Geschiedenis T1 Flashcards

1
Q

Zelfbeschikkingsrecht

A

Het recht van een volk om over zijn eigen toekomst te mogen beschikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Koude oorlog

A

1945-1989 het conflict tussen het communistische oosten onder leiding van de sovjet uni en het kapitalistische westen onder leiding van de vs beide blokken streden wereldwijd op invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blokvorming

A

Het ontstaan van groepen landen met hetzelfde economische en politieke systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

NAVO

A

Militair bondgenootschap tussen westerse landen die hebben afgesproken dat als een van de lidstaten wordt aangevallen, de andere militair te hulp zullen schieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wapenwedloop

A

Een strijd tussen grootmachten waarbij men de overhand probeert te krijgen door meer en geavanceerdere wapens te produceren dan de ander (zie ook wederzijdse afschrikking).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wederzijdse afschrikking

A

Het verschijnsel dat er tussen grootmachten niet snel een oorlog zal uitbreken, doordat zij over zulke grote hoeveelheden massavernietigingswapens beschikken, dat oorlog catastrofale gevolgen zou hebben voor beide partijen (zie ook wapenwedloop).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

atoomoorlog

A

Een oorlog waarbij de strijdende partijen kernwapens inzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

containmentpolitiek

A

Amerikaanse politiek tijdens de Koude Oorlog die erop was gericht te voorkomen dat het communisme zich zou verspreiden en waarbij Amerikaanse steun werd beloofd en verleend aan landen die door het communisme werden bedreigd (staat ook bekend als de Trumanleer; zie ook dominotheorie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dominotheorie

A

Het idee dat als één land communistisch wordt, de buurlanden zullen volgen (zie ook containmentpolitiek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

guerrillatactiek

A

Militaire strijd door kleine, onverwachte aanvallen met lichte wapens in plaats van grote veldslagen met tanks en vliegtuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wederopbouw

A

Een periode van herstel van de Europese landen na de Tweede Wereldoorlog (1945-1960).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Marshallplan

A

Economisch hulpplan van de Verenigde Staten om Europa na de Tweede Wereldoorlog economisch weer op de been te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verzorgingsstaat

A

Een samenleving met een dermate hoog niveau van door de staat georganiseerde maatschappelijke voorzieningen, dat mensen hun leven lang zijn verzekerd van een behoorlijk inkomen en behoorlijke zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

secularisatie

A

Het verschijnsel dat steeds minder mensen in een god of goden geloven; ook wel ‘ontkerkelijking’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)

A

De eerste supranationale organisatie voor economische samenwerking in Europa, in 1951 opgericht door zes Europese landen om te zorgen voor meer stabiliteit in Europa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

supranationaal

A

Letterlijk ‘boven’ (supra) ‘de staat’ (natie); gezegd van organisaties waarin een aantal staten zich heeft verenigd en die afspraken en regels aan die staten kunnen opleggen.

17
Q

Europese Economische Gemeenschap (EEG)

A

Van 1958 tot 1992 een economisch samenwerkingsverband tussen enkele Europese staten (in eerste instantie België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland) met als doel het wegnemen van handelsbelemmeringen tussen de aangesloten staten.

18
Q

dekolonisatie

A

Proces waarbij de koloniën onafhankelijk worden van het moederland.

19
Q

dekolonisatie

A

Proces waarbij de koloniën onafhankelijk worden van het moederland.

20
Q

hegemonie

A

Overwicht van een staat of een machtsblok over (een deel van) de wereld.

21
Q

neokolonialisme

A

Het verschijnsel dat westerse staten grote invloed hebben op voormalige koloniën, ook al zijn die formeel onafhankelijk