Griekse medische benamingen Flashcards
1
Q
abnormale conditie
A
-iasis
2
Q
abnormale angst
A
-phobia
3
Q
abnormaal zacht
A
-malacia
4
Q
pijn
A
-algia, -dynia
5
Q
ambryonisch/onvolwassen
A
-blast
6
Q
condition of
A
-sis, -y (epilepsy)
7
Q
dilatatie, expansie
A
-ectasis
8
Q
ziekte
A
-pathy
9
Q
desintegratie
A
-lysis
10
Q
displacement
A
-ectopia
11
Q
hangend
A
-ptosis
12
Q
vergroting
A
-megaly
13
Q
abnormale flow
A
-rrhage, rrhagia (hemorrhage)
14
Q
flow, uitscheiding
A
-rrhea
15
Q
formatie, ontwikkeling
A
-plasm, -plasia
16
Q
verharding
A
-sclerosis
17
Q
hernia, uitstulping
A
-cele
18
Q
inflammatie
A
-itis
19
Q
vernauwing
A
-stenosis
20
Q
verlamming
A
-plegia
21
Q
aanwezigheid van bloed
A
-emia
22
Q
genereren
A
-genesis
23
Q
produceren
A
-genic
24
Q
scheur
A
-rrhexis
25
Q
conditie, status van iets
A
-ia, -ism
26
Q
substantie in urine
A
-uria
27
Q
opzwelling
A
-edema
28
Q
tumor, massa
A
-oma
29
Q
ongebruikelijke of zieke aandoening
A
-osis
30
Q
overgeven
A
-emesis
31
Q
verzwakt
A
-arasis
