H14: psychologische stoornissen Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

MAO-remmers

A

een enzym van het presynaptische uiteinde dat catecholamines en serotonine afbreekt tot inactieve metabolieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

SSRI’s

A

specifiek effect op serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SRNI’s

A

nieuwere medicijnen die de heropname van serotonine en noradrenaline blokkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atypische antidepressiva

A

bupropin, sint-Janskruid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dysthymie

A

lange-termijn gebrek aan plezier in het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

electro convulsieve therapie

A

elektrische schok op hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

manie

A

wordt gekenmerkt door onvermoeidheid, opgewondenheid, blijdschap, lachen, zelfvertrouwen en het verlies van remming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hypomanie

A

milde fases van manie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bipolaire stoornis 1

A

depressie met manische periodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bipolaire stoornis 2

A

depressie met hypomanie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

schizofrenie

A

schizofrenie is een ernstige en complexe psychiatrische ziekte, die gepaard gaat met psychoses. Bij deze hersenaandoening verliest iemand het contact met de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

neurodevelopmental hypothese

A

prenatale en neonatale risicofactoren leiden tot afwijkingen in het ontwikkelende brein, dat daardoor gevoelige is voor omgevingsfactoren zoals stress, leidend tot: milde hersenafwijkingen, ernstige gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dopamine hypothese

A

schizofrenie komt door een teveel aan activiteit van dopamine in de synapsen in bepaalde hersengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

glutamaat hypothese

A

schizofrenie heeft te maken met verminderde afgifte glutamaat en minder glutamaat receptoren in de prefrontale cortex en hippocampus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

autisme

A

verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op een kwetsbaarheid op de volgende gebieden: sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken en handelen en het filteren en integreren van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

antagonist

A

een drug die het effect van een neurotransmitter blokkeert

17
Q

agonist

A

een drug die effecten nabootst of versterkt

18
Q

craving

A

een persoon zoekt de hele tijd naar het product of de activiteit

19
Q

tolerantie

A

het vermogen een chemische stof te kunnen verdragen en daarmee samenhangend het verschijnsel dat iemand steeds grotere hoeveelheden van een stof nodig heeft om hetzelfde gewenste resultaat te bereiken

20
Q

ontwenning

A

wanneer het lichaam eraan gewend is om drugs onder bepaalde omstandigheden te krijgen, dan zal het sterk reageren op de afwezigheid van drugs

21
Q

Antabuse

A

helpt tegen een alcoholverslaving. door het opwekken van misselijkheid na het innemen van die pil en alcohol

22
Q

methadon

A

lijkt op heroïne en morfine. wordt gebruikt voor verslavingen

23
Q

tardieve dyskinesie

A

tremoren en andere onvrijwillige bewegingen