H: Farmacokinetiek Flashcards
Welke processen behoren tot de farmacokinetiek?
Absorptie (Cmax, Tmax, first-pass)
Distributie (verdelingsvolume)
Metabolisatie (CYP, inductie/inhibitie)
Eliminatie (klaring, steady state, loading dose)
(ADME)
Wat geeft de therapeutische breedte aan?
Grootte van het verschil tussen (on)werkzame doseringen en toxische doseringen
- Geneesmiddel kan ook bijwerkingen geven bij een lagere dan toxische bloedspiegel (bijv. allergie)
Wat wordt er bedoeld met de biologische beschikbaarheid (F)?
De fractie van de toegediende dosis die onveranderd de algemene circulatie bereikt
- Bij IV toediening 100%
Wat wordt er bedoelt met het first-pass effect?
Middel wordt ingenomen maag-darmkanaal > via v. porta komt middel in lever > in lever metallisatie via cytochroom P45-/leverenzymen
- Soms is een middel pas actief na omzetting in de lever, het ingenomen middel is een prodrug
Zowel metabolisatie in darm als in lever
In welke situaties is het verdelingsvolume groter/kleiner?
Kleiner: relatief groot gedeelte bevindt zich in het plasma (tgv sterke binding aan plasma-eiwitten)
Groter: sterk lipofiele eigenschappen
Hydrolyse, oxidatie en reductie zijn voorbeelden van type I/ type II reacties
Type I reacties.
Acetylering, gluconidering en sulfatering zijn voorbeelden van type I/type II reacties
Type II reacties. Cojugering.
Type I en type II reacties zorgen in het algemeen voor een slechtere/betere wateroplosbaarheid.
Betere
Voor biotransformatie is het CYP450-enzymsysteem belangrijk, wat is hierin het belangrijkste enzym?
CYP3A4
Welke middelen behoren tot enzyminhibitors (x4)?
- Verlagen de activiteit van CYP3A4
- Azolen (ketoconazol, itraconazol, miconazol)
- macroliden (claritromycine, erytromycine)
- Verapamil
- Grapefruitsap
Inhibitie van CYP3A4 zorgt voor hogere/lagere spiegels. Dit effect treedt uitgesteld/direct op.
Hogere. Direct.
Welke middelen behoren tot enzyminducers (x3)?
- Rifampicine
- Anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne)
- Sint Jans kruid
Inductie van CYP3A4 zegt voor hogere/lagere spiegels. Dit effect treedt uitgesteld/meteen op.
Lagere. Uitgesteld (verandering gen expressie, treedt na dagen-weken op)
- Medicatie moet hoger worden gedoseerd > dosering moet weer worden aangepast wanneer het inducerende middel wordt gestopt > stoppen is ook klinisch relevant).
Wat zijn de twee belangrijkste wegen waarlangs het lichaam een stof kan elimineren?
- Nieren (wateroplosbare stoffen door filtratie of actieve tubulaire secretie)
- Lever (minder hydrofiele stoffen, worden in de lever omgezet in hydrofiele stoffen via type I/II reacties en verlaten het lichaam via gal/feces)
Wat is de definitie van klaring?
Het volume plasma dat per tijdseenheid volledig wordt geklaard van het geneesmiddel (volume/tijd).