Guyton H8 Flashcards

1
Q

Noem twee soorten glad spierweefsel:

A
  1. Multi-unit
  2. Single-unit (unitary)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat onderscheidt glad spierweefsel van hart en skeletspierweefsel?

A

Glad spierweefsel heeft geen troponine en de myosine en actine filamenten zijn ook niet georganiseerd in sarcomeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat karakteriseert multi-unit glad spierweefsel?

A

Spiervezels worden onafhankelijk van elkaar gestimuleerd en vaak door zenuw-signalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat karakteriseert single-unit glad spierweefsel?

A

Spiervezels worden samen gestimuleerd in bundels of sheets, zijn verbonden met elkaar via gap junctions die ervoor zorgen dat de impulsen/signalen door worden gegeven. Vaak door non-nervous stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Actine en myosine filamenten zijn dus niet georganiseerd in sarcomeren. Hoe zijn actine en myosine filamenten wel georganiseerd?

A

Door middel van dense bodies waaraan actine filamenten zijn gehecht en hiertussen zitten myosine filamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een andere functie van dense bodies, naast de organisatie van de actine en myosine filamenten?

A

Dense lichaam van ene cel kan verbonden zijn met een dense body van een andere cel. Hierdoor kan contractiekracht overgedragen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijn er meer actine of myosine filamenten aanwezig in glad spierweefsel? Hoeveel?

A

Meer actine filamenten, 5 -10x meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van side-polar cross-bridges die myosine filamenten bevatten in glad spierweefsel?

A

Hierdoor kan myosine aan de ene kant van een myosine molecule actine de linkerkant op trekken en aan de andere kant de rechterkant op trekken. Hierdoor kan glad spierweefsel met 80% van hun lengte contraheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met hoeveel % van hun lengte kunnen striated spieren contraheren?

A

30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een ander verschil van glad spierweefsel in vergelijking met gestreept (striated) spierweefsel? Waardoor komt dat?

A

Contractiecyclus is veel trager in glad spierweefsel.

Dit zou kunnen komen doordat de myosinehoofden minder ATPase activiteit hebben dan in gestreept spierweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor komt de slow on en offset (begin van contractie en ontspanning) van de contractie in glad spierweefsel?

A

Door de langzame koppeling en ontkoppeling van cross-bridges met de actine filamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is de kracht van contractie vaak groter in glad spierweefsel of skeletspieren?

A

In glad spierweefsel, omdat de contractieduur vaak langer is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met het ‘latch mechanism’ van glad spierweefsel?

A

Als glad spierweefsel eenmaal gecontraheerd is, kost het maar weinig energie (ATP) en excitatie om zo te blijven. (Soms 1/300e tov skeletpsier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk fenomeen wordt er bedoeld met het ‘(reverse) stress relaxatie mechanisme’?

A

Fenomeen waarbij glad spierweefsel in o.a. holle organen het vermorgen heeft om seconden/min na uitrekking of verkorting terug te keren naar de originele contractiekracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is belangrijk aan het (reverse) stress-relaxatie mechanisme?

A

Een hol orgaan kan hierdoor de druk binnenin de holle orgaan (blaas bijv.) handhaven ondanks de volumeveranderingen, dmv de contractiekracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg het stappenplan uit van excitatie contractie coupling in gladde spiercellen?

A
  1. Wanneer er een signaal op impuls inkomt, zullen de Ca2+ channels opengaan om Ca2+ binnen te laten vanuit het extracellulaire fluid en ook komt er Ca2+ vrij uit het SR.
  2. Dit Ca2+ zal dan vervolgens Calmodulin (CaM) activeren.
  3. CaM bindt met myosine light chain kinase (MLCK) en activeert deze.
  4. MLCK zal een van de regulatory chains (one of the light chains of each myosin head) van myosin fosforyleren, wat er voor zorgt dat myosin aan actine kan binden en dus contractie ontstaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt de fosforylatie omgekeerd om myosine te inactiveren of gaat dit vanzelf weer?

A

Nee, dit gaat niet vanzelf, dit wordt gedaan door myosine fosfatase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Heeft de extracellulaire concentratie van Ca2+ invloed op de contractie van skeletspieren?

A

Nee, eigenlijk niet, want skeletspieren gebruiken Ca2+ afkomstig van het SR voor hun contractie. Hierdoor hebben ze geen Ca2+ nodig uit de extracellulaire vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom duurt de contractie in gladde spiercellen vaak langer dan die in skeletspieren?

A

De ATP-afhankelijke SR (Ca2+) pomp werkt sneller in skeletspieren, in gladde spieren werken de Ca2+ pompen langzamer, waardoor er langer Ca2+ aanwezig is die kan zorgen voor contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zijn gladde spiercellen vooral afhankelijk van Ca2+ uit het SR net als in skeletspieren?

A

Nee, vaak is het SR in gladde spiercellen maar licht ontwikkeld. Ze halen veel Ca2+ uit de extracellulaire vloeistof, wanneer er een stimulus is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe hoog is de concentratie Ca2+ extracellulair en intracellulair in een gladde spiercel?

A

Extracellulair: 10^-3 M
Intracellulair: 10^-7 M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat wordt er bedoeld met de latente periode?

A

De tijd dat de Ca2+ channels open zijn en Ca2+ ionen van extracellulair naar intracellulair stromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel langer is latente periode is gladde spieren dan in skeletspieren, waarom is dat?

A

Deze latente periode is 50x langer in gladde spiercellen dan skeletspieren.
Deze langere latente periode zorgt ervoor dat, zonder dat er veel energie verbruikt wordt, er voor een langere tijd spierspanning kan worden aangehouden, doordat er meer Ca2+ ionen binnen kunnen stromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn Caveolae?

A

Inhammen in gladde spiercel, te vergelijken met een T-tubule, omdat als een actiepotentiaal hierin komt, er calcium vrijkomt uit de nabijgelegen SR tubules.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat ligt vaak gelijk onder de caveolae (inham in celmembraan)?

A

Het SR, om Ca2+ te laten vrijkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Door wat voor signalen worden skeletspiervezels uitsluitend gestimuleerd?

A

Door het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waardoor kunnen gladde spiercellen wel door meerdere manieren gestimuleerd worden?

A

Doordat gladde spiercellen veel soorten receptoreiwitten bevat op het celmembraan waar veel verschillende substantie aan kunnen binden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is nog een ander belangrijk verschil tussen de skeletspieren en gladde spieren, met betrekking tot verschil in stimulatie?

A

Gladde spiercellen kunnen ook worden geinhibeerd (door andere eiwit receptoren), dit kan niet bij skeletspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn variscosities?

A

Dat zijn ‘verdikkingen’ in de zenuw, waar veel blaasjes en neurotransmitters liggen opgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke 2 neurotransmitters liggen er in deze variscositeiten opgeslagen en welke worden er dus blootgesteld aan gladde spiercellen?

A
  1. ACh
  2. NA (noradrenaline/ norepinephrine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is ook een belangrijk verschil tussen een varicosity en de normale zenuwdelen?

A

De normale zenuwdelen zijn gemyeliniseerd en de varicosities niet, want die moeten neurotransmitters kunnen uitscheiden. Dit gaat niet als er Schwann cellen aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn contact juntions?

A

Wanneer varicosities heel dichtbij de gladde spiercellen liggen, dezelfde afstand van een synaptische spleet bij skeletspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het rustpotentiaal in gladde spiercellen?

A

-50 tot -60 mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Groot verschil bij het initiëren van een contractie tussen gladde spiercellen en skeletspieren?

A

Gladde spiercellen hebben veel minder Na+ channels, terwijl deze voor skeletspieren nodig zijn om een depolarisatie van de motor eindplaat te veroorzaken. In gladde spiercellen is Ca2+ het belangrijkste ion in initiatie van de contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welk soort glad spierweefsel kan zelf-exciterend zijn?

A

Unitary glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wanneer kunnen er nog meer zomaar spontane actiepotentialen ontstaan in viscerale (unitary) glad spierweefsel?

A

Wanneer de want van gladde spiercellen wordt uitgerekt, zullen er spontane actiepotentialen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waarom ontstaat er eigenlijk geen actiepotentiaal in multi-unit gladde spiercellen?

A

Zijn te klein hiervoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke 8 hormonen hebben effect op de contractie van gladde spiercellen?

A
  1. Vasopressin
  2. Epinephrine
  3. Norepinephrine
  4. Oxytocine
  5. Histamine
  6. Angiotensine II
  7. Serotonine
  8. Endotheline
    ACh?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Via welke route kan contractie worden geinhibeerd (G coupled route)?

A

Adenylate cylase zorgt voor een verhoging van cAMP/cGMP, dit zorgt voor de activatie van de Ca2+ pomp, die ervoor zorgt dat Ca2+ SR wordt gepompt of uit de cel. Dit inhibeert de contractie in deze gladde spiercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de diameter van smooth muscle fibers?

A

1-5um

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is de lengte van smooth muscle fiber?

A

20-500 um

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoeveel dikker en langer zijn skeletspier fibers dan gladde spiervezels?

A

Dikker (diameter): 30x dikker
Langer (lengte): 100x langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Multi-unit smooth muscle heeft wat om zich heen, wat is hier de functie van?

A

Een soort membraan-achtige substantie van collageen en glycoprotein.
Om verschillende multi-unit fibers van elkaar apart te houden, zodat ze apart van elkaar kunnen contraheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Noem 2 karakteristieken van multi-unit smooth muscle:

A
  1. Kunnen onafhankelijk van elkaar contraheren
  2. Vooral doormiddel van zenuwsignalen (vergelijkbaar met skeletspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Noem voorbeelden van multi-unit smooth muscle:

A
  1. Ciliary muscle eye
  2. Iris van het oog
  3. M. Erector pili (kippenvel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe wordt unitary / single smooth muscle ook wel genoemd?

A
  1. Syncytial smooth muscle
  2. Visceral smooth muscle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Waarom wordt unitary smooth muscle ook wel visceral genoemd?

A

Omdat je het vindt in de meeste viscera van het lichaam (dus holle organen, zoals GI, uterus, bloedvaten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Waarom wordt unitary smooth muscle ook wel syncytial genoemd?

A

Vanwege de syncytial interconnection tussen de spiervezels (gefuseerde membranen en gap junctions)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat bevat smooth muscle niet, dat skeletal en cardiale spieren wel bevatten?

A

Troponine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Smooth muscle is niet gestreept georganiseerd, zoals cardiale en skeletspieren zijn, hoe wel?

A

Doormiddel van dense bodies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zit er vast aan dense bodies?

A

Actinefilamenten zitten aan beide kanten van de dense bodies vast, en tussen de actine filamenten in zitten myosine filamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Naast de structuur organisatie, wat hebben dense bodies nog meer voor functie?

A

Zorgen voor cell-cell interactie/bonding, zodat de contractie force doorgegeven kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoeveel meer actine is er in smooth muscle in verhouding tot myosine?

A

5-10x meer actine (t.o.v. myosine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Hoeveel groter is de diameter van myosine t.o.v. actine?

A

2x groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Waarmee kan een dense body mee worden vergeleken?

A

Z-disk in sarcomeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Een ander verschil tussen glad en cardiaal/ skeletspierweefsel is dat myosine filamenten side-polar cross bridges hebben in glad spierweefsel. Wat houdt dit in?

A

De myosine filamenten hebben koppen aan beide kanten van het filament. Bij side polar bridges kunnen ze beide kanten op trekken en daardoor veel meer contraheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Hoeveel % van de lengte van glad spierweefsel kan gecontraheerd worden door de side polar bridges?

A

80% van hun lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hoeveel % van de lengte kan skeletspieren contraheren?

A

30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Nog een verschil tussen glad- en skeletspierweefsel is dat skeletspieren vaak heel snel en kort contraheren. Bij gladde spieren is dit juist vaak langer en langzaam, waardoor komt dit?

A

Door slower sycling van smooth muscle, dus actine en myosine filamenten gaan langzamer aan elkaar en van elkaar af. En als ze eenmaal gebonden zijn blijven ze langer zitten = langere contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat wordt bedoeld met (slower) cycling?

A

Met cycling wordt bedoeld dat myosine aan actine bindt en weer van elkaar afbeweegt. Dit duurt dus een stuk langer in gladde spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Hoeveel lager is de cycling frequentie van gladde spieren t.o.v. skeletspieren?

A

1/10 - 1/300 van dat van skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat is de reden dat gladde spieren zo langzaam cyclen?

A

Cross bridge heads hebben minder ATPase activiteit dan in skeletspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Ondanks de slow cycling, hoe kan het dat gladde spieren alsnog een hoge totale kracht hebben?

A

Doordat ze langer gebonden blijven (dus de fractie van tijd ligt aanzienlijk hoger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoeveel ATP moleculen zijn nodig voor 1 cycle in smooth muscle?

A

1 ATP molecuul, hoe lang de duratie ook is, het blijft 1 ATP molecuul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is het voordeel van slow cycling en lang gebonden blijven? T.o.v. skeletspieren?

A

Veel minder energie nodig
1/10 - 1/300 van dat in skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Waarom is het belangrijk dat er zo weinig ATP wordt verbruikt?

A

Omdat je glad spierweefsel vooral vindt in organen die vaak tonische (lange) contracties hebben zoals gal /urineblaas en GI tract.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Hoe lang na actiepotentiaal begint glad spierweefsel met contraheren?

A

50-100 ms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Hoe lang contraheert glad spierweefsel gemiddeld? En na hoeveel seconden is maximale contractie bereikt en neemt dit weer af?

A

1-3 seconden
Na 0.5 seconden is maximale contractie al bereikt: de resterende 1-2 seconden worden alweer minder sterk in contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Hoeveel langer is dit in vergelijking tot skeletspieren?

A

30x langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Er zijn veel verschillende soorten smooth muscle, contraheren ze allemaal 1-3 seconden?

A

Nee, varieert tussen 0.2 - 30 seconden

71
Q

Naast dat er slow cycling is, draagt ook nog iets anders bij aan de langzame opstart van de contractie in glad spierweefsel?

A

Response op Ca2+ instroom is langzamer (want geen troponine, maar CaM waar het eerst aan moet binden, CaM activeert kinase, en die moet dan myosine fosforyleren.

72
Q

Hoe hoog is contractiekracht smooth muscle?

A

4-6 kg/ cm^2

73
Q

Hoe hoog is contractiekracht van skeletspieren?

A

3-4 kg / cm^2

74
Q

Wat is belangrijk aan het Latch mechanisme van smooth muscle?

A

Het kan uren blijven contraheren op maximale kracht, met minimaal energieverbruik en weinig excitatory signaal.

75
Q

Wat wordt er bedoeld met stress-relaxatie fenomeen?

A

Dat wanneer er in een hol orgaan plotse druk veranderingen (door volumeverandering) zijn, glad spierweefsel ervoor zorgt dat druk zich herstelt binnen 15-60 seconden (bijvoorbeeld als er meer volume in de blaas komt.

76
Q

Welk glad spierweefsel regelt voor het stress-relaxatie mechanisme?

A

Visceral / unitary smooth muscle

77
Q

Welk eiwit lijkt op troponine?
Maar wat is het verschil?

A

Calmodulin
Initieert op een andere manier, namelijk door de myosine crossbridges te activern.

78
Q

Hoe noem je de light chain van myosine die gefosforyleerd wordt door myosine kinase?

A

Regulatory chain

79
Q

Wat is de concentratie van Ca2+ extracellulair?

80
Q

Wat is de concentratie van Ca2+ intracellulair smooth muscle?

81
Q

Hoe lang is de tijd die nodig is om Ca2+ diffusie te laten plaatsvinden?

82
Q

Wat is de latente periode?

A

De periode tussen actiepotentiaal en contractie (tijd die dus nodig is om Ca2+ te laten instromen en zijn werk te laten doen)

83
Q

Hoeveel langer is de latente periode van smooth muscle t.o.v. skeletspieren?

A

50x langer

84
Q

Van welke Ca2+ bron is smooth muscle vooral afhankelijk?

A

Extracellulair Ca2+ (SR maar licht ontwikkeld)

85
Q

Wat gebeurt er als de Ca2+ concentratie te laag wordt in ECF? (Onder 1/3 - 1/10 van normaal)

A

Geen smooth muscle contractions

86
Q

Wat is het verschil tussen Ca2+ ATPase pomp in skeletspierweefsel en smooth muscle?

A

Ca2+ pomp pompt Ca2+ naar SR (mits aanwezig) of ECF, maar is in skeletspieren veel sneller dan in smooth muscle, hierdoor langere contractie in smooth muscle.

87
Q

Waarom kost het energie om Ca2+ weer weg te pompen uit de cel?

A

Gaat tegen concentratiegradiënt in, aangezien Ca2+ concentratie hoger is buiten de cel.

88
Q

Waar is myosine fosfatase present in de cel?

A

Cytosol van gladde spiercel

89
Q

Wat doet myosine fosfatase? En waarom?

A

Splitst de fosfaat van regulatory chain (van myosine head) om contractie te stoppen.

90
Q

Skeletspieren kunnen maar op 1 manier gestimuleerd worden, hoe?

A

Zenuwstelsel (nerve signals)

91
Q

Waardoor kan smooth muscle allemaal gestimuleerd worden?

A
  1. Zenuwsignalen
  2. Hormonen
  3. Rek van de spiervezels
  4. Chemische signalen uit de omgeving.
92
Q

Zitten er ook Schwann cellen bij varicosities?

A

Nee, want ze moeten neurotransmitters vrij kunnen laten en dat kan niet met myeline eromheen.

93
Q

Hoe dichtbij zitten de varicosities van de zenuwen bij de smooth muscle cellen (vooral multi-unit)? Contact junctions

A

20-30nm (zelfde idee als synaptische spleet)

94
Q

Hoe noem je het als de varicosities zo dichtbij zitten?
En is de snelheid van contractie hier sneller of langzamer?

A

Contract junctions
Sneller

95
Q

Is multi-unit sneller met contraheren of single unit/unitary?

A

Multi-unit, want bij unitary moet het nog allemaal via diffue junctions en met de contact junctions van multi-unit hoeft het maar 20-30nm over te steken.

96
Q

Wat zijn de 2 meest belangrijke neurotransmitters voor glad spierweefsel?

A

ACh en NE (norepinephrine) (en soms nog andere substanties)

97
Q

Worden deze NE en ACh neurotransmitters door dezelfde zenuwfibers afgecsheiden?

A

Nee, nooit door dezelfde zenuwfiber.

98
Q

Ze werken ook precies tegenovergesteld, NE en ACh, wat wordt hiermee bedoeld?

A

Wanneer ACh stimuleert, zal NE remmen en vice versa.

99
Q

Wat is membraan potentiaal van smooth muscle?

A

-60 tot -50 mV

100
Q

Hoeveel minder negatief is smooth muscle rustpotentiaal in vergelijking tot skeletspieren?

A

30 mV minder negatief van skeletspieren.

101
Q

2 typen actiepotentialen in visceraal (unitary) smooth muscle?

A
  1. Spike potentialen
  2. Plateaus
102
Q

Wat is de duratie van spike potentialen?

103
Q

Hoe kunnen spike potentialen veroorzaakt worden?

A

Door elektrische stimulatie, actie van hormonen, actie van transmitter substanties, stretch, of spontane generatie.

104
Q

Hoe lang duurt een plateau actiepotentiaal? En waarom is dit zo?

A

200-1000ms
De repolarisatie is vetraagd van paar honderd milliseconde tot wel 1000 ms (= 1 seconde)

105
Q

Noem het verschil in aantal Na+ en Ca2+ kanalen in gladde spieren t.o.v. skeletspieren.

A

Gladde spieren hebben minder Na+ channels en meer Ca2+ channels

106
Q

Welk ion zorgt grotendeels voor het actiepotentiaal in gladde spieren?

107
Q

Wat veroorzaakt slow waves ritmes in self-excitory glad spierweefsel?

A

Niet bekend, maar een suggestie is dat positieve ionen naar buiten gepompt worden, waardoor de binnenkant meer negatief wordt. Een andere suggestie is dat de doorlaatbaarheid van ionkanalen ritmisch toeneemt en afneemt.

108
Q

Hoe noem je slow waves ook wel?

A

Pacemaker waves

109
Q

Ontstaan er actiepotentialen in multi-unit fibers?

A

Nee, zijn ze te klein voor.

110
Q

Hoeveel gladde spiervezels moeten gedepolariseerd worden, voordat een actiepotentiaal vanzelf wordt doorgegeven?

A

30-40 vezels

111
Q

Noem 2 soorten non-nervous stimulators voor gladde spieren?

A
  1. Hormonen
  2. Lokale chemische factoren
112
Q

Waar reageren gladde spieren in bloedvaten op? (X3)

A
  1. Te weinig O2
  2. Teveel CO2
  3. Verhoogd H+ ion concentratie

Zorgen alledrie voor vasodilatatie (normaal zijn de vaten samengetrokken)

113
Q

Noem nog 5 dingen die zorgen voor vasodilatatie?

A
  1. Adenosine
  2. Melkzuur
  3. Verhoogd K+
  4. NO
  5. Verhoogde lichaamstemperatuur
114
Q

Noem 8 hormonen die bloedvaten beïnvloeden:

A
  1. Norepinephrine
  2. Epinephrine
  3. Angiotensine II
  4. Endothelin
  5. Vasopressin
  6. Oxytocine
  7. Serotonine
  8. Histamine
115
Q

Wat is een actiepotentiaal eigenlijk?

A

Een chemisch signaal dat zorgt voor depolarisatie van een cel. Niet elektrisch???

116
Q

De meeste skeletspieren contraheren en relaxeren daarna snel weer, maar is dit ook het geval voor gladde spieren?

A

Nee, gladde spieren hebben verlengde tonische contractie die uren tot soms wel dagen kan duren.

117
Q

Hoe heten de phenomenen waaron volume plots toeneemt (1) of afneemt (2), maar de contractie van gladde spieren hetzelfde blijft.
En hoe lang kan dit proces duren?

A
  1. Stress-relaxation
  2. Reverse stress-relaxation

Dit kan een paar seconden tot minuten duren voordat de contractie weer hetzelfde als eerst is geworden.

118
Q

Waarom zijn deze stress-relaxation en reverse-stress relaxation phenomenen zo belangrijk?

A

They allow a hollow organ to maintain about the same amount of pressure inside its lumen despite sustained large changes in volume.

119
Q

Welke 4 dingen kunnen een verhoging in intracellulair Ca2+ levels veroorzaken in gladde spieren?

A
  1. Zenuwstimulatie, neurotransmitters
  2. Hormonale situatie
  3. Stretch van de spiervezel
  4. Lokale veranderingen in het chemische milieu
120
Q

Waar zijn gladde spieren heel erg afhankelijk van mbt de kracht van samentrekking?

A

Extracellulaire calcium concentratie

121
Q

Wat geldt voor het SR van gladde spieren mbt de snelheid van samentrekking?

A

Hoe groter het SR in de gladde spiervezel, hoe sneller de spier kan samentrekken.

122
Q

Waar wordt de benodigde tijd voor relaxatie door bepaald?

A

De hoeveelheid van actieve myosine fosfatase die aanwezig is in het cytosol van een spiercel.

123
Q

Waarom zijn de reacties van een gladde spiervezel op ACh en NE soms verschillend?

A

ACh en NE exciteren of inhiberen een gladde spier door eerst te binden aan een receptor eiwit, waarvan sommige excitatory zijn en sommige inhibitory. Dus het type receptor bepaalt of ACh en NE exciterend of inhiberend gaan werken.

124
Q

Waarom is het plateau zo belangrijk im sommige spieren?

A

Dit zorgt voor verlengde contractie in bijv ureter, uterus (in sommige omstandigheden), sommige types vascular smooth muscle. En heel belangrijk, dit plateau zie je ook in hartspieren.

125
Q

Waarom kunnen slow waves to belangrijk zijn?

A

Wanneer ze sterk genoeg zijn (-35 mV is ongeveer de threshold voor visceraal gladde spier), kunnen ze een spontane actiepotentiaal genereren om contractie te veroorzaken.

126
Q

Wat wordt gecontroleerd door de pacemaker waves?

A

De ritmische contracties van het darmkanaal, zodat er peristaltische bewegingen ontstaan die de inhoud van de darmen richting de anus bewegen.

127
Q

Wanneer zorgt een hormoon voor contractie of relaxatie?

A

Dit gaat via de hormone-gated excitatory receptors voor contractie, en via inhibitory receptors voor relaxatie.
Dit gaat ook nog gepaard met Na+ en Ca2+ channels. Als deze geopend zijn, wordt het membraan gedepolariseerd. Als de kanalen gesloten zijn, is er inhibition.

128
Q

Wat is hyperpolarization en waardoor wordt het veroorzaakt?

A

De negativiteit in de cel wordt nog negatiever doordat K+ kanalen open zijn ( ze zijn normaal dicht) en hierdoor K+ naar buiten kan stromen. Dit is een sterke inhibitor van spiercontractie.

129
Q

Contractie kan ook opgewekt worden zonder de elektriciteit te veranderen. Hoe gebeurt dit?

A

Hormonen kunnen een membraan receptor openen, waardoor er binnenin een verandering is. Bijv. Loslaten van calciumionen uit het SR om contractie op te wekken.

130
Q

Hoe wordt contractie tegengehouden zonder iets aan de elektriciteit te veranderen?

A

Er wordt gebruik gemaakt van andere receptor mechanismes die de nezymen adenylate cyclase en guanylate cyclase in het celmembraan activeren. Hierdoor wordt cAMP en cGMP gevormd. Dit zijn second messengers die fosforylate van enzymen veranderen, wat direct contractie inhibeert.

131
Q

Wat doet NE met gladde spieren in de dunne darm?

A

Inhiberen van contractie

132
Q

Wat doet NE met gladde spieren in bloedvaten?

A

Stimuleren van contractie

133
Q

Waaruit bestaat multi-unit glad spierweefsel?

A

Uit afzonderlijke vezels die onafhankelijk werken en worden geïnnerveerd door 1 zenuwuiteinde.

134
Q

Noem 3 voorbeelden van multi-unit spierweefsel

A
  1. Ciliaire spier van het oog
  2. Irisspier van het oog
  3. Pili erector spier (haren overeind laten staan bij stimulatie door sympathisch ZS)
135
Q

Waarop lijken dense bodies in glad spierweefsel t.o.v. skeletspier?

136
Q

Wat is de verklaring voor het latch mechanisme?

A

Dit komt wss door lage concentratie van myosine fosfatase en kinase. De frequentie van cycling neemt daardoor af, maar de heads blijven ook langer vast aan actine waardoor de spier samengetrokken kan blijven voor langere periode zonder dat ATP nodig is (tenzij heel soms een head loslaat).

137
Q

Door welke zenuwen en hoe wordt glad spierweefsel geïnnerveerd?

A

Door autonome zenuwvezels, die vertakken over een sheet van vezels.

138
Q

Wat zijn diffuse junctions?

A

De zenuwuiteinden in glad spierweefsel die net niet de celmembraan aanraken, daarom diffuus.

139
Q

Waarin komt secretie van transmitter terecht?

A

In de matrix coating van de spiercel membraan op een paar nanometer afstand van de spiercel. De transmitter diffundeert nu in de cellen.

140
Q

Innerveert de zenuw alleen de buitenste laag of de gehele spier?

A

Alleen de buitenste laag. De excitatie wordt verder doorgegeven door AP conductie in de spier.

141
Q

Calciumkanalen wat is daarmee t.o.v. natriumkanalen?

A

Openen langzamer en blijven langer open, gedeeltelijke verklaring voor de langere AP in gladde spieren.

142
Q

Welke 2 taken voert calcium tegelijk uit in gladde spiercellen door het binnenkomen?

A
  1. Actiepotentiaal
  2. Contractie
143
Q

Welke combinatie zorgt voor het spontaan genereren van AP in visceraal glad spierweefsel, bijv. De darmen?

A

De slow waves potentials en het afnemen van de negativiteit door rek van het weefsel.

144
Q

Wat is de juntional potentiaal?

A

De lokale depolarisatie die, zelfs zonder AP, elektrisch verspreidt over de spiervezel (in kleine gladde spieren).

145
Q

Hoe verschillen gladde spieren? X5

A
  1. Fysieke afmeting
  2. Organisatie in bundels of vellen
  3. Reactie op verschillende soorten stimuli
  4. Kenmerken van innervatie
  5. Functie
146
Q

Wat zijn de verschillen in chemische basis tussen skeletspieren en glad spierweefsel?

A

Verschillen in:
- gladde spiervezels hebben geen troponine complex
- fysieke organisatie
- excitatie-contractie koppeling
- functie van calcium
- tijdsduur en hoeveelheid energie van spiercontractie.

147
Q

Wat zijn overeenkomsten in chemie tussen glad spierweefsel en skeletspierweefsel?

A

De contractie vindt ook plaats dmv calcium en ATP (het excitatie-contractie-koppeling verschilt wel)

148
Q

Waar liggen de dense bodies in gladde spieren?

A

Op het membraan en soms binden deze met de dense bodies van andere spiervezels. En zweven ook in de cel.

149
Q

Waardoor kunnen de actine filamenten in 2 richtingen aangetrokken worden?

A

Omdat de myosinefilamenten polaire zijbruggen hebben.

150
Q

Hoe wordt het mechanisme genoemd van glad spierweefsel, waarbij het snel kan terugkeren naar de originele contractiekracht na rek of inkorting? En welke parameter binnen de spier blijft dan hetzelfde?

A

Stress-relaxatie en/of reversed stress-relaxatie

Dezelfde druk kan worden behouden ( in het lumen van holle organen)

151
Q

Hoe komt het dat de periode dat de actine en myosine elkaar binden, langer is in glad spierweefsel?

A

Dit komt omdat er minder ATPase aanwezig is.

152
Q

Wat heeft glad weefsel in plaats van een troponine complex?

A

Calmoduline

153
Q

Wat doet calmoduline?

A

Dit initieert contractie door de activatie van de myosine bridges

154
Q

Wat is de latente periode van glad spierweefsel?

A

Calciumionen diffuseren met name van extracellulair naar intracellulair. Dit duurt 200-30 ms. Dat is 50x langzamer dan bij skeletspieren.

155
Q

Hoe heet de stof die fosfaat weer van de regulatory chains van de myosinefilamenten in glad spierweefsel afsplitst?

A

Myosine fosfatase

156
Q

Waardoor wordt de snelheid en de tijd die nodig is voor contractie bepaald? Bij glad spierweefsel?

A

Hoe meer SR er aanwezig is, hoe sneller de contractie.

157
Q

Waardoor wordt de tijd die nodig is voor relaxatie bepaald? Bij glad spierweefsel?

A

Door de hoeveelheid aanwezige active myosine fosfatase

158
Q

Waardoor wordt de kracht van de contractie van glad spierweefsel bepaald?

A

O.a. door de hoeveelheid extracellulair calcium

159
Q

Welke neurotransmitters kunnen worden uitgescheden door autonome zenuwen voor glad spierweefsel?

A

Acetylcholine en norepinefrine

160
Q

Waar ligt het rustmembraan potentiaal van gladde spieren?

A

-50 mV en -60 mV

161
Q

Wat hebben gladde spiercellen ipv neuromusculaire juncties?

A

Diffuse junctions

162
Q

In welk type glad spierweefsel komen geen actiepotentialen voor?

A

In multi-unit glad spierweefsel

163
Q

Bij welk potentiaal kan een slow wave een spike actiepotentiaal veroorzaken?

A

Bij -35 mV

164
Q

Hoe kan het dat er een actiepotentiaal kan ontstaan bij voldoende uitrekking?

A

Een combinatie van slow waves met een afname van de algehele negativiteit van het membraanpotentiaal veroorzaakt door de rek.

165
Q

Waarom komen er in multi-unit spiervezels geen actiepotentialen voor?

A

De spiervezels zijn te klein om een actiepotentiaal te genereren.

166
Q

Hoeveel procent wordt er ongeveer geïnitieerd door niet-zenuwachtige of niet-actiepotentiaalachtige factoren? En welk soort factoren zijn dit?

A

Ongeveer 50%
Lokale factoren
Hormonen

167
Q

Welke lokale factoren kunnen leiden tot vasodilatatie bij glad spierweefsel?

A
  1. Lagere zuurstof
  2. Hogere koolstofdioxide
  3. Hogere waterstofionen concentratie
  4. Hogere Kalium
  5. Adenosine
  6. Melkzuur
  7. Hogere lichaamstemperatuur
168
Q

Wat zijn de belangrijkste hormonen die glad spierweefsel kan laten activeren tot contractie?

A
  1. (Nor)epinefrine
  2. Angiotensine II
  3. Endotheline
  4. Vasopressine
  5. Oxytocine
  6. Serotonine
  7. Histamine
169
Q

Wat is de invloed op de contractiekracht van natrium- en calciumkanalen in glad spierweefsel?

A

Bij het openen van deze kanalen vindt er meer contractie plaats.
Bij het sluiten van deze kanalen vindt er minder contractie plaats (hyperpolarisatie - negatievere cel)

170
Q

Wat is de invloed op de concentratiekracht van kaliumkanalen in glad spierweefsel?

A

Wanneer deze openen, vindt er minder/ geen contractie plaats (hyperpolarisatie = negatievere cel)

171
Q

Noem twee second messengers die kunnen worden gevormd in multi-unit spierweefsel en onder andere de fosforylatie van enzymen die contractie inhiberen kunnen veranderen.

A

cAMP en cGMP

172
Q

Activatie van welke stoffen leidt tot formatie van cAMP en cGMP?

A

Adenylate cyclase en guanylate cyclase

173
Q

Waardoor worden adenylate cyclase of guanylate cyclase geactiveerd?

A

Door hormonen die indirect werken op het membraanpotentiaal.

174
Q

Welke effecten hebben cAMP en cGMP op de spiercontractie in gladde spieren?

A

Ze veranderen de fosforylatie van enzymen die contractie inhiberen.
Ze activeren de calcium (SR en CA-membraan)- pomp, hierdoor zal de calciumconcentratie in het sarcoplasma verminderen en hierdoor zal de spiercontractie verminderen.