Duits T1 Flashcards

1
Q

Brief conventie: welke 2 dingen staan er voor de opening van de brief?

A

An: e-mail adres
Betreffende: onderwerp (is waarschijnlijk ‘reservierung’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aanhef brief man:

A

Sehr geehrter Herr (let op de r achter geehrter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aanhef brief vrouw:

A

Sear geehrte Frau (let op geehrte zonder r erachter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aanhef als je niet weet of je tegen een man of vrouw spreekt:

A

Sehr geehrte Damen und Herren (let op de geehrte zonder r) tip: na geehrte komt Damen, dat is vrouwelijk dus geehrte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Na de aanhef:

A

Een komma en dus start je de brief met een kleine letter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanspreekvorm formeel:

A

Sie (u), 1e naamval
ihnen, 3e naamval
Sie, 4e naamval
Ihre (uw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afsluitende zinnen formele e-mail:

A

Ich Freue mich auf Ihre baldige Antwort.
Of
Vielen dank im Voraus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De groeten:

A

Mit freundlichen Grüßen (geen komma hierachter)
Je naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Regels met getallen:

A

Getallen t/m 20 voluit uitschrijven
null - eins - zwei - drei - vier - fünf - sechs - sieben - acht - neun - zehn - elf - zwölf - dreizehn - vierzehn - fünfzehn - sechzehn - siebzehn - achtzehn - neunzehn - zwanzig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De datum van en tot wanneer je blijft:

A

Vom 18. November bis zum 25. November
Let op: de punten achter de getallen (alle getallen gewoon als getal opschrijven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Regel für en vor:

A

Betekenis: voor
Für gebruik je als je ergens voor bent of bestemd voor iets of iemand
Vor: plaats of tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Regel oder of Ob:

A

Betekenis: of
Oder: keuze
Ob: na een komma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Regel nach/zu/in

A

Betekenis: naar
Nach: bij landen en steden zonder lidwoord
In: bij landnamen met lidwoord
Zu: bij de andere gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er is/er zijn

A

Gibt es (dit valt onder de 4e naamval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik wil graag een 2-persoonskamer reserveren

A

Ich möchte gerne ein Doppelzimmer reservieren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kunt u mij a.u.b. een bevestiging sturen?

A

Können Sie mir mir bitte eine Bestätigung schicken?

17
Q

Ik ben van plan, een weekend te blijven

A

Ich habe vor, ein Wochenende zu bleiben

18
Q

Naamval vinden stappenplan stap 1;

A

Welk voorzetsel staat voor de vorm van ein/das/der/die

19
Q

Stappenplan naamval stap 2:

A

is er een keuze voorzetsel voor de vervoeging

20
Q

Stap 3 naamvallen

A

Werkwoorden in dit rijtje voor de vervoeging:
Sein werden (1e nv)
Es gibt /fragen (4e nv)
Danken / gefallen / gratulieren / helfen (3e nv)

21
Q

Stap 4 naamvallen:

A

Ontleden, aan of vor + gezegde # onderwerp dan 3e nv
Hij proef wie/wat + gezegde dan 3e nv
Hem proef wie/wat + gezegde + onderwerp dan 4e nv