Economie H5 Flashcards
Wat is inventaris?
Alle spullen die in je winkel staan, zoals kassa’s, kasten, enz.
Wat is voorraad?
Alle producten die je verkoopt.
Wat is borg staan voor iemand?
Als je borg staat voor degene die een lening aanvraagt en die persoon kan de lening niet betalen, dan moet jij als borg verplicht de lening van de bank terug terugbetalen.
Wat is een balans?
Daar staan alle bezittingen en vermogens in, de waarden aan beide kanten zijn altijd in balans. DAAROM HEET HET EEN BALANS, KKR SUKKEL!
Hoe heet elk vermelde bezit en vermogen in een balans?
Een balanspost.
Wat is eigen vermogen in een balans?
Het geld dat de ondernemer er zelf in heeft gestoken.
Wat laat een balans zien?
Hoe een bedrijf aan geld is gekomen en wat dat bedrijf met het geld heeft gedaan.
Wat staat er aan de rechterkant, de creditzijde van een balans?
Hoe het geld verkregen is.
Wat is vreemd vermogen of schulden?
Het geld dat je via een lening hebt gekregen.
Wat staat er aan de linkerkant, de debetzijde van een balans?
Wat er met het geld is gedaan.
Hoe worden bezittingen in een balans ook wel genoemd?
Activa.
Wat is Vaste activa?
Dingen die langer dan een jaar meegaan, bijvoorbeeld een bedrijfswagen.
Wat zijn vlottende activa?
Dingen die korter dan een jaar meegaan en gelijk bij verkoop in geld worden omgezet, bijvoorbeeld je voorraad.
Wat is Liquide activa?
Geld in de kas en geld op de betaalrekening.
Wat is voorraadgrootheid?
De waarde van de voorraad op een bepald tijdstip.
Wat is kas in een balans?
Geld dat je achter de hand hebt in het bedrijf.
Wat is een mutatiebalans?
Om veel schrijfwerkt te voorkomen kun je om de zoveel tijd een balans schrijven waar je alleen de dingen opschrijft die zijn veranderd.
Wat zijn debiteuren?
Klanten die nog geld moeten betalen (dit schrijf je ook op de balans als balanspost bij bezittingen).
Wat is een resultatenrekening?
Een overzicht van kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Wat staan er op resultatenrekeningen?
stroomgrootheden.
Wat zijn stroomgrootheden?
Grootheden die over een bepaalde periode worden gemeten.
Noem 2 voorbeelden van stroomgrootheden.
- Kosten (huur, rente, enz.)
- Opbrengsten (winst, loon, enz.)
Wat zijn crediteuren?
De dingen die we als bedrijf nog moeten betalen. (Dit staat altijd als balanspost bij de credit kant)