EPOS - Aeneis II Flashcards
Primus ibi ante omnis, magna comitante caterva, Laocoön ardens summa decurrit ab arce, et procul: “O miseri, quae tanta insania, cives?
Daar komt als eerste voor allen uit, omstuwd door een menigte mensen Laocoön driftig omlaag gerend van de top van de burcht en roept al van ver: “Ach ongelukkige burgers, welke geweldige waanzin?
Creditis avectos hostis? Aut ulla putatis
dona carere dolis Danaum? Sic notus Ulixes?
Gelooft ge dan dat de vijanden weg zijn gevaren ? Of meent ge dat enig geschenk van de Grieken vrij is van listen ? Kent ge Odysseus dan zo ?
aut hoc inclusi ligno occultantur Achivi,
aut haec in nostros fabricata est machina muros inspectura domos venturaque desuper urbi, aut aliquis latet error; equo ne credite, Teucri. Quicquid id est, timeo Danaos et dona ferentis.”
Ofwel zijn in dit houten bouwsel verscholen Achaeërs verborgen ofwel is dit een belegeringstuig, ontworpen voor onze muren, om in onze huizen te turen of vanboven de stad in te komen, of er is een bedrog in verborgen: vertrouw toch dat paard niet, Trojanen, wat het ook is, ik vrees de Grieken ook als ze geschenken geven.”
Sic fatus, validis ingentem viribus hastam in latus inque feri curvam compagibus alvum
contorsit:
Na deze woorden wierp hij met geweldige krachten zijn potige lans in de flank en in de bij ‘t gebinte buigende buik van het monster.
stetit illa tremens, uteroque recusso
insonuere cavae gemitumque dedere cavernae.
Trillend bleef ze daar steken, en in de schuddende buikwand weergalmden de welvenden holten en gaven een dreun.
Et, si fata deum, si mens non laeva fuisset, impulerat ferro Argolicas foedare latebras, Troiaque, nunc stares, Priamique arx alta, maneres.
En, als het lot van de goden, als ons verstand niet verblind was geweest, dan had hij er ons toe gebracht met het zwaard de Griekse schuilplaats te schenden, dán zou Troje nog staan en jij, Priamus’ hoge burcht zijn gebleven.