Duits PTA examenidioom deel 16 Flashcards
1
Q
versprechen
A
beloven
2
Q
verfügen über
A
beschikken over
3
Q
zur Verfügung stehen
A
ter beschikking staan
4
Q
die Liebens würdigkeit
A
de vriendelijkheid
5
Q
das Verständnis
A
het begrip
6
Q
sich verstehen
A
op kunnen schieten
7
Q
die Voraussetzung
A
de voorwaarde
8
Q
erkennen
A
inzien
9
Q
die Erkenntnis
A
het inzicht
10
Q
der Vorzug
A
het voordeel
11
Q
bevorzugen
A
de voorkeur geven aan
12
Q
das Erbarmen
A
het medelijden
13
Q
nachgiebig
A
toegevend