EXAMEN Flashcards

1
Q

forsan et haec olim meminisse iuvabit.

A

Wellicht zal het jullie ooit verheugen zelfs dit in herinnering te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de Duistere Eeuwen?

A

= de periode van 1200 v.C. tot 800 v.C.
- in deze periode was er geen Grieks schrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mantua me genuit, Calabri rapuere, tenet nunc Parthenope, cecini pascua, rura, duces.

A

Mantua bracht mij voort.
De Calabriërs namen me weg (zijn overlijden).
Nu rust ik in Napels (waar hij begraven werd).
Ik zong over weiden (Bucolica), akkers (Georgica), en helden (Aeneïs).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie was Livius Andronicus (3e eeuw v.Chr.)?

A

maakte Latijnse versies van Griekse theaterstukken en epische werken, zoals de Odisia, een vertaling van de Odyssee in Saturnische verzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was de invloed van de vulkaanuitbarsting op Santorini op de Minoïsche beschaving?

A
  • veroorzaakte grote tsunami naar zuiden van Egeïsche Zee, Kreta, Minoïsche beschaving
  • een van de factoren op de verzwakking van de Minoïsche beschaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe stond men in de vroege periode tegenover Latijnse dichters?

A

dichters werden vaak gezien als sukkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe gebeurde de opkomst van de Mykeners (Achaeërs)?

A
  • Achaëers (Indo-Europeanen die richting Griekenland bewogen) profiteerden van verzwakte Kreta
  • grote paleiscomplexen in Mykene (naam Mykeners) en Pylos
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sic fatus, validis ingentem viribus hastam in latus inque feri curvam compagibus alvum
contorsit:

A

Na deze woorden wierp hij met geweldige krachten zijn potige lans in de flank en in de bij ‘t gebinte buigende buik van het monster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een weergave van de gebeurtenissen rond de vulkaanuitbarsting op Santorini (Thera).

A
  • ca. 1628 v. Chr.
  • verwoesting van het eiland Santorini
  • caldera (croissant-vorm)
  • catastrofale gevolgen, ook voor Kreta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tantaene animis caelestibus irae?

A

Zetelt dan zo’n grote toorn in het hart van de hemelse goden ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ondekte Heinrich Schliemann?

A
  • Troje
  • Mycene
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de Ptolemaeïsche dynastie?

A

Grieks-Macedonische koninklijke familie die over Egypte regeerde tijdens het hellenisme:
- gesticht door een generaal v. Alexander de Grote
- hoofdstad was Alexandrië
- beëindigd door nederlaag van Cleopatra tegen Octavianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Insequitur clamorque virum stridorque rudentum.

A

Wat volgt zijn de kreten van mannen en ’t gekraak van de kabels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zijn de Ilias en de Oddysee opgebouwd?

A

elk uit 24 boeken / zangen / hoofdstukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Creditis avectos hostis? Aut ulla putatis
dona carere dolis Danaum? Sic notus Ulixes?

A

Gelooft ge dan dat de vijanden weg zijn gevaren ? Of meent ge dat enig geschenk van de Grieken vrij is van listen ? Kent ge Odysseus dan zo ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een kunstepos?

A
  • creatie door schrijver
  • bv. Vergilius (Aeneis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurde er na 800 v.C.?

A

een Griekse heropleving in Klein-Azië:
- geometrische kunst
- kolonies
- αοιδοι

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Invadunt urbem somno vinoque sepultam;
caeduntur vigiles, portisque patentibus omnis
accipiunt socios atque agmina conscia iungunt.

A

Zij overvallen de stad, die in wijnroes en slaap ligt begraven; poortwachters worden gedood en door de geopende poorten laat ieder zijn strijdmakkers binnen en vormt men eendrachtige legers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

et iam Argiva phalanx instructis navibus ibat a Tenedo tacitae per amica silentia lunae
litora nota petens, flammas cum regia puppis
extulerat,

A

En reeds kwam de Griekse legermacht op welbewapende schepen uit Tenedos onder een vriendelijk zwijgen van de muisstille maan naar hun bekende kusten gestevend, toen het koninklijk schip een vuursignaal had gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Met welk alfabet konden de Ilias en de Odyssee op schrift worden gesteld?

A

met een aanpassing van het Fenicisch alfabet, dat werd uitgevonden op Cyprus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Haec ubi dicta, cavum conversa cuspide montem impulit in latus: ac venti, velut agmine facto, qua data porta, ruunt et terras turbine perflant.

A

Na deze woorden, stootte hij de holle berg met de schacht van zijn lans in de flank: en de winden worstelen zich weg, als het ware gevormd in kolonne, langs de poort hen geschonken, en wervelen in een windhoos over de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

aut hoc inclusi ligno occultantur Achivi,
aut haec in nostros fabricata est machina muros inspectura domos venturaque desuper urbi, aut aliquis latet error; equo ne credite, Teucri. Quicquid id est, timeo Danaos et dona ferentis.”

A

Ofwel zijn in dit houten bouwsel verscholen Achaeërs verborgen ofwel is dit een belegeringstuig, ontworpen voor onze muren, om in onze huizen te turen of vanboven de stad in te komen, of er is een bedrog in verborgen: vertrouw toch dat paard niet, Trojanen, wat het ook is, ik vrees de Grieken ook als ze geschenken geven.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Haec ubi dicta dedit, lacrimantem et multa volentem
dicere deseruit, tenuisque recessit in auras.

A

Zodra ze die dingen gezegd had, liet ze mij achter in tranen, ik die zoveel nog wou zeggen, en trok zich in ijle luchten terug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Geef de samenvatting van de Aeneïs

A
  • Boeken 1-6 (Aeneas’ omzwervingen): geïnspireerd door Odyssee, tragisch liefdesrelatie met Dido
  • Boeken 7-12 (De oorlog in Latium): geïnspireerd door Ilias, conflict met Turnus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe vergingen zoveel beschavingen rond 1200 v. C.?

A
  • onbekende oorzaken
  • theorie dat zeevolkeren overvallen deden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de kenmerken van de cycladische cultuur?

A
  • Egeïsche Zee / Cycladen
  • cycladische beeldjes
  • matriarchaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat weten we nog over het vroege Latijnse volksepos?

A
  • beperkte informatie over het vroege Latijnse volksepos
  • carmina
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat was het gevolg van de politieke onrust in Rome op Vergilius?

A
  • verlies van zijn landgoed (herverdeling v. land aan veteranen)
  • werd afhankelijk van invloedrijke beschermheren zoals Maecenas en Asinus Pollio
  • met hun steun begon hij zijn werken te schrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Nos delubra deum miseri, quibus ultimus esset
ille dies, festa velamus fronde per urbem.

A

Wij, rampzaligen, voor wie die dag de laatste zou wezen, omkransen doorheen de stad de tempels der goden met feestelijk lover.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Talia flammato secum dea corde volutans
nimborum in patriam, loca feta furentibus austris, Aeoliam venit.

A

Dergelijke dingen bij zichzelf in haar laaiende hart overleggend, kwam de godin in het land van de buien, oorden zwanger van razende stormen, Aeolië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Neem je tijd om boek I te lezen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Eripiunt subito nubes caelumque diemque
Teucrorum ex oculis; ponto nox incubat atra.

A

Plotseling onttrekken de wolken hemel en daglicht aan het oog der Trojanen; zwart zakt de nacht op het zeevlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Musa, mihi causas memora, quo numine laeso, quidve dolens, regina deum tot volvere casus insignem pietate virum, tot adire labores impulerit.

A

Muze, vertel mij de redens, door welke krenking van haar goddelijke macht, of wat lijdend, heeft de vorstin van de goden ertoe gebracht een man, door plichtsgetrouwheid befaamd, zovele lotgevallen te laten doorworstelen, zoveel ellende te laten trotseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Solve metus; feret haec aliquam tibi fama salutem.

A

Laat je vrees varen; deze roem zal je enige vorm van redding brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Incubuere mari, totumque a sedibus imis una Eurusque Notusque ruunt creberque procellis
Africus, et vastos volvunt ad litora fluctus.

A

Eurus en Notus en Africus, rijk aan stormwinden, stortten zich samen op ’t zeevlak, woelen hem helemaal om uit het diepst van zijn bodems en wentelen huizen van golven tegen de stranden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat gebeurde er in de bibliotheek van Alexandrië?

A
  • Ptolemaeën ondersteunden actief wetenschappers, dichters en filosofen, wat leidde tot rijke literaire productie
  • bibliotheek was opslagplaats voor boeken + plaats waar teksten werden geclassificeerd en onderzocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

quondam etiam victis redit in praecordia virtus
victoresque cadunt Danai:

A

soms ook keert in het hart der verliezers de vechtlust terug en sneuvelen zegevierende Grieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe heeft de culturele uitwisseling tussen Griekenland en Rome in de 3e en 4e eeuw v.Chr. de Latijnse literatuur en kunst beïnvloed?
(“Graecia capta ferum victorem cepit et artes intulit agresti Latio” )

A
  • samengevat in Horatius’ uitspraak: “Graecia capta ferum victorem cepit et artes intulit agresti Latio”
    (Het veroverde Griekenland heeft zijn barbaarse overwinnaar veroverd en de kunsten naar het boerse Latium gebracht).”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris
Italiam, fato profugus, Laviniaque venit
litora, multum ille et terris iactatus et alto
vi superum saevae memorem Iunonis ob iram;
multa quoque et bello passus, dum conderet urbem,
inferretque deos Latio, genus unde Latinum,
Albanique patres, atque altae moenia Romae.

A

Wapens bezing ik en de man die als eerste, als een balling door ’t noodlot, van Trojes kusten naar Italië kwam en naar Laviniums stranden, veel werd hij over landen en het zeediep geslingerd door de kracht van de goden en wegens de onwrikbare wrok van de wrede Juno, veel ook heeft hij verduurd door oorlog, totdat hij een stad zou stichten, en zijn goden Latium binnen zou brengen, vandaar het Latijnse geslacht, de voorvaders van Alba, en de muren van Rome hoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

En Priamus! Sunt hic etiam sua praemia laudi;
sunt lacrimae rerum et mentem mortalia tangunt.

A

Kijk: Priamus ! Ook hier krijgt een roemvolle daad zijn verdiende beloning; Ook hier zijn er tranen voor dingen en ontroeren menselijke zaken het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn de kenmerken van de Peladische cultuur?

A
  • helladisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wanneer vergaan de Mykeense beschaving en andere beschavingen, zoals de Hettieten?

A

rond 1200 v. C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe kennen we het exacte jaartal van de vulkaanuitbarsting op Santorini?

A

Wetenschappelijke methoden:
- dendrochronologie (boomringen)
- ijsboringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Sed si tantus amor casus cognoscere nostros
et breviter Troiae supremum audire laborem,
quamquam animus meminisse horret, luctuque refugit,
incipiam.

A

Maar als u zó’n groot verlangen koestert onze lotgevallen te kennen en in het kort het verhaal van Trojes laatste lijden wil horen, zal ik – hoewel mijn hart bij de herinnering huivert en de rouw wou ontvluchten, - beginnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Een scène in een epos waarin een lijst (catalogus) van namen, plaatsen, of dingen wordt opgesomd. Deze techniek wordt vaak gebruikt om de grootsheid van een gebeurtenis of personage te benadrukken. Een bekend voorbeeld is de ‘catalogus van schepen’ in de Ilias van Homerus.

A

Katalogos-scène

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

De bewering dat Vergilius zijn toga virilis kreeg op het moment dat de dichter Lucretius stierf, wordt vaak gezien als een literaire constructie en waarschijnlijk verzonnen. Waarom?

A

omdat het symbool staat voor de opvolging van Vergilius op Lucretius, als dichter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat studeert Vergilius?

A
  • filosofie
  • dichtkunst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Intonuere poli, et crebris micat ignibus aether, praesentemque viris intentant omnia mortem.

A

’t Hemelgewelf dreunt, de aether flikkert van talrijke bliksems, en overal staat de dood dreigend de mannen voor ogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wie was Gnaeus Naevius (3e eeuw v.Chr.)?

A

vertaalde Griekse stukken naar het Latijn en schreef het epische werk Bellum Poenicum (over de Punische Oorlogen), nog steeds zonder gebruik van hexameters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hic vasto rex Aeolus antro luctantes ventos tempestatesque sonoras imperio premit ac vinclis et carcere frenat.

A

Hier houdt in zijn ontzaglijke grot koning Aeolus de worstelende winden en donderende stormen gekneveld met zijn gezag en kluistert hij hen in zijn kerker met boeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Neem je tijd om boek II te lezen.

A

zie cursus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

fusi per moenia Teucri
conticuere, sopor fessos complectitur artus:

A

Doodstil liggen Trojanen uitgestrekt op de muren te slapen: diepe slaap omhult hun vermoeide leden.

53
Q

moriamur et in media arma ruamus.

A

Laten we sterven en ons storten in het midden van het wapengeweld.

54
Q

Waarover gaan de verhalen van de Ilias en de Odyssee?

A

heldendaden van Griekse krijgers tijdens de Trojaanse Oorlog:
- Illias: gebeurtenissen rond het einde van de oorlog
- Odyssee: omzwervingen van Odysseus na de val van Troje

55
Q

Hoe werd het epische genre geconsumeerd?

A

mondeling, luidop lezen

56
Q

Wat is de Georgica?

A
  • didactisch gedicht van Vergilius, geschreven in vier boeken, dat zich richt op de landbouw en het boerenleven
  • geschreven tussen 37 en 30 v.Chr. op verzoek van Maecenas (invloedrijke Romeinse staatsman en mecenas van kunstenaars) met het doel de Romeinse burgers terug te brengen naar de eenvoud en deugd van het landelijke leven
    -> Orpheus en Eurydice
57
Q

Wanneer zou de Trojaanse Oorlog zich afgespeeld hebben?

A

rond 1200 v. C.

58
Q

Wat is de Aeneïs?

A
  • episch gedicht geschreven door Vergilius, beschouwd als zijn magnum opus en een van de grootste werken uit de Romeinse literatuur
  • werd geschreven tussen 29 en 19 v.Chr. en bestaat uit twaalf boeken in hexameters
  • vertelt het verhaal van Aeneas, Trojaanse held die na de val van Troje door de goden wordt voorbestemd om nieuw rijk te stichten in Italië, wat uiteindelijk de basis zal vormen voor de stad Rome
59
Q

Tantae molis erat Romanam condere gentem!

A

Zo’n grote inspanning heeft het gevergd het Romeinse volk te stichten.

60
Q

Wat weten we over het leven van Vergilius en de betrouwbaarheid van de bronnen die over hem geschreven hebben?

A
  • Vergilius’ werken geven inzicht in zijn leven, van zijn landelijke wortels tot zijn bewondering voor de Romeinse helden
  • hoewel Suetonius, een Romeinse biograaf, later over Vergilius schreef, wordt zijn beschrijving soms als onbetrouwbaar beschouwd
  • in de middeleeuwen werd Vergilius zelfs opgevat als een magiër, wat bijdroeg aan de mythische dimensie rond zijn figuur
61
Q

Wat is de Appendix Vergilians?

A
  • letterlijk: Vergiliaans aanhangel
  • collectie gedichten die door de oudheid werden toegeschreven aan Vergilius
62
Q

Apparent rari nantes in gurgite vasto,

A

Her en der in de ontzaglijke draaikolk verschijnen wat zwemmers.

63
Q

Sic demum socios consumpta nocte reviso.

A

Toen zo de nacht was verstreken zocht ik ten slotte mijn makkers weer op.

64
Q

Geef drie Latijnse kunsteposdichters

A
  • Livius Andronicus
  • Gnaeus Naevius
  • Quintus Ennius
65
Q

Iacet ingens litore truncus,
avolsumque umeris caput, et sine nomine corpus.

A

op het strand ligt een vormloze romp, een hoofd van de schouders gescheiden, een lijk zonder naam.

66
Q

Wie sorteerde de literaire genres?

A

Aristoteles (Poëtica)

67
Q

Welke drie culturen ontstonden in het zuiden van de Balkan rond het derde millennium voor Christus?

A
  • Cycladische cultuur
  • Peladische cultuur
  • Minoïsche cultuur
68
Q

fuimus Troes, fuit Ilium et ingens
gloria Teucrorum; ferus omnia Iuppiter Argos
transtulit; incensa Danai dominantur in urbe.

A

Het is met de Trojanen gedaan, gedaan met Ilium en de geweldige glorie der Teucren; zonder genade heeft Zeus alles aan Argos gelaten: de Grieken beheersen een stad die in brand is gestoken.

69
Q

In welke stijl schreef Ennius?

A
  • introduceerde Griekse dactylische hexameter in Latijnse poëzie, zoals in de epische traditie
  • hexameter, het metrum dat later door Vergilius in zijn “Aeneïs” werd vervolmaakt, werd door Ennius gebruikt om de mythologische en historische verhalen van Rome te verwoorden
  • alliteratie
70
Q

Talibus insidiis periurique arte Sinonis
credita res, captique dolis lacrimisque coactis,
quos neque Tydides, nec Larisaeus Achilles,
non anni domuere decem, non mille carinae.

A

Door dergelijke valstrik en de truc van meinedige Sinon vond zijn verhaal geloof, en wij werden door zijn listen en valse tranen veroverd, wij, die géén Diomedes of geen Larissaeïsche Achilles, die geen tien jaar heeft kunnen bedwingen, geen duizendtal schepen.

71
Q

Wanneer sterft Vergilius en hoe?

A
  • Vergilius wil veldwerk doen in Griekenland
  • gaat naar Brundisium
  • sterft daar (19 v. Chr.)
  • laatste wens was om de Aeneïs te verbranden
72
Q

Wat zijn de twee soorten epos?

A

volksepos en kunstepos

73
Q

Waar gaat Vergilius naartoe na zijn studies?

A

naar Napels

74
Q

Primus ibi ante omnis, magna comitante caterva, Laocoön ardens summa decurrit ab arce, et procul: “O miseri, quae tanta insania, cives?

A

Daar komt als eerste voor allen uit, omstuwd door een menigte mensen Laocoön driftig omlaag gerend van de top van de burcht en roept al van ver: “Ach ongelukkige burgers, welke geweldige waanzin?

75
Q

fatisque deum defensus iniquis
inclusos utero Danaos et pinea furtim
laxat claustra Sinon.

A

Sinon, beschermd door vijandige wil van de goden, ontkoppelt nu heimelijk de houten grendels en bevrijdt de Danaërs die in de buik zijn verborgen.

76
Q

“Vertitur interea caelum et ruit oceano nox,
involvens umbra magna terramque polumque
Myrmidonumque dolos;

A

Intussen wentelt de hemel, de nacht rijst omhoog uit het zeevlak en wikkelt de aarde, het hemelgewelf en de listen van Myrmidonen in een donkere schaduw.

77
Q

Wanneer is Vergilius geboren?

A

op 5 oktober (Iden van oktober), 70 v. Chr.

78
Q

Una salus victis, nullam sperare salutem.”

A

Voor overwonnenen is er één redding: niet meer op redding te hopen.

79
Q

Wie ontcijferde het Lineair B?

A

Michael Ventris

80
Q

Wat gebeurt er in het Romeinse rijk van 49 v. Chr. tot 42 v. Chr?

A
  • 49 v.C.: Julius Caesar steekt de Rubicon over, wat leidt tot de burgeroorlog tussen hem en Pompeius. Deze daad markeert het begin van de oorlog.
  • 48 v.Chr.: Caesar verslaat Pompeius in de Slag bij Pharsalus. Pompeius vlucht naar Egypte, waar hij wordt vermoord.
  • Caesar keert terug naar Rome en wordt dictator. Hij voert verschillende hervormingen door en wint de steun van het volk.
  • 44 v.Chr.: Caesar wordt op 15 maart vermoord in de Iden van maart door een groep senatoren, wat leidt tot verdere chaos en een nieuwe golf van burgeroorlogen.
  • Na Caesars dood ontstaat er een machtsvacuüm. Marcus Antonius, Octavianus (de latere Augustus) en Lepidus vormen een triumviraat, wat leidt tot een nieuwe fase van politieke onrust.
  • 42 v.Chr.: De Slag bij Philippi, waar de troepen van Antonius en Octavianus de moordenaars van Caesar, Brutus en Cassius, verslaan. Dit markeert het einde van de Republikeinse oppositie tegen Caesar’s erfgenamen.
81
Q

Wie zijn αοιδοι?

A

rondtrekkende improviserende zangers, bv. Homerus

82
Q

Wat is er op de site van Mykene?

A
  • graf van Agamemnon
  • paleis van Agamemnon (badkamer)
  • grafkamer van Atreus
83
Q

Infandum, regina, iubes renovare dolorem,
Troianas ut opes et lamentabile regnum eruerint Danai; quaeque ipse miserrima vidi,
et quorum pars magna fui.

A

“Onuitsprekelijk leed, vorstin, vraagt u mij opnieuw te beleven, hoe de Danaërs Trojes macht en beklagenswaardige rijk hebben verwoest, welke vreselijke ellende ik zelf heb gezien en waar ik groot deel van geweest ben.

84
Q

O patria, O divom domus Ilium, et incluta bello moenia Dardanidum

A

Ach vaderland, ach Ilium, huis van de goden, en burcht der Trojanen, roemrucht door oorlog !

85
Q

Met welke filosofische stromingen krijgt Vergilius te maken?

A
  • epicurisme
  • stoïcisme
86
Q

Wat deed Peisistratos (6de eeuw v. Chr.)?

A
  • onder zijn bewind werd officiële schriftelijke versie samengesteld van Ilias en Oddysee
  • zo werden de verhalen gestandaardiseerd en bewaard voor toekomstige generaties
  • culturele en literaire ontwikkeling van Athene
87
Q

Accipe nunc Danaum insidias, et crimine ab uno disce omnes.

A

Luister nu naar de valstrik der Grieken, en leer door één misdrijf hen allemaal kennen.

88
Q

Tunc etiam fatis aperit Cassandra futuris
ora, dei iussu non umquam credita Teucris.

A

Ook toen heeft Cassandra haar mond nog geopend voor een fatale voorspelling, maar werd op bevel van een godheid nooit geloofd door de Trojanen.

89
Q

Praecipue infelix, pesti devota futurae,
expleri mentem nequit ardescitque tuendo
Phoenissa, et pariter puero donisque movetur.

A

De Fenicische, ongelukkig bij uitstek, tot een fatale liefde veroordeeld, kon haar geest niet genoeg laten krijgen en brandt bij het kijken ontroerd als ze is door het kind evenzeer als door de geschenken.

90
Q

crudelis ubique
luctus, ubique pavor, et plurima mortis imago.

A

Overal vreselijk geweeklaag, paniek overal en de dood in veelvuldige vormen.

91
Q

Wie was Apollonios van Rhodos?

A
  • 3de eeuw v. C.
  • schreef belangrijk Hellenistisch epos, de Argonautica, waarin hij klassieke model van lange heldenepos herleefde
  • hoewel hij tijdgenoot was van Kallimachos, koos Apollonios ervoor om zich aan te sluiten bij epische traditie, maar met verfijnde en psychologisch diepere benadering dan bv. Homerus
92
Q

Pueri circum innuptaeque puellae
sacra canunt, funemque manu contingere gaudent.
Illa subit, mediaeque minans inlabitur urbi.

A

Jongens en ongehuwde meisjes zingen er heilige hymnen omheen en verheugen zich ’t touw met de handen te raken; ’t tuig nadert omhoog en dreigend glijdt het midden de stad in.

93
Q

Wie was Nonnos van Panopolis?

A
  • 5de eeuw n. C.
  • schreef Dionysiaca, enorm episch gedicht dat mythen rond god Dionysos behandelt, maar ook bredere Griekse mythologie omvat
  • met zijn 48 boeken was het een van de laatste grote epische werken van de oudheid en bewijs van blijvende invloed van het epische genre, zelfs in de late oudheid
94
Q

Wie was Kallimachos?

A
  • een van de prominente geleerden in Alexandrië
  • voorstander van korte, verfijnde poëzie (afwijzing van lange epen die in de klassieke tijd populair waren)
  • Kallimachos’ invloed was groot, vooral op latere Romeinse dichters zoals Vergilius en Ovidius
95
Q

Aldus nam vervolgens vader Aeneas vanop zijn hoge ligbed het woord:

A

Inde toro pater Aeneas sic orsus ab alto:

96
Q

instamus tamen inmemores caecique furore, et monstrum infelix sacrata sistimus arce.

A

Toch zetten wij voort, onnadenkend en blind door de waanzin, en stellen het heilloze monster op in de heilige burcht.

97
Q

Wie was Quintus van Smyrna?

A
  • 3/4de eeuw n. C.
  • schreef de Posthomerica, waarin hij verhaal van de Trojaanse oorlog voortzette vanaf punt waar Ilias eindigde
  • dit werk laat zien hoe epische traditie voortleefde en zich ontwikkelde, zelfs in Romeinse tijd
98
Q

Wat is een volksepos?

A
  • improvisatie door zanger
  • “heroic poetry”
  • bv. Homerus (Ilias en Oddysee)
99
Q

Illi indignantes magno cum murmure montis
circum claustra fremunt; celsa sedet Aeolus arce
sceptra tenens, mollitque animos et temperat iras.

A

Onder daverend gedreun van de berg briesen zij van boosheid rondom hun ketens. Hoog in zijn burcht zetelt Aeolus met zijn scepter en hij kalmeert hun driften en tempert hun woedes.

100
Q

Ter conatus ibi collo dare bracchia circum:
ter frustra comprensa manus effugit imago,
par levibus ventis volucrique simillima somno.

A

Driemaal daar deed ik een poging mijn armen te slaan om haar hals; driemaal greep ik vergeefs en ontsnapte haar schim aan mijn handen, gelijkend aan vluchtige wind of net als een droombeeld op vleugels.

101
Q

Quis talia fando
Myrmidonum Dolopumve aut duri miles Ulixi
temperet a lacrimis?

A

Wie der Myrmidonen of van de Dolopen of welke soldaat van de harde Odysseus zou bij ‘t vertellen van dergelijke dingen de tranen kunnen bedwingen?

102
Q

Wat is het verschil tussen de αοιδοι (aoidoi) en de rhapsoden in de manier waarop zij epische gedichten voordroegen?

A

De αοιδοι improviseerden tijdens hun voordrachten, terwijl de rhapsoden vaste teksten voordroegen zonder improvisatie.

103
Q

Waar is Vergilius geboren?

A
  • klein dorp Andes (in buurt v. Mantua), Noord-Italië
  • vroege leven en opvoeding speelden zich af in landelijke setting, wat zijn latere werken over landbouw en natuur zou beïnvloeden
104
Q

Wat zijn de kenmerken van een epos?

A
  • lang
  • in verzen (hexameter)
  • personages = mensen en goden
  • begeleid door muziekinstrument
  • verheven stijl
  • vertolkt bindmiddel in cultuur
  • verteller afwezig in verhaal
105
Q

Et, si fata deum, si mens non laeva fuisset, impulerat ferro Argolicas foedare latebras, Troiaque, nunc staret, Priamique arx alta, maneres.

A

En, als het lot van de goden, als ons verstand niet verblind was geweest, dan had hij er ons toe gebracht met het zwaard de Griekse schuilplaats te schenden, dán zou Troje nog staan en jij, Priamus’ hoge burcht zijn gebleven.

106
Q

Welke werken schreef Vergilius?

A
  • Bucolica / Eclogae
  • Georgica
  • De Aeneïs
107
Q

Tempus erat, quo prima quies mortalibus aegris
incipit, et dono divom gratissima serpit.

A

De tijd was gekomen waarop voor vermoeide stervelingen een prille rust begint en door een geschenk van de goden hen uiterst beminnelijk besluipt.

108
Q

Accingunt omnes operi, pedibusque rotarum
subiciunt lapsus, et stuppea vincula collo
intendunt:

A

Wij slaan een bres in de muren en breken de wal van de stad allen gorden zich aan voor het werk en onder de poten schuiven ze rollende wielen en rondom de hals spannen ze kabels van hennep.

109
Q

Conticuere omnes, intentique ora tenebant.

A

Allen verstomden en hielden gespannen hun ogen gericht.

110
Q

Wat deed Vergilius na de dood van zijn ouders?

A
  • hij ging naar Mediolanum (huidige Milaan) en later naar Rome om te studeren
  • zijn intellectuele ontwikkeling werd verrijkt door Griekse en Romeinse filosofische ideeën
111
Q

Qualis apes aestate nova per florea rura exercet sub sole labor, cum gentis adultos educunt fetus, aut cum liquentia mella stipant et dulci distendunt nectare cellas, aut onera accipiunt venientum, aut agmine facto ignavom fucos pecus a praesepibus arcent: fervet opus, redolentque thymo fragrantia mella.

A

Zoals bij het begin van de zomer het gezwoeg op weiden vol bloemen de bijtjes aftobt onder de zon, wanneer zij van hun volkje de tot wasdom gekomen kleintjes naar buiten geleiden, of wanneer zij de vloeiende honing samenpersen en van zoete nectar de raten doen zwellen, of ze de vrachten van wie aankomt aannemen, of in gemaakte formatie weg van de korven het werkeloos volk van de darren verdrijven. Alles wemelt van werk, en naar thijm ruikt de geurige honing.

112
Q

Wat was het hellenisme?

A
  • een periode in de geschiedenis van grote intellectuele activiteit
  • begint bij veroveringen van Alexander de Grote, ong. 323 v.Chr. (de dood van Alexander)
  • tot 31 v.Chr., toen de Romeinen Egypte veroverden na de Slag bij Actium
113
Q

Een scène waarin een personage afdaalt naar de onderwereld, vaak om raad te vragen of kennis te vergaren. Dit is een veelvoorkomend motief in zowel het Griekse als het Latijnse epos. Bekende voorbeelden zijn Odysseus’ afdaling in de Odyssee en Aeneas’ afdaling in de Aeneis.

A

Katabasis-scène

114
Q

Wat zijn de Eclogae?

A

verzameling van tien pastorale (herders-)gedichten / dialogen geschreven door Vergilius
-> politieke ondertoon

115
Q

Hoe werkt het Lineair B?

A

= syllabisch syteem (tekens voor lettergrepen)
bv. Knossos = Ko - no - so

116
Q

scandit fatalis machina muros,
feta armis.

A

Zwanger van wapengeweld beklimt het fatale gevaarte de muren.

117
Q

Wie was Quintus Ennius (3e-2e eeuw v.Chr.)?

A
  • sprak drie talen (Oskisch, Latijn, Grieks) en schreef toneelstukken, satiren en het epische werk Annales, een historisch epos over de geschiedenis van Rome - noemde zichzelf een ‘alter Homerus’ (een tweede Homerus), waarmee hij zijn ambitie aangaf om het Griekse epos te evenaren of zelfs te overtreffen
118
Q

WACHTWOORD MONDELING EXAMEN

A
  • “Ó Tite túte Tatí, tibi, tánta, tyránne tulísti”
    (O Titus Tatius, te veel, tiran, heeft uw trots willen tarten)
  • “Át tuba térribilí sonitú ‘tarántara’ díxit”
    (Maar de krijgsklaroen schreeuwde met een angstaanjagend geluid ‘tarantara’)
119
Q

quater ipso in limine portae
substitit, atque utero sonitum quater arma dedere:

A

Viermaal bleef het precies op de drempel van de stadspoort steken en viermaal gaven de wapens gegalm in de buik.

120
Q

Et iam nox umida caelo
praecipitat, suadentque cadentia sidera somnos.

A

en reeds glijdt verder de vochtige nacht uit de hemel en manen de dalende sterren tot slaap aan.

121
Q

“Venit summa dies et ineluctabile tempus
Dardaniae:

A

De uiterste dag is voor Troje gekomen en het onontkoombaar moment.

122
Q

Een gedetailleerde en levendige beschrijving van een kunstwerk binnen een literair werk. Deze techniek wordt vaak gebruikt om een verhaal-in-een-verhaal te vertellen of om symboliek toe te voegen. In epische literatuur kan het verwijzen naar de beschrijving van bijvoorbeeld een schild of tempel.

A

Ekphrasis

123
Q

Hoe werd het epische genre geproduceerd?

A

mondeling, gedicteerd aan slaven

124
Q

Welke gedichten staan in de Appendix Vergilians?

A
  • Culex: over een mug
  • Priapea: over Priapus (vruchtbaarheidsgod)
  • Aetna: over vulkaan Etna
125
Q

Wat zijn de kenmerken van de Minoïsche cultuur?

A
  • Kreta
  • Knossos en Phaistos
  • lineair A (taalsysteem)
126
Q

Ni faciat, maria ac terras caelumque profundum
quippe ferant rapidi secum verrantque per auras.

A

Deed hij dat niet, dan zouden ze zeker de zeeën, de landen en peilloze hemel mee met zich sleuren in razende vaart en meevegen dwars door de luchten.

127
Q

Hoe is het Lineair B ontstaan?

A
  • Mykeners nemen Lineair A over van Minoïsche beschaving
  • ze passen het aan naar hun Indo-Europees Grieks
128
Q

Wat was het thema in het Latijnse epos?

A

historisch en mythologisch, vaak met politieke lading

129
Q

stetit illa tremens, uteroque recusso
insonuere cavae gemitumque dedere cavernae.

A

Trillend bleef ze daar steken, en in de schuddende buikwand weergalmden de welvenden holten en gaven een dreun.