EPOS - Aeneis I Flashcards
Talia flammato secum dea corde volutans
nimborum in patriam, loca feta furentibus austris, Aeoliam venit.
Dergelijke dingen bij zichzelf in haar laaiende hart overleggend, kwam de godin in het land van de buien, oorden zwanger van razende stormen, Aeolië.
Hic vasto rex Aeolus antro luctantes ventos tempestatesque sonoras imperio premit ac vinclis et carcere frenat.
Hier houdt in zijn ontzaglijke grot koning Aeolus de worstelende winden en donderende stormen gekneveld met zijn gezag en kluistert hij hen in zijn kerker met boeien.
Illi indignantes magno cum murmure montis
circum claustra fremunt; celsa sedet Aeolus arce
sceptra tenens, mollitque animos et temperat iras.
Onder daverend gedreun van de berg briesen zij van boosheid rondom hun ketens. Hoog in zijn burcht zetelt Aeolus met zijn scepter en hij kalmeert hun driften en tempert hun woedes.
Ni faciat, maria ac terras caelumque profundum
quippe ferant rapidi secum verrantque per auras.
Deed hij dat niet, dan zouden ze zeker de zeeën, de landen en peilloze hemel mee met zich sleuren in razende vaart en meevegen dwars door de luchten.
forsan et haec olim meminisse iuvabit.
Wellicht zal het jullie ooit verheugen zelfs dit in herinnering te nemen
Qualis apes aestate nova per florea rura exercet sub sole labor, cum gentis adultos educunt fetus, aut cum liquentia mella stipant et dulci distendunt nectare cellas, aut onera accipiunt venientum, aut agmine facto ignavom fucos pecus a praesepibus arcent: fervet opus, redolentque thymo fragrantia mella.
Zoals bij het begin van de zomer het gezwoeg op weiden vol bloemen de bijtjes aftobt onder de zon, wanneer zij van hun volkje de tot wasdom gekomen kleintjes naar buiten geleiden, of wanneer zij de vloeiende honing samenpersen en van zoete nectar de raten doen zwellen, of ze de vrachten van wie aankomt aannemen, of in gemaakte formatie weg van de korven het werkeloos volk van de darren verdrijven. Alles wemelt van werk, en naar thijm ruikt de geurige honing.
Tantae molis erat Romanam condere gentem!
Zo’n grote inspanning heeft het gevergd het Romeinse volk te stichten.
En Priamus! Sunt hic etiam sua praemia laudi;
sunt lacrimae rerum et mentem mortalia tangunt.
Kijk: Priamus ! Ook hier krijgt een roemvolle daad zijn verdiende beloning; Ook hier zijn er tranen voor dingen en ontroeren menselijke zaken het hart.
Solve metus; feret haec aliquam tibi fama salutem.
Laat je vrees varen; deze roem zal je enige vorm van redding brengen.
Haec ubi dicta, cavum conversa cuspide montem impulit in latus: ac venti, velut agmine facto, qua data porta, ruunt et terras turbine perflant.
Na deze woorden, stootte hij de holle berg met de schacht van zijn lans in de flank: en de winden worstelen zich weg, als het ware gevormd in kolonne, langs de poort hen geschonken, en wervelen in een windhoos over de wereld.
Incubuere mari, totumque a sedibus imis una Eurusque Notusque ruunt creberque procellis
Africus, et vastos volvunt ad litora fluctus.
Eurus en Notus en Africus, rijk aan stormwinden, stortten zich samen op ’t zeevlak, woelen hem helemaal om uit het diepst van zijn bodems en wentelen huizen van golven tegen de stranden.
Insequitur clamorque virum stridorque rudentum.
Wat volgt zijn de kreten van mannen en ’t gekraak van de kabels.
Eripiunt subito nubes caelumque diemque
Teucrorum ex oculis; ponto nox incubat atra.
Plotseling onttrekken de wolken hemel en daglicht aan het oog der Trojanen; zwart zakt de nacht op het zeevlak.
Intonuere poli, et crebris micat ignibus aether, praesentemque viris intentant omnia mortem.
’t Hemelgewelf dreunt, de aether flikkert van talrijke bliksems, en overal staat de dood dreigend de mannen voor ogen.
Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris
Italiam, fato profugus, Laviniaque venit
litora, multum ille et terris iactatus et alto
vi superum saevae memorem Iunonis ob iram;
multa quoque et bello passus, dum conderet urbem,
inferretque deos Latio, genus unde Latinum,
Albanique patres, atque altae moenia Romae.
Wapens bezing ik en de man die als eerste, als een balling door ’t noodlot, van Trojes kusten naar Italië kwam en naar Laviniums stranden, veel werd hij over landen en het zeediep geslingerd door de kracht van de goden en wegens de onwrikbare wrok van de wrede Juno, veel ook heeft hij verduurd door oorlog, totdat hij een stad zou stichten, en zijn goden Latium binnen zou brengen, vandaar het Latijnse geslacht, de voorvaders van Alba, en de muren van Rome hoog.