H14 crimografie en de meting van CT en onveiligheid Flashcards
metingen ahv 2 methoden
- officiele cijfers
- politiestatestieken: realistisch of institutioneel standpunt
- gerechtelijke statistieken: legalistisch strandpunt - surveymethodes
- zelfrapportage
- slachtofferenquetes
frequenties
= absolute CTcijfers
Incidentie
= aantal keer dat een bepaald kenmerk/ gebeurtenis geobserveerd wordt in een bepaalde tijdsspanne ifv het aantal subjecten in de onderzoekpopulatie
= CT GRAAD => aantal gepleegde feiten door de onderzoekspopulatie in een bepaalde tijdsspanne
(aantal gepleegde feiten X 100.000) / aantal pers i/d populatie
prevalentie
= aantal personene drager van bepaald kenmerk in bepaalde tijdspanne ifv het aantal subjecten in de onderzoekspopulatie
( aantal personen met kenmerk A X 100.000) / aantal personnen binnnen populatie
CT index
= gewogen graad met delicten die eerder ernstig zijn
vb. ( diestal (40%) + autodiefstal (40%) + … X 100.000) / inwonersaantal
4 meetfouten bij survey methodes
- non-responsfouten
- biases
- cognitieve bias
- geheugenfouten
non-respons fouten
= niet alle geselecteerde units nemen effectief deela
3 soorten biases/ responsfouten
a) responsset
b) responsstijl
a) responsset: tijdelijke afleiding/ motivatie
b) responsstijl: bewuste gedrag –> het gedrag dat je laat zien in je werkomgeving, waarvan je denkt dat de omgeving van je vraagt
- sociaal wenselijkheid
- satisficing
- yea-saying/ acquiescence
sociaal wenselijkheid
antwoord geven die meest acceptabel is
satisficing
respondent maakt niet duidelijk en rustig hun keuze, ze willen er snel an af zijn –> kiezen antwoord in het midden
= straightlining
Acquiesence/ yea-saying
instemmen met de onderzoeker
cognitieve bias en geheugenfouten
cognitieve bias: overgeneralisering en representativiteitsheuristiek –> overschatten
geheugenfouten:
- telescoping: feiten voor/ na referentieperiode toch binnen die periode trekken
- vergeten
3 pijnpunten bij meting van onveiligheid
ethisch-deontologisch
inhoudelijk-conceptueel
methodologisch
ethisch-deontologisch
onveiligheid is geen objectief probleem
–> sociale problemen worden steeds vaker als veiligheidsproblemen gedefinieerd
inhoudelijk-conceptueel
–> fear of crime paradox
onderscheid nodig tussen fear of crime en concern of crime
angst voor CT afhankelijk van veel meer dan alleen CT
- kwetsbaarheid
- fysieke en sociale omgeving