Eva 02.06 hete 3 Flashcards
a boiled egg
een gekookt eitje
the polluted enviroment
het vervuilde milieu
the burned out house
het afgebrande huis
a stolen bike
een gestolen fiets
the vandalized park bench
het vernielde parkbankje
the laughing girls
de lachende meisjes
the hardworking pupil
de hardwerkende leerling
something nice
iets lekkers
nothing special
niets speciaals
something white
wat wits
There isnot much of interest on television tonight.
Er is vanavond weinig interessants op de televisie.
The funny thing was that…
Het grappige was dat…
some
sommige
some people
sommigen
many people
velen
many
veel
few
weinig
few people
weinigen
all people
allen
all
alle
different
verschillende
various people
verschillenden
both people
beiden
both
beide
Many people already have this book.
Velen hebben dit boek al.
nicer
liever
nicest
liefst
more drunk
zatter
most drunk
zatst
dirtier
viezer
dirtiest
viest
my younger brother
mijn jongere broer
more expensive
duurder
most expensive
duurst
more
meer
most
meest
less, fewer
minder (2)
least, fewest
minst (2)
The most dynamic man I know.
De meest dynamische man die ik ken.
I am smarter than my sister.
Ik ben slimmer dan mijn zus.
Ams is bigger than Rot.
Ams is groter als Rot.
Cider is less expensive than champagne.
Cider is minder duur dan champagne.
Cider is not as expensive as champagne.
Cider is niet zo duur als champagne.
I am as important as you.
Ik ben even belangrijk als jij.
I earn as much as you.
Ik verdien net zo veel als jij.
He was as good a player as she.
Hij was een even goede speler als ze.
That series was just as bad series as this.
Dat was net zo’n slechte serie als dit.
The more I think about it, the angrier I get.
Hoe langer ik erover nadenk, hoe bozer ik word.
We’re getting older and older.
We worden steeds ouder.
8th
achtste
9th
negende
3rd
derde
1st
eerste
two point three
twee komma drie
1/2 (2)
een half, halve
1/4 (2)
een vierde, een kwart
3/4 (2)
drie vierde, drie kwaart
5/8
vijf achtste
2C
twee graden boven nul
-2C (2)
twee graden onder nul, min twee
two pounds of cheese
twee pond kaas
two litres of milk
twee liter melk
3m2
drie vierkante meter
5 minutes
5 minuten
3 quarts
drie kwartier
6 hours
zes uur
3 weeks
drie weken
2 months
twee manden
5 years
five jaar
What is the date today?
De hoeveelste is het vandaag?
umpteenth time / sokadik alkalommal
de zoveelste keer
a month or two
een maand of twee
a minute or five
een minuut of vijf
He is close to 50.
Hij loopt tegen de 50.
It is about 20 euros.
Het is rond de 20 euro.
It is about 30 euros.
Het is ongeveer 30 euro.
The children are playing nicely.
De kinderen zijn lekker aan het spelen.
He was reading a book.
Hij zat een boek te lezen.
That’s possible.
Dat kan.
That’s not necessary.
Dat hoeft niet.
i couldn’t do it
ik kon het niet doen
I can not do it
ik kan het niet doen
I haven’t been able to do it
ik heb het niet kunnen doen
I had wanted to write to you.
Ik had je willen schrijven.
I have never wanted it.
Ik heb het nooit gewild.
That wasnot necessary.
Dat had niet gehoeven.
She is gonig shopping on Tuesday.
Ze gaat dinsdag winkelen.
When are you moving (house)?
Wanneer gaan jullie verhuizen?
Margriet had just sent her husband an e-mail when he called.
Margriet had haar man net een e-mail gestuurd toen hij belde.
If I had known that I would not have gone to his party.
Als ik dat had geweten dan was ik niet naar zijn feest gegaan.