Foetus 5/5 Flashcards

There is no such thing as a baby

1
Q

Wat is kenmerkend aan het observeren van kinderen volgens Winnicott?

A

Dat er altijd iemand is die op het kind let buiten jij als observator. Er is altijd iemand gefixeerd op het kind, er is geen kind zonder dat daar iemand aan vast zit geplakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar hebben mensen nood aan volgens Winnicott?

A

Holding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Holding

A

Het idee van “holding” impliceert meer dan alleen fysiek vasthouden; het heeft betrekking op de emotionele en psychologische ondersteuning die ouders bieden aan hun kinderen tijdens de vroege ontwikkelingsfasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 fases doorloopt iemand in de ontwikkeling naar true self volgens Winnicott?

A
  1. Volledige afhankelijkheid
  2. Partiële afhankelijkheid
  3. ‘Naar onafhankelijkheid’ (nooit volledig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zie examenvraag ‘There is no such thing as a baby

A

Gedaan !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zie examenvraag ‘It is a joy to be hidden, and disaster not to be found’

A

Gedaan !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar ontwikkelt de foetus zich naar volgens Winnicott?

A

Naar infans/baby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar ontwikkelt ‘no such thing as a baby’ naar volgens Winnicott?

A

Transitionele ruimte / object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt ‘transitionele ruimte/object’ in?

A

Gaat over verschillende overgangen:
overgang tussen binnenkant/subjectiviteit en buitenkant/objectiviteit. (De ontwikkeling van zelf vs de ander/de wereld om mij heen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het bekendste voorbeeld van transitionele object?

A

Je aangewezen knuffel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar ontwikkelt de transitionele ruimte / object zich naar volgens Winnicott?

A

Me + not-me

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee kenmerken vd fase ‘me + not-me’?

A
  • Moeder wordt steeds meer zichzelf, anders, verschillend (realisatie dat moeder ook een binnenwereld heeft waar jij niet bij kan)
  • Geen bundeling projecties maar een realiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat heeft het kind kunnen doen om te kunnen ontwikkelen naar me + not-me?

A

Kind heeft (het goede van) moeder kunnen internaliseren en weet dat het kan rekenen op de ouders, ook als ze niet direct aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een voorbeeld van hoe kinderen kunnen spelen met fantasie en realiteit

A

BV een banaan die als telefoon werkt, die je kan beantwoorden en waarmee je kan praten met elkaar (doen alsof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly