definitie werkwoorden Flashcards
spreken
hablar
luisteren
escuchar
begroeten
saludar
kijken
mirar
werken
trabajar
betekenen
significar
uitspreken
pronunciar
spellen
deletrear
koken
cocinar
reizen
viajar
spelen (instrument), aanraken
tocar
dansen
bailar
zingen
cantar
onderlijnen
subrayar
beëindigen
terminar
vervolledigen
completar
vragen
preguntar
zoeken
buscar
uitnodigen
invitar
dragen, meenemen
llevar
verbinden
relacionar
uitdrukken
expresar
uitleggen
explicar
wandelen
pasear
studeren
estudiar
vergelijken
comparar
chatten
chatear
oefenen
practicar
doorbrengen (bv vacaciones)
pasar
bezoeken
visitar
(be)antwoorden
contestar
belangrijk zijn
importar
interesseren
interesar
graag hebben, houden van
gustar
dol zijn op
encantar
voorstellen
presentar
kopen
comprar
bespreken
comentar
gebruiken
usar
wensen
desear
deelnemen
participar
wachten op, verwachten
esperar
interviewen
entrevistar
ontbijten
desayunar
avondeten, dineren
cenar