Bio T3 Flashcards
Uitscheiding
Bij stofwisseling processen in je lichaam, ontstaan er afvalstoffen. Het afvoeren van deze afvalstoffen heet uitscheiding.
Welke organen zorgen voor de uitscheiding
- longen
- nieren
- lever
- huid
Gaswisseling
De opname van zuurstof, O2 en de afgifte van koolstofdioxide, CO2 heet gaswisseling. Dit gebeurt in de longen, longblaasjes.
Voordelen van het inademen via je neus t.o.v. je mond:
- neus keurt de geur van de lucht en waarschuwt voor gevaar
- lucht wordt bevochtigt en verwarmt (zuurstof kan hierdoor makkelijker worden opgenomen)
- neusgaten houden groter] stoffen tegen
- slijmvlies vangt ziektewekkers en stofdeeltjes op waardoor je longen schoon blijven.
Weg van het lucht van neus naar luchtpijp
Het lucht gaat vanuit je neus naar de keelholte wanneer dit gebeurd word de neus afgesloten door de huig. Vanuit de keelholte gaat het naar het strottenklepje en dan beland het lucht in de luchtpijp. Kraakbeenringen zorgen ervoor dat de luchtpijp open blijft staan
Bronchiën
Zijn 2 aftakkingen die lijden naar de twee longen. De bronchiën hebben ook weer aftakkingen, de bronchioles. Deze zijn omringt met spierweefsel die wijder wordt of krimpt.
Longblaasjes
Aan het einde van de bronchiën liggen de longblaasjes, hier vind de gaswisseling plaat. De wanden van de longblaasjes zijn heel dun er omringd met haarvaatjes, waardoor hetzuurstof makkelijk vanuit de longblaasjes het bloed in kan. Dit doordat zowel de haarvaatjes als longblaasjes een cellaag dun zijn. En andersom ook met koolstofdioxide vanuit de haarvaatjes de longblaasjes in
Diffusie van zuurstof
Wanneer er O2 (zuurstof) in de longblaasjes komt, gaat het naar het vocht in de longblaasjes. Dit is belangrijk want lucht kan niet defenderen als het niet vochtig is. Dan gaat het lucht de bloedvaten in (want diffusie = stoffen willen van een hoge concentratie naar een lage concentratie, op dat moment is er minder zuurstof in het bloed).
Zuurstof spanning pO2
Zuurstof zit in het bloed verbonden aan hemoglobine. Doordat de zuurstof concentratie in het bloed hoger wordt vangt hemoglobine het zuurstof op, haalt het uit het bloedplasma en laat het vervoeren door de rode bloed Ellen
Diffusie koolstofdioxide CO2
Wanneer zuurstof is gebruikt in een weefsel bij dissimilatie, ontstaat er CO2. Dit gaat dan vanuit het weefsel het bloedplasma in via diffusie en dan gaat het weer de longen in.
CO2 kan op 3 ankeren de longen in:
- koolstofdioxide verbonden aan hemoglobine (23%)
- waterstofcarbonaationen (70%)
- als koolstofdioxide in het bloedplasma blijven (7%)
Invloed van pH en temperatuur op zuurstof
Wanneer je spieren warm worden door beweging, ontstaat er anaerobe dessimilatie. Hierbij wordt geen zuurstof verbruikt maar melkzuur. Hierdoor wordt de pH lager en de zuurgraad dus hoger. Hemoglobine krijgt hierdoor een seintje dat er meer zuurstof naar deze plek moet en breng dus meer zuurstof, waardoor de spieren weer afkoelen.
Longventilatie
Het verversen van lucht in je longen
Longvlies en borstvlies
Longvlies en borstvlies zit tussen je longen en de ribben. Hiertussen zit een laagje vloeistoffen waardoor de longen ten opzichte van de ribben kunnen bewegen.
Stappen bij het inademen:
- Tussenribspieren trekken samen
- Ribben en borstbeen worden omhoog en naar voren getrokken
- Middenrif spieren trekken samen
- Middenrif plat af
- Het volume in de borstholte wordt groter
- Volume in de longen wordt groter door borst en longvlies
- Luchtdruk is lager in de longen dan buiten de longen (onderdruk)
- lucht stroomt naar binnen
Stappen bij uitademen
- De spieren die de inademing verzorgen ontspannen
- De zijwanden van de borstholte en het longweefsel zorgen voor de inkrimping van de longen en het borstbeen
- Het middenrif wordt door de buikwand en buikholte weer teruggeduwd.
- Volume van borstholte en longen worden kleiner
- De luchtdruk in de longen word hoger dan in de buitenlucht
- lucht stroomt naar buiten
Het ademhalingsvolume
De hoeveelheid lucht in liters die per teug in- en uitgeademd kan worden.
De dode ruimte
Plekken waar wel lucht zit na inademing, maar waar geen gaswisseling plaatsvind, zoals in de luchtpijp.
Rest volume
De hoeveelheid lucht in liters die achterblijft in de longen na uitademen.
Vitale capaciteit
De hoeveelheid lucht in liters die tijdens een adem teug maximaal kan worden ingeademd. De longcapaciteit is de totale capaciteit + restvolume
Homeostase
Functie van de lever. Het in stand houden van evenwicht van het interne milieu. De lever speelt hierbij een rol door stoffen uit het bloed te halen en deze omzet en/of opslaat
Emulgeren van vet
Functie van de lever. Levercellen produceren gal, dit wordt opgeslagen in de galblaas. Dit gal zorgt voor het emulgeren (van grote bubbels vet kleine bubbels maken) van vet.
Afbraak rode bloedcellen
Functie van de lever. Levercellen breken rode bloedcellen af, hierbij ontstaat oa bilirubine, dit geeft de bruine kleur aan poep.