Exam Voca hf 13 Flashcards
1
Q
La guérison
A
De genezing
2
Q
Contracter
A
Opgelopen
3
Q
Attraper
A
Oplopen
4
Q
Cracher
A
Spuwen
5
Q
Insalubre
A
Ongezond
6
Q
Succomber
A
Bezwijken
7
Q
La condition physique
A
De lichamelijk gestelheid
8
Q
Sain
A
Gezond
9
Q
Le bien-être
A
Het welbehagen
10
Q
L’agonie
A
De doodstrijd
11
Q
Le toxicomane
A
De drugverslaafde
12
Q
Unde cure de désintoxication
A
Een ontwenningskuur
13
Q
La mortalité
A
Het sterftecijfer
14
Q
Se dégrade
A
Achteruitgaan
15
Q
Bénéfique
A
Heilzaam
16
Q
Jouir de
A
Genieten van
17
Q
Une fracture du crâne
A
Een schedelbasisfractuur
18
Q
Soulager
A
Verzachten
19
Q
Het bed houden
A
Garder le lit
20
Q
De pleister
A
Le sparadrap
21
Q
Pijnlijk
A
Douloureux
22
Q
Beterschap!
A
Meilleure santé!
23
Q
Een beetje ziek
A
Souffrant
