Exam Voca hf 14 Flashcards
1
Q
Un écologistes
A
Een milieubeschermer
2
Q
L’effet de serre
A
Het broeikaseffect
3
Q
Le barrage
A
De stuwdam
4
Q
Un incendies
A
Een brand
5
Q
Un canadair
A
Een blusvliegtuig
6
Q
Ravager
A
Verwoesten
7
Q
L’épuration
A
Het zuiveren
8
Q
La brousse
A
De wildernis
9
Q
Le promoteur
A
De projectontwikkelaar
10
Q
La matière première
A
De grondstof
11
Q
Le paysan
A
De boeren
12
Q
Les intempéries
A
Het slechte weer
13
Q
La brume
A
De nevel
14
Q
La postérité
A
Het nageslacht
15
Q
De stedeling
A
Le citadin
16
Q
l’environnement
A
het (leef)milieu
17
Q
attribuer à
A
toeschrijven aan
18
Q
empirer
A
verslechteren
19
Q
la sécheresse
A
De droogte
20
Q
le réchauffement
A
de opwarming
21
Q
la déforestation
A
de ontbossing
22
Q
la désastre
A
de ramp
23
Q
l’énergie solaire
A
de zonne-energie
24
Q
la gravité
A
de ernst
25
polluant
vervuilend
26
les déchets
het afval
27
déclencher
ontketenen
28
la floraison
de bloei
29
un carburant
een brandstof
30
fertile
vruchtbaar
30
le littoral
de kustlijn
31
une avalanche
een lawine
32
un berger
een herder
32
La poussière
het stof
33
cesser de
ophouden met
34
une erreur
een vergissing
34
la mauvaise odeur
de stank
35
l'humanité
de mensheid
35
forestier/forestière
bos-
36
réduire
verminderen
36
la baleine
de walvis
36
bedreigen
menacer
37
de luchtkwaliteit
la qualité de l'air
37
rekenen op
compter sur
38
zuiver
pur
38
de rust
le repos
39
de boerderij
la ferme
39
de aarde
la terre
40
een vergissing
une erreur
40
de stilte
le silence
40
het lawaai
le bruit
41
de grond
le sol
42
laat
tard
43
het klimaat
le climat
44
Pas op met vuur!
Attention au feu !
