Diagnostisch onderzoek Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat het onderzoek van het kaakgewricht?

A

1) Beweeglijkheid onderkaak
2) Kaakkop en discus articularis
3) Occlusie en articulatie
4) Kauwmusculatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke bijkomende onderzoeken kan je doen binnen de MKA-sfeer?

A

1) Smaaktest
2) Blaastest
3) Snuittest
4) Palpatie van de parapharyngeale ruimte
5) Onderzoek van het weke gehemelte
6) Beeldvorming: CBCT (cone beam CT) of OPG (orthopantamogram)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat het klinisch onderzoek?

A

1) Eerste indruk
2) Neurologisch onderzoek
3) Onderzoek kaakgewricht
4) Palpatie
5) Mondonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen lichte en zware hypo-esthesie?

A

Lichte hypo-esthesie: onderscheid tussen scherp en stomp mogelijk.
Zware hypo-esthesie: geen onderscheid tussen scherp en stomp mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen paresthesie en dysesthesie?

A

Paresthesie: niet pijnlijke, abnormale gewaarwording, kan spontaan of bij aanraking.
Dysesthesie: pijnlijke, abnormale gewaarwording, kan spontaan of bij aanraking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan je de n. trigeminus testen?

A

Corneareflex: aanraken hoornvlies zorgt voor een reflexmatige sluiting van het oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke zenuw is aangetast bij uitval van de cornea reflex?

A

CN V: n. trigeminus (centraal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan je de n. facialis testen?

A

1) Voorhoofd fronsen.
2) Ogen dichtknijpen.
3) Lippen tuiten / fluiten.
4) Lachen / tanden laten zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke vertakkingen heeft de n. facialis?

A

1) Ramus frontotemporalis
2) Rami zygomatici
3) Rami buccale
4) Ramus marginalis
5) Ramus cervicalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke klinische tekens wijzen op een facialis parese?

A

1) Verstreken voorhoofd
2) Afhangende mondhoek
3) Lagopthalmie: onvolledige sluiting van het oog
4) Bell’s teken: bij (poging tot) sluiting van het oog draait het oog naar boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke zenuwen zijn verantwoordelijk voor bewegingen van de oogbol?

A

CN III (n. oculomotorius), CN IV (n. trochlearis) en CN VI (n. abducens).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke klinische tekens wijzen op uitval van de n. oculomotorius?

A

1) Ptose
2) Abductiestand, onvermogen tot oogbewegingen in andere richtingen
3) Wijde, lichtstijve pupil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel bedraagt een normale laterotrusie van de onderkaak?

A

10 mm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel bedraagt de normale mondopening?

A

> 35 mm (SRA = snijtand rand afstand).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke kauwspieren ga je onderzoeken en hoe?

A

1) M. masseter = extra-oraal, bij klemmen.
2) M. temporalis = extern, bij openen en sluiten van mond.
3) M. pterygoideus lateralis = intra-oraal, met mond dicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke lymfeklieren ga je palperen?

A

1) Submandibulair
2) Submentaal
3) Cervicaal

17
Q

Hoe wordt de dentitie geöbjectiveerd?

A

Volwassen gebit: 4 kwadranten, telkens 1 tem 8

1) Re boven
2) Li boven
3) Li onder
4) Re onder

Melkgebit: 4 kwadranten, telkens 1 tem 5

5) Re boven
6) Li boven
7) Li onder
8) Re onder

18
Q

Wat is gebitselement 56?

A

Bestaat niet.