examen idioom duits deel 10 Flashcards
1
Q
die Messe
A
de beurs
2
Q
das Telefonat
A
het telefoongesprek
3
Q
wählen
A
kiezen
4
Q
sich verwählen
A
het verkeerde nummer kiezen
5
Q
das Handy
A
het mobieltje
6
Q
verzichten auf
A
het zonder doen
7
Q
der Verzicht auf
A
het afzien van
8
Q
abschalten
A
uitschakelen
9
Q
leuchten
A
oplichten
10
Q
der Drucker
A
de printer
11
Q
ausdrucken
A
printen
12
Q
die Festplatte
A
de harde schijf
13
Q
die Daten
A
de gegevens
14
Q
der Dateiname
A
de bestandsnaam