DNA en Replicatie + Transcriptie en Translatie Flashcards

1
Q

Prokaryotic Cell

A
Kleine cel: 1µm
Geen kernmembraam
Circulair chromosoom
Geen cytoskelet
geen organellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eukaryote cell

A
Grotere cel: 10-100 µm
Wel kernmembranen
Lineaire chromosonen
Wel cytoskelet
geen organellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bouwstenen van de cel

A

H2O
Suikers = polysacchariden
Vetzuren = vetten
Aminozuren = Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nucleotiden

A
Basen + Pentose + Fosfaat
    ↓
Pyrimidines en Purine
        ↓                    ↓
Cytosine (C)    Adenine (A)
Thymine (T)     Guanine (G)
Uracil (U)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pyrimidines

A

Cytosine, Thymine, Uracil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Purines

A

Adenine, Guanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Volledige naam:
RNA
DNA

A

RIBONUCLEINEZUUR​

DEOXYRIBONUCLEINEZUUR​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bouwstenen RNA

A

Adenosine mono/di/tri fosfaat AMP/ADP/ATP
Guanosine mono/di/tri fosfaat GMP/GDP/GTP
Cytidine mono/di/tri fosfaat CMP/CDP/CTP
Uridine mono/di/tri fosfaat UMP/UDP/UTP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bouwstenen DNA

A

Deoxyadenosine mono/di/tri fosfaat dAMP/dADP/dATP​
Deoxyguanosine mono/di/tri fosfaat dGMP/dGDP/dGTP​
Deoxycytidine mono/di/tri fosfaat dCMP/dCDP/dCTP​
Deoxythymidine mono/di/tri fosfaat dTMP/dTDP/dTTP​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel basenparen Menselijk genoom

A
3 miljard basenparen
1000 bp = 1kb
40% verspreid repetitief DNA
2% coderende sequenties
23% niet-coderende delen van genen
10% gegroepeerd repetitief  DNA
25% enkelvoudig DNA
Klein stukje extra-nucleair DNA of mitochondriale DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DNA Replicatie

A

Semi-conservatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cyclus van de cel

A
G1 = De eerste groeifase
S = Synthese Fase
G2 = Gerepliceerde DNA word gecontroleerd
M= Mitose echte celdeling gebeurt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DNA Replicatie

A
Leading Strand: 3'→5'
 DNA polymerase volgt 
 juiste weg dus geen probleem
Lagging Strand: 5'→3'
 Omgekeerde weg DNA 
 Polymerase moet deeltjes 
 overslaan → Okazaki 
 fragmenten
 Ligase vult de gaatjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DNA replicatie
DNA transcriptie
Translatie

A

Verdubbeling
Copie van het DNA naar RNA
Eiwitsynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Opbouw genoom

A
Promotor
Start: ATG
Exon 1
Intron ...
Exon x = TAA
Poly-A signaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Genoom gecodeerd in hoeveel paren?
Hoeveel mogelijke Codons?
Hoeveel daarvan Stopcodons?

A

paren per 3
64 codons
3 Stopcodons: TAA/TAG/TGA

17
Q

RNA polymerase

A

Opent de DNA spiraal Synthetiseert RNA 5’ → 3’

Dus gebruikt de 3’ → 5’

18
Q

Transcriptie

A
  1. Splicing
  2. Capping
  3. Poly-A
19
Q

Messenger RNA (mRNA)

A

Kopie van het DNA

Brengt de genetische informatie van de celkern naar het cytoplasma

20
Q

Ribosomaal RNA (rRNA)

A

Opbouw van de ribosomen

Niet coderend

21
Q

Transfer RNA (tRNA)

A

Aanvoer en positionering van de aminozuren tijdens de translatie
Niet coderend

22
Q

MicroRNA, siRNA , snRNA, IncRNA

A

Genregulatie

Niet coderend

23
Q
Transfer RNA (tRNA)
Klaver vorm
A

Acceptor arm
D arm
Tc arm
Anticodon arm

24
Q

Pros-translatie modificatie

A

Eiwit draait en keert hangt af van hoe sterk banden tussen verschillenden delen zijn

25
Q

Gen-regulatie

A

Genregulatie is de sturing van de genexpressie.
genregulatie bepaalt de concentratie van een door een gen gecodeerd eiwit in een cel.
Niet alle eiwitten zijn nodig in alle cellen op elk moment.

26
Q

Housekeeping genen

A

Vrij constante expressie

27
Q

Gereguleerde genen

A

Expressie in bepaalde omstandigheden

Expressie een bepaalde cellen of organen

28
Q

Genregulatie kan op verschillende niveaus plaatsvinden

A

Transcriptional control
RNA processing control
RNA transport control
translation control

29
Q

Alternatieve Splicing

A

Door splicing variaties van het pre-mRNA kunnen verschillende mRNA-moleculen gevormd worden en daardoor verschillende eiwitten ontstaan