kleine stapjes aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt het begrip “waarde” in?

A

Verandering van de vitaliteit van een systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat moet er gebeuren indien er toegevoegde waarde gecreëerd moet worden?

A

Dan moet de vitaliteit van het systeem verbeterd worden;

Vitaliteit staat synoniem voor kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het volwassenheidsmodel van Richard Nolan in?

A

Volwassenheid van leverancier wordt weergegeven in 5 stappen.
Bij de eerste 3 stappen is de leverancier vooral intern gericht
Bij stap 4 en 5 is de leverancier vooral extern gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 5 stappen op volgorde in het volwassenheidsmodel?

A
  1. Technologiegedreven
  2. Systeemgericht
  3. Servicegericht
  4. Klantgericht
  5. Business-gericht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt co-creatie in?

A

Uitwisselen van resources tussen betrokkenen. Klant en leverancier zijn beide betrokken bij het gezamenlijk creëren van een service.
Er is hier sprake van een uitwisseling van waarde bij interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt S-D logic in?

A

Service-Dominant logic;
Maximale benutting van dienstverlening zoeken en daarmee de co-creatie van waarde te weten realiseren;
Om dit te bereiken moet zowel de klant ALS leverancier minimaal bij stap 4 zijn in het volwassenheidsmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de G-D logic in?

A

Goods-Dominant logic:
Vooral gericht op het leveren van product zelf door leverancier. Indien de klant en leverancier beiden zich in stap 1-3 bevinden in het volwassenheidsmodel.
Geen sprake van co-creatie, aangezien er weinig interactie is tussen leverancier en klant

17
Q

Hoeveel principes bevat USM?