Duits PTA examenidioom deel 17 Flashcards
1
Q
versagen
A
falen/ mislukken
2
Q
das Versagen
A
het tekort schieten
3
Q
sich täuschen
A
zich vergissen
4
Q
täuschen
A
bedriegen
5
Q
täuschend
A
bedrieglijk echt
6
Q
übernehmen
A
overnemen
7
Q
vorwerfen
A
verwijten
8
Q
der Vorwurf
A
het verwijt
9
Q
verzweifelt
A
wanhopig
10
Q
empfindlich
A
gevoelig
11
Q
empfinden
A
voelen
12
Q
treu bleiben
A
trouw blijven aan
13
Q
die Treue halten
A
trouw blijven