Guyton H1 Flashcards

1
Q

Hoeveel rode bloedcellen bevat een persoon?

A

25 trillion (biljoen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel cellen bevat een lichaam in totaal?

A

30-40 trillion (biljoen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de microbiota?

A

Communities van microörganismen die leven in onze darmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel soorten microorganismen leven er in het spijverteringskanaal?

A

400-1000 soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel procent van ons lichaam bestaat uit water (fluid)?

A

50-70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel van het lichamelijke vocht in intracellulair en hoeveel is extracellulair?

A

Intracellulair: 2/3
Extracellulair: 1/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie bedacht de term internal environment (milieu interieur)?

A

Claude Bernard (Franse arts 1813-1878)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 7 stoffen bevat het extracellulair vooral?

A

Na+
Cl-
HCO3-
O2 & CO2
Glucose
Vetzuren
Aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 ionen bevat het intracellulaire milieu vooral?

A

K+
Mg+
PO4-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie kwam met de term homeostasis?

A

Walter Cannon in 1929 (Amerikaanse arts 1871-1945)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe dik is het membraan van de alveoli?

A

0.4-2.0 um (micrometer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het grootste metabolische afvalproduct van het lichaam?

A

CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 delen van het zenuwstelsel?

A

Centraal zenuwstelsel (intragative)
Sensorische input
Motorische output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet het autonome zenuwstelsel?

A

Het zenuwstelsel dat onbewust opereert
Aansturen van de orgaanfuncties: bijv. Pompactiviteit hart, GI bewegingen (spijsvertering) en kliersecreties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van het schildklier hormoon?

A

Verhoogt de chemische reacties in cellen, bepaalt tempo van lichamelijke activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet het adrenocortical hormoon?

A

Besturen van Na+ en K+ ionen en eiwitmetabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet het bijschildklier hormoon (parathyroid, PTH)?

A

Regelt het botcalcium en fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de twee main functies van het immuunsysteem?

A
  1. Het onderscheiden van lichaamseigen en lichaamsvreemd
  2. Het verwijderen/vernietigen van gevaarlijke lichaamsvreemde stoffen /microorganismen (invaders)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

4 functies van het integumentaire systeem?

A
  1. Barrière tegen de buitenwereld
  2. Temperatuurregeling
  3. Excretie van afvalstoffen
  4. Gevoelsorgaan (sensory)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoeveel procent van het totale lichaamsgewicht omvat de huid?

A

12-15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke stof zorgt voor een zo constant mogelijke concentratie van O2 in het lichaam?

A

Hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurt er wanneer de PCO2 stijgt?

A

Het respiratoire systeem wordt gestimuleerd om sneller en dieper te gaan ademhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel graden Celcius moet de lichaamstemperatuur stijgen om lethal te worden

A

7°C (11°F)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoeveel moet de pH afwijken om lethal te worden

A

0.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat gebeurt er wanneer de extracellulaire K+ concentratie naar minder dan 1/3 van de normaalwaarde zakt (hypokaliëmie)?

A

Verlamming doordat de zenuwen geen signalen meer kunnen overdragen (geen actiepotentialen meer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat gebeurt er wanneer de extracellulaire K+ concentratie meer dan 2x dan normaal wordt?

A

Hartspier wordt ernstig verzwakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er wanneer de Ca2+ concentratie minder dan 1/2 van het normaal wordt?

A

Spontane overmaat aan actiepotentialen, waardoor tetanische spiercontracties ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat gebeurt er als de glucoseconcentratie onder 1/2 van de normaalwaarde zakt?

A

Extreme mentale prikkelbaarheid en soms stuiptrekkingen (convulsies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem 3 voorbeelden die positieve feedback gebruiken /nodig hebben?

A
  1. Bloedstolling
  2. Geboorte (baarmoeder contractie)
  3. Zenuwsignalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat wordt er bedoeld met feed-forward systemen?

A

Dit is nodig, want sommige bewegingen worden zo snel uitgevoerd dat de zenuwsignalen geen tijd hebben om vanuit het perifeer terug te reizen naar de hersenen en weer terug naar het perifeer te reizen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat wordt er bedoeld met adaptieve controle?

A

Het is een soort vertraagde negatieve feedback, als een beweging niet helemaal perfect uitgevoerd wordt en er een correctie nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Van welk type cel bestaan er de meeste in het lichaam?

A

Rode bloedcellen (erythrocyten). Er zijn nog veel meer soorten cellen, maar deze hebben het hoogste aantal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar reageert O2 mee, om energie vrij te laten?

A

Koolhydraten
Vetten
Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoeveel microorganismen hebben we ongeveer in ons lichaam leven?

A

Trillions (biljoenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar leven deze microorganismen voornamelijk in het lichaam?

A

Huid
Mond
Darmen
Neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Zijn er meer microorganismen of meer menselijke cellen in het menselijk lichaam?

A

Meer microorganismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe noemen de groepen/communities van microorganismen die bij elkaar in het lichaam leven ook wel?

A

Microbiota

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe wordt het extracellulaire vloeistof ook wel genoemd?

A

Internal environment of the body (milieu interieur)
! Is verwarrend, doordat het internal wordt genoemd, terwijl het de extracellulaire vloeistof is, dus houd dit goed uit elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Van welke stof is de variatie in het bloed normaal gezien heel klein (dus van welke stof wijken de waarden meestal bijna niet af)?

A

Bloed hydrogen ion (waterstof)

Wijkt normaal gesproken niet meer dan 5 nanomol (0.000000005 moles/L) af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe workt ziekte (disease) ook wel omschreven?

A

Een staat van het lichaam die een verstoorde homeostasis heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wordt er dan eigenlijk gezegd dat de homeostatische controle mechanismen niet meer werken wanneer iemand ziek is?

A

De homeostatische mechanismen gaan tijdens ziekte wel door met hun werk, maar op een aangepaste manier. Het kan ook zijn dat 1 controlemechanisme van het lichaam niet meer goed functioneert en andere controlemechanismen hiervoor proberen te compenseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waarom kan het soms lastig zijn om de primaire oorzaak van een ziekte te achterhalen?

A

Door compensaties die voortkomen vanuit verschillende controlemechanismen, die kunnen leiden tot andere complicaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is een goed voorbeeld, waarbij het soms lastig kan zijn om de primaire oorzaak van een ziekte (verstoring in de homeostase) te achterhalen?

A

Wanneer de nieren niet goed functioneren, zal de bloeddruk stijgen om meer druk uit te oefenen op de nieren, waardoor er nog meer nierschade ontstaat en daardoor ook weer een hogere bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Extracellulaire vloeistof wordt op twee manieren getransporteerd, namelijk:

A
  1. In het bloed door de bloedvaten
  2. Beweging van vloeistof tussen de capillairen en de intercellulaire ruimtes (tussen cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe vaak gaat het bloed door de gehele circulatie?
1. In rusttoestant
2. Bij hoge activiteit

A
  1. Gemiddeld 1x/min
  2. Gemiddeld 6x/min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke moleculen zijn niet permeabel door capillairen?

A

Plasma eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe ver liggen sommige cellen van de capillair af en waarom?

A

50 um, dit zorgt ervoor dat bijna elke substantie kan diffunderen tussen de cellen en capillairen binnen enkele seconden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat verwijderen de nieren niet van het bloed?

A

CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat verwijderen de nieren voornamelijk wel?

A

Eindproducten van het cellulaire metabolism:
- urea
- urinezuur
- overschotten van ionen en water
- Creatinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe noem je de speciale capillairen van de nieren

A

Glomerular capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

In de buizen van de nieren worden er nog veel stoffen gereabsorbeerd door het lichaam (water, ionen, glucose, aminozuren), maar welke stoffen zijn slecht permeabel en worden dus ook niet of nauwelijks gereabsorbeerd?

A

Metabolische afvalproducten die het lichaam niet nodig heeft
- Ureum
- Creatinine
- Overbodig water en ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Waar bestaat het centrale zenuwstelsel uit?

A

Hersenen en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Waar bestaat het immuunsysteem vooral uit?

A

Witte bloedcellen
Cellen die gemaakt zijn van witte bloedcellen
Lymfeknopen
Lymfevaten
Thymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Hoe werkt hemoglobine?

A

Heeft een sterke affiniteit voor zuurstof. Hierdoor zal het niet zomaar O2 losalten, tenzij er in een bepaald weefsel een lage concentratie O2 is, dan laat het los. Maar in weefsels waar genoeg O2 is, zal het dus niet vrijgelaten worden.

Oxygen-buffering functie van hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat gebeurt er wanneer de CO2 concentratie in het bloed te hoog wordt?

A

Dan wordt het ademhalingssysteem aangesproken in het brein en zorgt ervoor dat er sneller en dieper geademd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Waar bevinden zich de baroreceptoren?

A
  1. In de halsslagaders (carotid arteries)
  2. In de aortaboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Hoe worden baroreceptoren getriggerd/gestimuleerd?

A

Door verwijding van de vaten (stretch in de arterial wall)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Waar bevinden zich de vasomotor centers?

A

Brein medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Waar gaan de signalen van de baroreceptoren naartoe als ze een signaal door willen geven?

A

Naar de vasomotor centra in brein medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat doen de vasomotor centers met het signaal van de baroreceptors?

A

Op hun beurt zullen de vasomotor centra weer een signaal sturen naar het sympathisch zenuwstelsel (stimuleren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat voor signalen sturen de baroreceptoren naar de vasomotor center (medulla) bij een dalende bloeddruk?

A

Inhiberende signalen.

Wanneer de bloeddruk lager wordt, zullen de baroreceptoren minder actief worden en dus minder signalen doorsturen naar de vasomotor centers. Hierdoor worden de vasomotor centers minder geremd en kunnen ze meer actief worden, wat betekent dat het sympathisch zenuwstelsel meer gestimuleerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Dus is de baroreceptor een negatieve of positieve feedback?

A

Negatieve feedback, want wanneer de bloeddruk stijgt, zal de baroreceptor de vasomotor center remmen en indirect ook het sympathische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Formule Gain?

A

Gain = correction / error

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Welk systeem is meer effectief?
1. Baroreceptor (gain= -2)
2. Temperatuurregulatie (gain =-33)

A

Temperatuurgain is hoger dan die van de baroreceptor. Hieraan kan je zien dat dit systeem veel effectiever is dan die van de baroreceptor. Dit omdat, wanneer de gain een hoger getal heeft, de error van het systeem heel laag is, wat het een effectief systeem maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is de functie van het Feed-Forward control

A

Soms gaan bewegingen zo snel dat het lichaam geen tijd heeft om zenuwsignalen van perifeer naar centraal en terug naar perifeer af te reizen. Hiervoor wordt dan feed-forward control gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Wat is adaptive control?

A

Sensoren controleren de beweging. Als deze niet correct is, past het brein de signalen aan voor toekomstige beweging. Vertraagde negatieve feedback.

Wordt gebruikt wanneer feed-forward control nog geperfectioneerd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Waarmee kan adaptive control vergeleken worden?

A

Soort vertraagde negatieve feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is de normal range van zuurstof (extracellulair)?

A

25-40 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat is de normal range van CO2 (extracellulair)?

A

41-51 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat is de normal range van Na+ (extracellulair)?

A

135-145 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is de normal range van K+ (extracellulair)?

A

3.5-5.3 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat is de normal range van Ca2+ (extracellulair)?

A

1.0-1.4 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat is de normal range van Cl- (extracellulair)?

A

98-108 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat is de normal range van HCO3- (extracellulair)?

A

22-29 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat is de normal range van glucose (extracellulair)?

A

70-115 mg/dl

76
Q

Wat is de normal range van lichaamstemperatuur?

A

98-98.8°F
(37.0°C)

77
Q

Wat is de normal range van pH (extracellulair)?

A

7.3 - 7.5 pH

78
Q

Wat is de studie van fysieke en chemische mechanismen, verantwoordelijk voor de oorsprong, ontwikkeling en voortgang van het leven?

A

Fysiologie

79
Q

Wat beschrijft de specifieke karakteristieken en mechanismen van het menselijk lichaam dat het een levend wezen maakt?

A

Humane fysiologie

80
Q

Wat is de studie van het disfunctionerende lichaam en de basis voor klinische medicijnen en bestudeert hoe fysiologische processen zich aanpassen in ziektes of letsel?

A

Pathofysiologie

81
Q

Hoeveel rode bloedcellen heeft een mens ongeveer

A

25 trillion (biljoen)

82
Q

Hoeveel cellen heeft een mens in totaal?

A

35-40 biljoen

83
Q

Waar reageert zuurstof mee om energie los te maken voor het functioneren van cellen?

A

Eiwitten
Vetten
Koolhydraten

84
Q

Hoeveel soorten micro-organismen bevat het maagdarmkanaal?

85
Q

Hoe worden gemeenschappen van micro-organismen genoemd?

A

Microbiota

86
Q

Hoe worden gemeenschappen van micro-organismen genoemd?

A

Microbiota

87
Q

Wat omvat het menselijk microbioom?

A

Alle microbiota

88
Q

Hoeveel procent van het menselijk lichaam is vloeistof en waaruit bestaat dit vooral?

A

50-70%, water oplossing van ionen en andere stoffen

89
Q

Hoeveel vloeistof in het lichaam is intracellulaire vloeistof?

90
Q

Hoeveel vloeistof in het lichaam is extracellulaire vloeistof?

91
Q

Hoe wordt de extracellulaire vloeistof ook wel genoemd?

A

Het interne milieu (milieu interieur, Claude Bernard / 1813-1878)

92
Q

Welke vloeistof is in constante beweging door het lichaam?

A

Extracellulaire vloeistof

93
Q

Welke vloeistof bevat grote hoeveelheden natrium, chloride en bicarbonaat ionen?

A

Extracellulaire vloeistof

94
Q

Welke vloeistof bevat grote hoeveelheden kalium, magnesium en fosfaationen?

A

Intracellulaire vloeistof

95
Q

Welke vier voedingsstoffen bevat de extracellulaire vloeistof?

A

Glucose
Zuurstof
Aminozuren
Vetzuren

96
Q

Hoe wordt homeostase beschreven?

A

Als het onderhouden van bijna constante condities van het interne milieu (Walter Cannon 1871 - 1945)

97
Q

Hoe heet de staat van verstoorde homeostase

98
Q

Variaties in de bloed-waterstof ion concentratie zijn kleiner dan

A

5 nanomol/L

99
Q

Variaties in de bloed-natrium concentratie zijn hoeveel mol per liter?

A

Een paar millimol per liter

100
Q

In hoeveel fases wordt extracellulaire vloeistof door het lichaam getransporteerd?

A

In twee fases

101
Q

Wat zijn de fases waarin extracellulaire vloeistof door het lichaam wordt getransporteerd?

A
  1. In bloedvaten door het lichaam
  2. Tussen bloedcapillairen (de intercellulaire ruimtes tussen weefselcellen)
102
Q

Hoeveel keer per minuut gaat het bloed door de het hele circulatie circuit, wanneer het lichaam in rust is?

103
Q

Hoeveel keer per minuut gaat het bloed door het hele circulatie circuit, wanneer het lichaam extreem actief is?

104
Q

Waar vindt continue uitwisseling van extracellulaire vloeistof plaats tussen het plasma gedeelte van het bloed en de interstitiële vloeistof?

A

In de bloedcapillairen

105
Q

Hoe vindt continue uitwisseling van extracellulaire vloeistof plaats tussen het plasma gedeelte van het bloed en de interstitiële vloeistof?

106
Q

De capillaire wanden zijn permeabel voor de meeste moleculen in het bloedplasma, maar voor welk bestanddeel van het bloedplasma niet?

A

Plasma proteïnen (te groot)

107
Q

Buiten welke afstand van de bloedcapillairen liggen weinig cellen?

A

Buiten 50 micrometer (um)

108
Q

Hoe snel gaat diffusie van bloedcapillairen naar de meeste cellen?

A

Binnen een paar seconden

109
Q

Waar ontvangt bloed zuurstof?

A

alveoli (longblaasjes)

110
Q

Hoe dik is het alveolaire membraan?

A

0.4-2.0 um

111
Q

Hoe verspreidt zuurstof zich door het alveolaire membraan naar het bloed?

A

Diffusie door moleculaire beweging

112
Q

Welke opgeloste voedingsstoffen worden in het maagdarmkanaal geabsorbeerd van verteerd eten?

A

Vetzuren
Aminozuren
Koolhydraten

113
Q

Door welke vloeistof worden opgeloste voedingsstoffen uit het maagdarmkanaal geabsorbeerd?

A

Extracellulaire vloeistof van het bloed

114
Q

Waar worden sommige voedingsstoffen getransformeerd voordat ze nuttig zijn?

A

In de lever

115
Q

Welk orgaan elimineert bepaalde afvalproducten van het lichaam en toxische afvalstoffen die ingeslikt zijn?

116
Q

Waar wordt koolstofdioxide uit het bloed gehaald?

A

Alveoli (longblaasjes)

117
Q

Hoe wordt koolstofdioxide uit de longen in de atmosfeer geleid?

A

Via de respiratoire beweging van lucht

118
Q

Wat is de meest overvloedige van alle metabolisme producten?

119
Q

Welk orgaan filtert het bloed en verwijdert stoffen uit het plasma (naast koolstofdioxide) die niet nodig zijn voor celfunctie?

120
Q

Wat gebeurt er met plasma bij de filtratie van het bloed door de nieren?

A

Grote hoeveelheden plasma passeren door glomerulaire capillairen en in buisjes

121
Q

Welke voedingsstoffen worden geresorbeerd in het bloed bij de nieren?

A

Nodige voedingsstoffen zoals glucose, aminozuren, water, ionen

122
Q

De lever ontgift of verwijdert ingeslikte chemicaliën en medicijnen, hoe wordt het meeste afval geëlimineerd?

A

Via gal in het darmkanaal

123
Q

Uit welke drie grote delen bestaat het zenuwstelsel?

A

Centraal (intergratief)
Perifeer: sensorische input
Perifeer: motorische output

124
Q

Waaruit bestaat het centraal zenuwstelsel?

A

Hersenen en ruggenmerg

125
Q

Waaruit bestaan de acties van het autonome systeem?

A

Onbewuste (automatische) acties: reguleren activiteit interne organen, pompactiviteit hart, maagdarmkanaal, kliersecreties

126
Q

Wat zijn hormonen

A

Chemische stoffen die helpen bij het reguleren van cellulaire functies

127
Q

Waarin worden hormonen uitgescheiden

A

Extracellulaire vloeistof

128
Q

Welke hormonen verhogen de snelheid van chemische reacties in cellen

A

Schildklierhormoon (thyroid)

129
Q

Welk hormoon controleert glucosemetabolisme

130
Q

Welke hormonen controleren natrium en kalium ionen en eiwitmetabolisme

A

Adrenocortical (bijnierschors) hormonen

131
Q

Welke hormonen controleren botcalcium en fosfaat?

A

Bijschildklierhormonen (parathyroid)

132
Q

Welk systeem controleert vele metabolische functies in het lichaam?

A

Hormonale systeem

133
Q

Wat controleert spier en secretie activiteiten in het lichaam?

A

Zenuwstelsel

134
Q

Noem 4 pathogenen waartegen het immuunsysteem het lichaam beschermt

A

Bacteriën
Virussen
Parasieten
Schimmels

135
Q

Noem 5 onderdelen van het immuunsysteem

A
  1. Thymus
  2. Witte bloedcellen
  3. Lymfevaten
  4. Lymfeklieren
  5. Weefselcellen afgeleid van witte bloedcellen
136
Q

Wat is de eerste stap van het mechanisme van het immuunsysteem?

A

Herkennen van indringers t.o.v. lichaamseigen cellen

137
Q

Wat is de tweede stap van het mechanisme van het immuunsysteem?

A

Vernietigen of neutraliseren van het pathogeen

138
Q

Via welke 3 manieren vernietigt of neutraliseert het immuunsysteem indringers van het lichaam?

A
  1. Fagocytose
  2. Productie van gesensibiliseerde lymfocyten
  3. Productie van gespecialiseerde eiwitten (antilichamen)
139
Q

Hoeveel procent van het lichaamsgewicht omvat de huid?

140
Q

Wat controleert het controlesysteem van de longen + zenuwstelsel

A

CO2 concentratie in extracellulaire vloeistof

141
Q

Wat controleert het controlesysteem van de lever + alvleesklier?

A

Glucoseconcentratie in extracellulaire vloeistof

142
Q

Wat controleert het controlesysteem van de nieren?

A

Concentraties waterstof, natrium, kalium, fosfaat, en andere ionen in extracellulaire vloeistof

143
Q

Door welke functie van hemoglobine wordt zuustof met hemoglobine gebonden terwijl het bloed de longen passeert, maar het zuurstof weer loslaat wanneer het in een weefsel is waar de zuurstofconcentratie laag is

A

Oxygen bufferfunctie van hemoglobine

144
Q

Wat prikkelt een hogere dan normale koolstofdioxide concentratie in extracellulaire vloeistof, waardoor de uitademing van koolstofdioxide wordt verhoogd?

A

Het respiratoire centrum

145
Q

Wat gebeurt er met de celfunctie als koolstofdioxide kan accumuleren in weefselvloeistoffen en waarom?

A

Vermindert/verdwijnt, omdat alle energiegevende reacties van de cellen stoppen.

146
Q

Reageert het baroreceptor systeem snel of langzaam voor een controlemechanisme?

147
Q

Op welke twee plekken zijn baroreceptoren te vinden?

A

In de wanden van de vertakkingsregio van de halsslagaders (carotid arteries) en de aortaboog in de thorax

148
Q

Hoe worden baroreceptoren gestimuleerd?

A

Stretch mechanisme in de arteriële wand

149
Q

Naar waar in de hersenen sturen de baroreceptoren impulsen?

150
Q

Wat is het eerste dat gebeurt, wanneer door te hoge slagaderdruk de baroreceptoren impulsen sturen naar de medulla in de hersenen?

A

De impulsen van het vasomotor centrum verminderen activiteit van het sympathisch zenuwstelsel naar hart en bloedvaten. Zorgt voor vasodilatatie en gereduceerde pompactiviteit, wat de bloeddruk verlaagt

151
Q

Wat is het tweede dat gebeurt wanneer door te hoge slagaderdruk de baroreceptoren impulsen sturen naar de medulla in de hersenen?

A

Vasodilatatie en verminderde pompactiviteit van het hart

152
Q

Hoe reageert het baroreceptorsysteem wanneer de slagaderdruk onder normaal valt?

A

Dan relaxeren de rek-receptoren, waardoor het vasomotorcentrum actiever dan normaal wordt, met als gevolg vasoconstrictie en verhoogde pompfunctie van het hart

153
Q

De initiële verlaging van slagaderdruk geeft welk soort feedback, waardoor de druk weer verhoogt?

A

Negatieve feedback

154
Q

Hoeveel verhoging van lichaamstemperatuur leidt tot een vicieuze cirkel waarbij verhoogde cellulaire metabolisme de cellen verwoest?

A

7°C (11°F)

155
Q

Wat is de normale aderlijke zuur-base balans (pH)

156
Q

Wat kan er gebeuren, als de kaliumconcentratie vermindert tot 1/3 van de normaalwaarde?

A

Verlamming als gevolg van dat zenuwcellen geen signalen door kunnen geven.

157
Q

Wat kan er gebeuren, als de kaliumconcentratie verhoogt tot twee keer of meer dan de normaalwaarde?

A

De hartspier kan ernstig verzwakken

158
Q

Wat kan er gebeuren, als de calcium ion concentratie vermindert tot minder dan de helft van het normaal?

A

Tetanische contracties van spieren door het hele lichaam door een overschot aan zenuwimpulsen in de perifere zenuwen

159
Q

Wat kan er gebeuren, als de glucose concentratie vermindert tot minder dan de helft van normaal?

A

Extreme mentale prikkelbaarheid en soms stuiptrekkingen (convulsies)

160
Q

Is de regulatie van koolstofdioxide concentratie een voorbeeld van een controlesysteem dat werkt via positieve of negatieve feedback?

A

Negatieve feedback: hoge concentratie CO2 stimuleert de longen waardoor de concentratie verlaagt, de verlaging is negatief (tegenovergesteld) vergeleken met initiële stimulans (hoge concentratie)

161
Q

Hoe wordt de effectiviteit van een controlesysteem om constante condities te handhaven bepaald?

A

Winst van negatieve feedback

162
Q

Hoe wordt de winst (gain) van negatieve feedback bepaald?

A

Gain = correctie / error

163
Q

Noem drie voorbeelden van positieve feedback:

A
  1. Bevalling
  2. Bloedstolling
  3. Zenuwimpulsen
164
Q

Hoe heet het mechanisme dat wordt gebruikt wanneer een beweging van het lichaam zo snel gebeurt, dat er niet genoeg tijd is voor zenuwsignalen om heen en weer van het perifere weefsel naar het brein te gaan.

A

Feed-Forward control

165
Q

Hoe heet het proces dat de hersenen corrigeert voor de volgende keer dat een beweging wordt uitgevoerd

A

Adaptive control

166
Q

Op welk type mens wordt de discussie van fysiologische functies gefocust?

A

“Gemiddelde” 70kg jonge, fitte man

167
Q

Wat is het gemiddelde gewicht van de huidige Amerikaanse man?

168
Q

Wat is het huidige gemiddelde gewicht van de Amerikaanse vrouw?

169
Q

Wat is de normale waarde (mmHg) van zuurstof in aderlijk extracellulaire vloeistof?

A

40 mmHg (normale range: 25-40)

170
Q

Wat is de normale waarde (mmHg) van het koolstofdioxide in aderlijk extracellulair vloeistof?

A

45 mmHg (normale range: 41 - 51)

171
Q

Wat is de normale waarde (mmol/L) van natrium ionen in de extracellulaire vloeistof?

A

142 mmol/L (normale range: 135-145)

172
Q

Wat is de normale waarde (mmol/L) van kalium ionen in de extracellulaire vloeistof?

A

4.2 mmol/L (normale range: 3.5 - 5.3)

173
Q

Wat is de normale waarde (mmol/L) van calciumionen in de extracellulaire vloeistof?

A

1.2 mmol/L (normale range: 1.0 - 1.4)

174
Q

Wat is de normale waarde (mmol/L) van chloride ionen in de extracellulaire vloeistof?

A

106 mmol/L (normale range: 98 - 108)

175
Q

Wat is de normale waarde (mmol/L) van bicarbonaat ionen in de extracellulaire vloeistof?

A

24 mmol/L (normale range: 22-29)

176
Q

Wat is de normale waarde (mg/dl) van glucose in de extracellulaire vloeistof?

A

90 (normale range: 70 - 115)

177
Q

Wat is de normale waarde (°C) van de lichaamstemperatuur?

178
Q

Wat is de normale waarde (pH) van de zuur-base balans in de aderlijke extracellulaire vloeistof?

A

7.4 (normale range: 7.3 - 7.5)

179
Q

Wat is de basis levende unit van het lichaam

180
Q

Hoe is de verhouding tussen de variaties in de bloed-waterstof ion concentratie en de variaties in de bloed-natrium concentraties?

A

Variaties in de bloed-natrium concentraties zijn een miljoen keer groter dan de variaties in de bloed-waterstof ion concentraties

181
Q

In welk jaar is de term ‘homeostase’ door Walter Cannon bedacht?

182
Q

Hoe gebeurt het proces van diffusie?

A

Door kinetische beweging

183
Q

Wat is het alveolaire membraan?

A

Het membraan tussen de alveoli en het lumen van de pulmonaire capillairen

184
Q

Noem 2 metabolische afvalproducten die slecht re-absorberen in de nierbuizen en via urine worden uitgescheiden

A

Ureum en creatinine

185
Q

Door welk zenuwstelsel werkt het baroreceptorsysteem?

A

Het sympathische zenuwstelsel

186
Q

Wat is de winst van een persoons baroreceptorsysteem om de arteriële druk te controleren?

187
Q

Wat is de winst van een persoons interne lichaamstemperatuur regulatie wanneer blootgesteld aan koud weer?