Exam Voca hf 18 Flashcards
1
Q
le vote
A
de stem
2
Q
la législation
A
de wetgeving
3
Q
le conseil des minstres
A
de ministerraad
4
Q
la fraternité
A
de broederschap
4
Q
l’assemblée nationale
A
de nationale vergadering (de tweede kamer)
5
Q
le projet de loi
A
het wetvoorstel
6
Q
la chute
A
de val
6
Q
expulser
A
uitzetten
7
Q
en faveur de
A
ten gunste van
8
Q
les propos
A
de woorden
9
Q
le pouvoir
A
de macht
10
Q
dissoudre
A
ontbinden
10
Q
les partis de gauche
A
de linkse partijen
11
Q
inconditionnel
A
onvoorwaardelijk
12
Q
une insurrection
A
een opstand
12
Q
le suffrage
A
de stem(ming)
13
Q
solennel
A
plechtig
14
Q
un engagement
A
een belofte, een verplichting
14
Q
la civilisation
A
de beschaving
15
Q
l’indépendance
A
de onafhankelijkheid
16
Q
en voie de développement
A
in ontwikkeling