Eco T3 Flashcards

1
Q

Het Brute Binnenlands Product (BBP)

A

De geldwaarde van alle in een land geproduceerde producten en diensten gedurende een bepaalde periode. Wanneer er een groei is in de economie, groeit het BBP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toegevoegde waarden

A

Omzet - leveringen van derden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Productiefactoren

A

Kapitaal, arbeid, natuur, ondernemerschap. Deze inzet heb je nodig voor produceren. Hier staat een beloning/primaire inkomens tegenover:
Arbeid: loon
Natuur: pacht
Kapitaal (goederen): rente en huur
Ondernemerschap: winst
De toegevoegde waarde is gelijk aan de primaire inkomens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bepalen BBP:

A
  • objectieve methode: optellen van de toegevoegde waarde (omzet - totale kosten leveringen van derden)
  • subjectieve methode: optellen van primaire inkomens (loon, rente, huur, pacht, winst) het binnenlands inkomen = som primaire inkomens
    De toegevoegde waarde van de overheid is gelijk aan de ambtenarensalarissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De betalingsbalans

A

Een overzicht van alle transacties met het buitenland in een periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Individuele goederen

A

Goederen waarbij je mensen kan uitsluiten die niet betalen
Het consumeren van de een gaat ten koste van het consumeren van de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Collectieve goederen

A

Goederen waarbij je mensen die niet betalen niet kan uitsluiten
Het consumeren van de een gaat niet ten kosten van het gebruik van de ander
Wordt vaak betaald met belastinggeld dmv collectieve dwang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Quasi-collectieve goederen

A

Goederen waarbij je mensen die niet betalen soms kan uitsluiten
Het consumeren van de een kan beperkend zijn voor het gebruik van de ander
Wordt gefinancierd vanuit de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontvangsten van de overheid

A
  • belastingen
    • directe belastingen, dus inkomsten en vennootschapsbelasting
    • indirecte belasting dus Btw en accijns
  • premies
    • volksverzekeringen dus aow en anw
    • werknemersverzekeringen, dus ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid
  • overige ontvangsten
    • Winsten uit overheidsbedrijven (dividend)
    • gasopbrengsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overheids uitgaven

A
  • overheidsuitgaven
    • sociale uitkeringen
    • toeslagen
  • overheidsbestedingen
    • consumptie: ambtenarensalarissen en huur over overheidsgebouwen
    • investeringen: bijv wegen, spoorlijnen en dijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Overheidssaldo

A

Inkomsten - uitgaven
Hier kan een overheidstekort of overschot uit voortkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Overheidsschuld

A

Overheidsschuld op 31 december = overheidsschuld op 1 januari + overheidstekort - aflossingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uitgestelde belastingheffing

A

Wanneer een overheid een tekort heeft, omdat de overheid meer heeft uitgegeven dan is binnengekomen, moeten toekomstige generaties (meer) belasting gaan betalen om de rente en het tekort af te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

EMU-normen en berekening

A

Elk land die de euro heeft als betaalmethode zit bij de EMU en moet zich aan 2 regels houden:
- de overheidsschuld mag 60% van het bbp bedragen:
Overheidsschuld : bbp x 100%
- het overheidstekort mag niet meer dan 3% zijn van het bbp:
Overheidstekort : bbp x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conjunctuur indicatoren

A

Vertrouwens indicatoren:
- voortlopende indicatoren, geven de stand van de conjunctuur op middellange termijn, consumenten en producenten vertrouwen
Economische indicatoren:
- gelijklopende indicatoren, geven de stand van de huidige conjunctuur aan, bbp, export, investeringen, consumptie
Arbeidsmarkt indicatoren:
- achterlopende indicatoren, geven extra bevestiging dat de conjunctuur zich in de volgende fase bevindt, werkloosheid, werkgelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Overheid de inflatie afremmen/stimuleren

A

Dmv het anticyclisch begrotingsbeleid:
- bij hoogconjunctuur is de ev hoger dan de pc. De overheid kan dit remmen door belastingen te verhogen en/of overheidsbestedingen te minderen. Er ontstaat een overschot bij de overheid
- bij laagconjunctuur is de ev lager dan de pc en moet dus worden gestimuleerd. Dit kan de overheid doen dmv het verminderen van belastingen en meer overheidsbestedingen. Tekort op overheidsbegroting neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3 soorten banken

A

ECB: Europese centrale bank, houdt financieel toezicht op nationale banken en voert monetair beleid: prijsstabiliteit inflatie van 2%
Nationale centrale banken: lid van de ecb en houden toegang op banken, zoals de ans ing etc.
Nationaal commerciële banken: spaarders en leners bij elkaar brengen, uitvoeren van belastingverkeer en adviseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Oorzaken van bestedingsinflatie

A
  • Wanneer de ev groter is dan de pc, stijgen de prijzen omdat bedrijven de grote vraag naar goederen en diensten niet aankunnen
  • de bestedingsdrang is te hoog (productie : productie capeciteit) de vraag is hoger dan het aanbod dus de prijzen stijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kan de overheid/centrale bank doen aan bestedingsinflatie

A
  • begrotingsbeleid: belastingen verhogen, overheidsbestedingen verlagen
  • rentebeleid: centrale bank kan rente verhogen, lenen wordt duurder, sparen wordt aantrekkelijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beredenering bestedingsinflatie op toets

A

Besteedbaar inkomen neemt toe, bestedingen nemen toe, druk op productiecapaciteit neemt toe, bestedingsinflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Oorzaken van kosten inflatie

A

Er ontstaat inflatie door stijging van de kosten per product. Wanneer dit wordt doorberekent in de verkoopprijs is het kosteninflatie. Loon, rente, huur en pacht zijn kosten voor de producent, wanneer deze kosten verhogen worden deze doorberekend in de verkoopprijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat kan de overheid doen aan kosteninflatie

A
  • loonpolitiek: aanmoediging door overheid om de loonstijging te beperken
  • prijspolitiek: overheid kan regels stellen waardoor bijv huurverhogingen worden beperkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Redenering kosteninflatie:

A

Kosten stijgen, Kosten per product stijgen, hogere kosten doorberekend in verkoopprijs, kosteninflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verband tussen hoge rente en inflatie

A
  • rente wordt verlaagt door ecb
  • banken kunnen goedkoper lenen bij ecb
  • consumenten kunne goedkoper lenen bij de bank
  • lenen neemt toe, sparen neemt af
  • bestedingen nemen toe
  • druk op pc neemt toe
  • kans op bestedingsinflatie neemt toe.
    Bij bije een hoge inflatie wordt een hoge rente ingezet waardoor mensen eerder gaan lenen. Dan neemt de druk op de pc weer af en daalt de inflatie. En andersom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
B
Belastingen (van gezinnen naar overheid)
26
S
Besparingen (van gezinnen naar financiële instellingen)
27
C
Consumptie (van gezinnen naar bedrijven)
28
O
Overheidsbestedingen (van overheid naar bedrijven)
29
B - O
Overheidssaldo (van financiële instellingen naar overheid bij overheidstekort)
30
i
Investeringen (van financiële instellingen naar bedrijven)
31
E - M
- Saldo op lopende rekening - Lening aan het buitenland (van financiële instellingen naar het buitenland of andersom)
32
M
Import (van het buitenland naar bedrijven)
33
E
Export (van bedrijven naar het buitenland)
34
Gezinnen inkomend uitgaand
Inkomend: Y (loon vanuit bedrijven) Uitgaand: S + B + C
35
Bedrijven inkomend uitgaand
Inkomend: c+ I + o+ e Uitgaand: y + m
36
Particuliere spaarsaldo
S - I
37
Nationale spaarsaldo
(S - I) + (B - O)
38
Welvaart
De mate waarin we met beperkte middelen in onze behoeften kunnen voorzien. - in enge zin: gemeten aan de hand van de hoogte van het bbp, hoe hoger het bbp hoe hoger de welvaart - welvaart in ruime zin:
39
Reëler bbp
Houdt rekening met inflatie en wordt berekent mbv de prijsindex. Reeele bbp = nominale bbp : bbp inflatie/deflatie x 100 Verandering = reeele verandering bbp = nominale verandering bbp - inflatie
40
Reeele bbp per hoofd van de bevolking
Het nominale bbp is in een groot land al snel groter dan dat van kleine landen. Daarom wordt er gekeken naar het bbp per hoofd van de bevolking. Dit bereken je zo: - reeel bbp per hoofd van de bevolking = reeel bbp : bevolking. Wanneer de bevolking harder stijgt dan het reeele bbp is het reeele bbp per hoofd van de bevolking gedaald.
41
Onderdelen van het meten van de brede welvaart:
- human development index: volksgezondheid, onderwijs, en bbp per hoofd van de bevolking - world happiness index: economie, diversiteit, onderwijs, milieu, veiligheid en gezondheid
42
Groen bbp
Houdt alleen rekening met het milieu: Groen bbp = bbp - de waarde van schade aan het milieu + waarde van verbetering aan het milieu
43
Negatieve externe effecten
Negatieve gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van andere zonder dat de producent of consument daarvoor een vergoeding betaalt. Zoals, vliegtuigen op mensen die rondom Amsterdam wonen
44
Internaliseren
De producent of consument moet betalen voor de negatieve gevolgen. Hierdoor is het geen negatief extern effect meer, maar is het geïnternaliseerd.
45
Positieve externe effecten
Positieve gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van anderen zonder dat anderen hiervoor een vergoeding betalen. Zoals het plaatsen van zonnepanelen.
46
Productiecapaciteit
De hoeveelheid goederen en diensten een land kan produceren maximaal. Productiecapaciteit kan groeien door: - toename van hoeveelheid beschikbare productiefactoren - toename van de kwaliteit van productiefactoren. Dit zorgt volgens klassieke economen voor structurele groei, ontwikkeling op de aanbodkant van de economie. Op korte termijn is het moeilijk om voor de overheid in te grijpen. Er moet een structureel overheidsbeleid zijn, de overheid probeert met investeringen de kwaliteit en hoeveelheid te stimuleren.
47
De effectieve vraag EV
Keynesiaanse economen kijken naar groei op korte termijn naar de vraagkant van de economie. D.m.v. de EV ontstaan er conjunctuur schommelingen. Dit veranderd het bbp dmv de bestedingen. De EV bestaat uit: Consumenten (C) Investeringen (I) Overheidsbestedingen (O) Export en import E en M De EV I= C + I + O + E -M
48
3 conjunctuur situaties
- Onderbesteding: EV < PC - Overbesteding EV > PC - Bestedingsdvenwicht EV = PC
49
Open economie
Een land waarin veel handel met het buitenland is. Zoals Nederland.
50
Handel positief of negatief
Positief: - export zorgt voor extra productie en extra inkomen. - een land gaat zich specialiseren in wat zij het beste of goedkoopste kunnen maken en hier profiteren andere landen van. Nadelen: - er verdwijnen banen - landen worden afhankelijk van elkaar - landen met een minder ontwikkelende economie krijgen geen kans een eigen productie op te zetten door sterke concurrentie vanuit het buitenland.
51
De betalingsbalans
Een overzicht van alle transacties met het buitenland in een periode (in en uitgaande geldstromen).
52
De lopende rekening
Een van de deelrekeningwn van de betalingsbalans en bestaat uit: - de goederen- en dienstenrekening: overzicht van export ontvangsten en import uitgaven aan het buitenland - de inkomensrekening: overzicht van alle ontvangen primaire inkomens en inkomens overdrachten van en aan het buitenland.
53
Overschot/tekort op de lopende rekening
Overschot: - de ontvangsten uit het buitenland zijn groter dan de uitgaven aan het buitenland. Tekort op de lopende rekening: - de uitgaven aan het buitenland zijn groter dan de ontvangsten uit het buitenland.
54
Oorzaken voor tekort op de lopende rekening:
- slechte internationale concurrentiepositie - overbesteding in eigen land (inflatie) - onderbesteding in het buitenland (deflatie).
55
Protectie
Landen proberen in de economische samenwerking hun binnenlandse bedrijven te beschermen tegen concurrentie uit het buitenland - bescherming werkgelegenheid - beschermen van strategische sectoren, een sector die heel belangrijk is voor de gehele economie van een land - beschermen van infant industry, nieuwe industrie kan in de beginfase niet concurreren met gevestigde partijen uit het buitenland.
56
Manieren van protectie:
- tarifaire protectie, invoerrechten en exportsubsidies. - non-tarifaire protectie, bureaucratische rompslomp: bij de grens onnodig veel formulieren moeten invullen controles etc. En kwaliteitseisen en invoerquota.
57
Protectie kan leiden tot
- hogere prijzen door invoerrechten - minder keuze - handelsoorlog
58
Internationale concurrentie positie (ICP)
Vertelt hoe goed een land de concurrentie aan kan met het buitenland. Dit is afhankelijk van de prijs en kwaliteit van producten, die hangen af van: - kwaliteit en kosten van arbeid en kapitaal - natuur - infrastructuur - stabiliteit
59
Nettoloon berekenen
Loonkosten =premies werknemersverzekeringen - werkgeversdeel pensioenpremies = brutoloon - loonheffing - werknemersdeel pensioenpremies = nettoloon
60
Wig
Het verschil tussen loonkosten en het nettoloon
61
Werkgeverswig
Bestaat uit het verschil tussen totale loonkosten en het brutoloon
62
Werknemerswig
Bestaat uit verschil tussen het brutoloon en het nettoloon
63
Loonkosten per product
Totale loonkosten : totale productie Of Loonkosten per werknemer : arbeidsproductiviteit
64
Procentuele verandering van de loonkosten per product
Procentuele verandering van de loonkosten per werknemer - de procentuele verandering van de arbeidsproductiviteit
65
ICP wordt gemeten op basis van loonkosten per product geldt:
- De ICP verbeterd als de procentuele verandering van de loonkosten kleiner is dan de procentuele verandering van de arbeidsproductiviteit - de ICP verslechterd als dit andersom is
66
Oorzaken toename arbeidsproductiviteit
- scholing, investeren in human capital - specialisatie - diepte investeringen - arbeidsverleden
67
Anticyclisch begrotingsbeleid
Volgens keynsiaansen moet de overheid tegen de conjunctuurgolf ingaan. Dus bijv bij hoog conjunctuur, belastingen verhogen en overheidsbestedingen verlagen.