Endocrien Flashcards

1
Q

Beschrijf de verschillen in pathofysiologie van type 1 en

type 2 diabetes.

A

Teken tabellen !

Verschillen 
voor DM1 geldt:
>type 1 is vatbaar voor ketoacidose
>insuline behandeling is vereist
>patienten vaak jonger dan 40j (met diagnose piek rond 0-5j)
>HLA DR3/4 allelen speln rol
>beta-cell antilichamen
>minder sterke genetische component
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de Acute complicaties van diabetes mellitus en de risicofactoren die hiertoe
bijdragen.

A
  1. Acute complicaties =

> acuut hyperglycemisch keto acidotisch coma

ketoacidose is een complicatie van de verhoogde lipolyse in patienten met DM. Hierbij is er een vrijstelling van beta-hydroxyboterzuur en aceton.
die het bloed verzuren.

normale bloed pH is strikt tussen de 7.35 to 7.45. Bij ketoacidose is er een daling waarbij pH lager is dan 7.30

risicofactoren: ivb
>insuline injectie missen, >nieuwe diabetes patient, >pancreatitis,

Men valt in coma door :
>Extreem hoge bloedsuiker
>door hypovolemie
>dehydratatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn DPP-4 inhibitoren, en , hoe werken

ze? Kader hun werking in de fysiopathologie van type 2 diabetes.

A

Glucagon-like peptide-1 (GLP-1) is a 30 or 31 amino acid long peptide hormone

produced and secreted by intestinal enteroendocrine L-cells

deriving from the tissue-specific posttranslational processing of the proglucagon peptide.

GLP-1 , wnr aanwezig zal insuline productie stimuleren en glucagon productie onderdrukken.

GLP-1 wordt snel afgebroken door het DPP-4 enzyme. Door DPP-4 enzyme te inhibieren kan je werking GLP-1 verlengen.

DPP-4 is kan 1x per week genomen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn incretinemimetica en , hoe werken

ze? Kader hun werking in de fysiopathologie van type 2 diabetes.

A

Het incretine effect: het verschil in insuline productie respons na orale iname vs intraveneuze inname

orale inname zal altijd voor een hogere insuline stijging zorgen, omdat de darm incretine hormonen produceert. Deze zullen insuline secretie stimuleren, en glucagon secretie inhibieren
(vb: GLP-1)

Bij diabetes zal deze werking van de darmen verstoord zijn. Het incretine effect is bijgevolg ook kleiner.

VB van een incretine mimeticum: GLP-1

Incretin mimetics are agents that act like incretin hormones such as glucagon-like peptide-1 (GLP-1). They bind to GLP-1 receptors and stimulate glucose dependent insulin release, therefore act as antihyperglycemics.

Incretin mimetics also suppress appetite and inhibit glucagon secretion. They slow gastric emptying and as a result prevent steep rise in post-prandial blood glucose levels.

contraindicaties: 
Zwangerschap en borstvoeding.
ernstige nierinsufficiëntie.
Diabetische gastroparese of andere ernstige gastro-intestinale aandoening.
Ketoacidose.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn SGLT2-inhibitoren en , hoe werken

ze? Kader hun werking in de fysiopathologie van type 2 diabetes.

A

Under chronic hyperglycaemic conditions (diabetes), SGLT2 activity is upregulated, and SGLT2-mediated reabsorption of sodium and glucose is increased
This may impair the tubulo-glomerular feedback mechanism – less sodium reaches the macula densa, and as a result, afferent arteriole tone is reduced (i.e. vessel widened), which leads to increased renal perfusion, increased glomerular pressure and therefore an increased GFR
dus: macula densa activatie zorgt voor vasodilatatie van afferent arteriole, en juxtaglom apparaat -> RAAS activatie

Raas zorgt voor perifere vasoconstrictie en ADH productie door angiotensine 2, verhoogde natirum absorbtie door aldosteron . Er is contractie van de efferent arteriole .

Netto is er dus sterk verhoogde GFR en BP. De verhoogde GFR zorgt voor een neerwaartse spiral.

SGLT-2 blokkeren -> glucose wordt niet uitgefilterd in proximale deel . Zo voldoende natirum thv juxtaglom apparat om RAAS uit te schakelen, mr je plast veel meer glucose en vocht uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de diagnostische criteria voor diabetes mellitus

A

Nuchtere (8h geen calorische intake) plasma glycemie groter dan gelijk aan 126 mg/dl

2h plasma glucose groter/gelijk aan 200 mg/ml na orale inname van 75g glucose opgelost in water

Hyperglycemie symptomen (veel drinken, plassen en daarnaast onverklaarde gewichtsverlies ) en at random plasma glycemie van 200 mg/ml of meer.

Hb A1C (parameters van gemiddelde glucose controle van 2-3 maanden) groter/gelijk aan 6,5%

komt dus op neer:
ondergrenzen
>nuchter :126 mg/dl
>niet nuchter: 200 mg/dl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de pathofysiologie van DM type 1

A

Meestal acuut begin!!

-geneitsche component:

> HLA DR3 en DR4 allelen drager zijn verhoogt risico (samen dragen maakt risico 14x groter)
CTLA-4 (receptor van cytotoxische t-cellen)

  • omgevingsfactoren (BSA van melk, virale infectie (vb:bof en rubella,..)
  • onset voor de leeftijd van 40j en snel progressieve symptomen (veel drinken, plassen en vermagering)
  • T-cel gemedieerde immuunreactie tegen b-cellen
hierbij B-cel antilichamen:
>β-cel antilichamen
>ICA (islet cell Ab)
>IAA (insuline Ab)
>GADA (glutamic acid decarboxylase 65 Ab)
>IA 2A (tyrosine fosfatase Ab, ICA512)
>ZnT8 (zinc transporter 8 Ab)
  • insulitis: ziekte verschijnsel pas wanneer 75% van beta-cellen vernietigd zijn. Hiervoor is er een immundesregulatie: balans tussen autoimmuune reactie en regulatorische immuuncellen. Vaak is de trigger een stressor (vb: heelkundige ingreep)
  • teken schema slide 15

insulinitis-> hyperglycemie + cellen hongeren (lipolyse (vermagering) + proteolyse + gluconeogenese + glycogenolyse)

  • > ketogenese ( metabole acidose -> kussmal ademhaling voor inductie respratorische alkalose) + triglyceriden afbraak (leversteatose en hyperlipidemie)
  • > Glucosurie (polyfagie (honger) osmotische diurese -> polydipsie , polyurie)
  • > proteolyse voor gluconeogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geen de autoimmuniteit reacties in DM type 1

A

Stappen:

  1. verlies van toleratntie voor autoantigenen (regulatie vermindert)
  2. APC presenteert autoantigenen aan Th0 cellen + B-cel detecteert autoantigenen
  3. Th0 cel differentieert in Th1 en Th2 cellen, die resp cytotoxisch en b-cel activerend werken.
Zo worden b-cellen aangevallen door antilichamen en Th1 cellen.
antilichamen zijn :
Tegen :
>LH eilandjes
> insuline
> GABA
> zinktransporter-8
>tyrosinefosfatase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de pathofysiologie van DM type 2

A

Pre-diabetes: DM2 begint met pre-diabetes, veroorzaakt door insuline resistentie.
(nuchtere glycemie tussen 100-126 mg/dl en
2u glycemie na 75g suiker: 140-200 mg/dl)
(dus ondergrenzen zijn :
nuchter :100
niet nuchter: 140)

Dit leidt tot een hogere activiteit van beta-cellen, wat gepaard gaat met verlies van beta-cellen.

Insulinemie: Na verloop van tijd zal de insuline secretie sterk gedaald zijn, hoewel de insuline resistentie onveranderd is.
Nu is er sprake van insulinemie .

Gezien de cellen nu onvoldoende insuline hebben om glucose op te nemen, starten de symtomen van DM2

-veel plasse, drinken en onverklaarde gewichtverlies
-hyperglycemie :
nuchter > 126 mg/dl
niet nuchter > 200 mg/dl

DM2 is een progressieve aandoening, in de zin dat er progressief meer b-cellen verloren gaan, en de ziekte erger wordt, mits behandeling.

zie schema slide 22 les DM2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de 4 criteia voor de diagnose van diabetische ketoacidose

A
  • hyperglycemie :bloedsuiker waardes boven 200 mg/dl
  • acidose : pH < 7.3 (normaal tussen 7.35-7.45)
  • bicarb < 15 mmol/l (normaal 22 mmol/l)
  • ketonurie : aceton in urine of verhoogde b-hydroxyboterzuur in bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek dehydratatie in ketoacidose

A

hyperosmolariteit van bloedplasma door hoge suikerconcentratie . Hierdoor is er polyurie (het suiker neemt water mee in de nieren.
vaak plassen => dehydratatie => ondervulling
van het vaatbed met hypotensie (te lage bloeddruk) =>
hypoperfusie vd organen en hypercoagulabiliteit =>
gevaar op thrombusvorming met gevaar op AMI (acute myocardial infarction) of CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de kalium depletie in ketoacidose

A

-kalium verlies in de urine door insuline terkort.

Waarom insuline tekort?
Insuline bewerkstelligt een schift van kalium naar intracellulair

ketoacidose vertoont vals normaal waarde bij ketoacidose omdat er grootschalig velries was in urine. Toediening van insuline zonder kalium zorgt dus voor hypokalemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de chronische complicaties van diabetes mellitus en de risicofactoren die hiertoe
bijdragen.

A
  1. microvasculair complicaties

A. Retinopathy
https://www.youtube.com/watch?v=VIrkurR446s&ab_channel=khanacademymedicine

na 20 jaar met diabetes, zullen 80% van patienten een vorm van retinopatie ontiwkkelen

Oorzaak:
Non-proliferatieve diabetes

De hyperglycemie beschadigt de microvasculatuur van de retina, waardoor deze aneurysmas vormen en exudaat (eiwit rijk vocht, hier ook vet enzo) laten ontsnappen.
Vervolgens zal er ook door zuurstof tekort zijn door deze microvasculatuur schade, en dit leidt tot GF release voor aanmaak nieuwe vatjes ->verhoogde vascularisatie .

verhoogde vascularisatie thv de macula in de retina zorgt voor gordijn voor de ogen .
Aneuryismas kunnen ontstaan en
Lekkage (vocht of bloed) uit deze vaten kan zorgen voor oedeem door glucosetoxiciteit.

Retina ontwikkelt littekenweefsel en kan verdikken en ontkoppelen.

B. Nephropathy

type 2 diabetes zorgt voor een grote risico op nefropathie (30 tt 40%)
Type 1 : tot 15 tt 35%

Microalbuminuria: verlies van 30-300 mg/dag eiwit. Kan ontiwkkelen tot nefropathie (verlies van grammen)

oorzaak is vaak :
>hoge bloeddruk door oa dysregulatie van RAAS
>endotheel dysfunctie door hyperglycemie.
*heeft hoge mortaliteit

*eerst uitsluiten dat het geen andere oorzaak is:
>UTI
>workout proteinurie
>hematurie
>eiwitrijk dieet...

C. Neuropathy

Oorzaak: hyperglycemie

gevolgen:
>gastroparese
>slechte cardiovasculaire refelxen 
>ritmestoornissen,
>infarct zonder opmerken
>minder zweten

> verhoogde perifere bloedflow

2.Macrovasculaire complicaties:

> Cerebrovasculaire ziekte

> myocard infarct (coronaire ziekte)

> perifere vasculaire ziekte

  1. Diabetische voet
    (zie andere flashcard)
    heeft : neurpathische en vasculaire component.

Risico facotren voor chronische complicaties:

Modificieerbaar:

  • hyperglycemie
  • roken
  • Hypertensie
  • hyperlipidemie
  • Overgewicht met extra risico indien abdominale obesitas
  • sedentair gedrag

Niet-modificieerbaar:

  • leeftijd
  • ethniciteit (= genetica: aziaten hoogste risico, blanken laagste)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek diabetische voet

A

Diabetische voet is de grootste oorzaak van niet traumatische amputaties.

risico verhoogt bij slechte verzorging van wonden
complicatie van chronische diabetes en de dragen van ongepaste schoenen.

Oorzaak: Een gevolg van neuropathie en vasculaire ziekte:

1.Vasculaire aspect:

-micro en macrovasulaire complicaties door: 
>hyperglycemie
>hyperlipidemie 
>hypertensie
>roken.
leidt tot trombose en/of necrose
  1. Neuronale aspect:
    - verminderde zweet productie: dorge, fragiele huid -> infectie

-verlaagde pijnwaarneming en propreoceptie door beschadigde neuronen
autosympathectomy A permanent peripheral arterial dilatation resulting from the destruction of sympathetic nerve functions by an endogenous process; such as, the neuropathy that accompanies diabetes mellitus

The faster rate of blood flow, exacerbated by poor glucose control, results in new channels opening up between the arterial and venous systems in the lower leg and foot (arteriovenous shunting)
(zie schema slide 61 DM1 les!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bespreek oxidatieve stress in diabetes

A
  1. Oxidatieve stress

Aldol reductase:
Glucose -> sorbitol -> fructose
hierbij depletie van NADPH , waardoor glutathion niet kan reduceren -> oxidatieve stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly