Gesprekstechniek en presentatie (hoofdstuk 8) Flashcards
1
Q
Voorwaarden gesprekken voeren met medewerkers
A
- Het doel is vooraf vastgesteld
- Er is een gespreksleider die het onderwerp en de vorm bepaalt
- Het gespreksonderwerp is bij beide partners bekend
2
Q
De hoofddoelen van een gesprek
A
- Geven van informatie
- Vragen van informatie
- Beïnvloeden van het gedrag van uw gesprekspartner
3
Q
Techniek van gesprekken voeren
A
- Luisteren
- Samenvatten
1. De samenvatting moet in eigen woorden zijn
2. Kort maar volledig samenvatten
3. De samenvatting heeft een vragend karakter met als afsluiting ‘’heb ik u zo goed begrepen?’’ - Vragen stellen
- E = K x A (Effectiviteit = Kwaliteit x Acceptatie)
4
Q
Vormen van luisteren
A
- Passief luisteren
- Actief luisteren
5
Q
Diverse soorten van vragen stellen
A
- Gesloten vragen – is een vraag waarop in principe maar één antwoord mogelijk is (vaak ja/nee)
- Open vragen – hierop is het niet mogelijk met ja of nee te antwoorden
- Of-of-vragen – is een speciale vorm van een gesloten vraag. Vb: ‘’is je lievelingskleur blauw of groen?’’
- Vragen naar feiten en meningen
- Suggestieve vragen – hierbij geeft de vragensteller zijn gesprekspartner het antwoord al in de mond. Vb: ‘’vind jij ook niet dat…’’
- Dubbele vragen – soms stoppen mensen twee vragen in één zin. Je krijgt vaak maar antwoord op één van de twee vragen.
- Toetsende vragen – hiermee controleer je of dat wat je denkt begrepen te hebben ook klopt. Vb: ‘’Heb ik goed begrepen dat…?’’
- Retorische vragen – feitelijk zijn dit geen vragen in de zin dat er een antwoord op moet volgen. Het antwoord ligt al in de vraag besloten.
6
Q
Bijzondere gesprekken
A
- Slechtnieuwsgesprek (onder slecht nieuws verstaan we al die boodschappen waarvan je kunt veronderstellen dat de ontvanger ze als slecht nieuws zal ervaren)
- Probleemoplossend gesprek
7
Q
Fasen reactie slechtnieuwsgesprekken
A
- Stilvallen, versuft zijn door de klap van het slechte nieuws
- Ontkenning
- Een emotionele reactie: woede of verdriet
- Acceptatie
8
Q
Drie fasen slechtnieuwsgesprek
A
- Informatie geven
- Beïnvloeden van gedrag of houding
- Afronding
9
Q
Fasen probleemoplossend gesprek
A
- Nagaan wat het probleem is
- Oplossingen bespreken
- Besluit nemen
10
Q
Schema voor een toespraak/presentatie
A
- Inleiding:
1. Een pakkende, verrassende opening
2. In één, hooguit twee zinnen: de kern of de hoofdgedachte van uw toespraak
3. Aankondiging van de hoofdpunten die je zult behandelen - Middenstuk:
1. Behandeling van de hoofdpunten in een logische volgorde, zo nodig onderverdeeld in subpunten of subvragen; het middenstuk bevat het eigenlijke verhaal - Slot:
1. Samenvatting van de hoofdpunten
2. Herhaling van de kern
3. Aanduiding van het doel of eventueel het appél
4. Afronding; treffende slotzin - Instructie voor je zelf
11
Q
Fouten tijdens toespraak (verbaal gedrag)
A
- Stopwoorden
- Articulatie
- Volume
- Spreektempo
12
Q
Aspecten van non-verbaal gedrag (toespraak)
A
- Houding
- Contact met het publiek
- Gebaren en mimiek
13
Q
Tips voor het houden van een gelegenheidsspeech
A
- Houd het kort
- Richt het woord tot alle aanwezigen
- Bereid ook de gelegenheidsspeech voor