H23: overheidsfinanciën Flashcards
begroting + 5 principes
Een begroting is een overzicht van alle ontvangsten en uitgaven van een overheid gedurende een jaar.
Deze dient te voldoen aan 5 principes:
- Annaliteit: jaarlijks opgesteld
- Universaliteit: alle uitgaven en ontvangsten
- Eenheid: de begroting is een geheel
- Specialiteit: elke uitgave wordt toegewezen aan een doel
- Openbaarheid: iedereen mag het inkijken
inkomsten van de overheid (T) (3 soorten)
belastingen:
Een betaling van een huishouding aan een overheid waarbij er geen directe band bestaat tussen het te betalen bedrag en de mate waarin de betrokken huishouding gebruikmaakt van de dienstverlening van de overheid (geen profijtbeginsel)
- Indirecte belastingen: bv. btw & accijnzen
- Directe belastingen: bv. inkomensbelastingen & belastingen op winst
parafiscaliteit:
Wel profijtbeginsel: door te betalen, bouw je rechten op
- bv. op een pensioen of op een werkloosheidsuitkering.
retributies en contributies:
Wel profijtbeginsel: je koopt verplicht goederen of diensten van overheidsorganisatie
- bv. huisvuilzak of parkeermeter
uitgaven van de overheid
overheidsconsumptie (G):
Bestedingen van de overheid aan collectieve goederen
Sociale transfers (STR): Bestedingen van de overheid aan de sociale zekerheid of sociale bijstand (OCMW)
Rentelasten (R):
Rentebetalingen op de uitstaande staatsschuld
begrotingsaldo
Saldo = ontvangsten - uitgaven
= T - (G + STR + R)
als T > (G + STR + R) => overschot
als T < (G + STR + R) => tekort
saldo(primair) = T - (G + STR) (zonder rentelasten)
overheidschuld
Bij een begrotingstekort moet de overheid geld lenen in het buitenland: we spreken van een overheidsschuld.
= Het totale bedrag dat de overheid heeft ontleend. Het is de som van alle tekorten die de overheid in
het verleden heeft geleden min alle reeds afgeloste schuld.
rente sneeuwbal
= Wanneer hoge rentelasten (vanwege hoge uitstaande schuld) ervoor zorgen dat er jaar na jaar
extra schulden moeten worden gemaakt.