Deel 1 Hfst 3: De lichamelijke ontwikkeling van het kind Flashcards

1
Q

Wat verstaat men onder groeien?

A
  • toename van afmetingen van lichaam -> uit zich in gewichts- en lengtetoename, alsook toename van omvang van schede
  • continu proces, waarbij de groeisnelheid verandert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verloopt de groeicurve?

A

Alle kinderen kennen perioden waarin de groeisnelheid sneller of trager verloopt. Perioden van snelle groei noemt men ‘strekperioden’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verstaat men onder ontwikkelen?

A

toenemende bedrevenheid om het lichaam te gebruiken. Dit is uiteraard onlosmakelijk verbonden met de groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is psychomotorische ontwikkeling?

A

groeiende vermogen van kind om zijn hersenen, spieren en bewegingen te coördineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke factoren beïnvloeden de groei en ontwikkeling van het kind?

A
  • Extrene factoren:
    • voeding
    • milieu
  • Interne factoren
    • genetica
    • hormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de invloed van voeding op het groei en ontwikkelingsproces?

A

Het soort en de hoeveelheid voeding hebben een niet te onderschatten invloed op het groeien ontwikkelingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke factoren kan het milieu invloed hebben bij het groei- en ontwikkelingsproces?

A
  • voeding;
  • stress;
  • zonlicht;
  • beweging;
  • onderwijs;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe beïnvloed genetica het groei- en ontwikkelingsproces?

A

De groei van een lichaam is genetisch vastgelegd op onze chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe hebben hormonen invloed op het groeiproces?

A

Hormonen zorgen via bloedbaan voor algemene groeicontrole -> werken in op hele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke hormonen spelen de belangrijkste rol bij het groeiproces?

A
  • groeihormonen
  • schildklierhormonen
  • geslachtshormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de werking van groeihormonen?

A
  • groeihormoon stimuleert groei en ontwikkeling van weefsels in hele lichaam
  • kinderen met groeiachterstand wordt er soms groeihormoon toegediend als behandeling
  • gemaakt in hypofyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werken schildklierhormonen in op de groei?

A

= T4 (thyroxine) en T3 (trijoodthyronine)
- invloed op lichaamsfuncties -> ook groei en rijpingsprocessen van kinderen
- tekort aan deze hormonen kan ernstige gevolgen hebben -> Om dit te vermijden controleert men dit met guthrietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke geslachtshormonen hebben invloed op lichaamsgroei en op de groei en ontwikkeling van de geslachtsorganen en wat doen ze?

A
  • ‘testosteron’ en ‘oestrogeen’
    -> In puberteit: zorgen voor groeispurt
    -> seksuele rijping inzetten tijdens puberteit met inreden van secundaire geslachtskenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de secundaire geslachtskenmerken bij meisjes?

A
  • menstruatie;
  • borstontwikkeling;
  • beharing in de oksels
  • beharing van de schaamstreek
  • lichte groei uitwendige geslachtsorganen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de secundaire geslachtskenmerken bij jongens?

A
  • zaadlozing;
  • zware stem;
  • gezichtsbeharing;
  • beharing ter hoogte van pubis;
  • beharing in de oksels;
  • spierontwikkeling;
  • groei van uitwendige geslachtsorganen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke parameters worden gebruikt voor de evaluatie van de groei en ontwikkeling?

A
  • groei- of percentielcurves;
  • evolutie van lichaamsverhoudingen;
  • botontwikkeling;
  • psychomotorische ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de groei- of percentielcurve?

A
  • gestandaardiseerde curven geven gemiddelde normaalwaarden weer van bevolking
  • artsen gebruiken deze curven om groei van individueel kind te vergelijken met normale gemiddelde van kind van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat kan men afleiden uit de groei- of percentielcurve?

A
  • lengte, gewicht en schedelomtrek
  • Bij normale groei en ontwikkeling blijft kind tussen normale gemiddelde kleinste waarde en normale gemiddelde grootste waarde op curve
  • eenmalige afwijking van curve is geen reden tot paniek -> wnr kind fel afwijkt van curven, is wel noodzakelijk om dit verder na te kijken
19
Q

Wat zijn de lengte normen op de percentielcurve?

A
  • gemiddelde = 50 cm
  • variaties = 46 tot 54 cm
  • afwijkende lengte op percentielcurve kan duiden op
    reuzengroei, dwerggroei, voedselintolerantie …
20
Q

Wat zijn de gewicht normen op de percentielcurve?

A
  • gemiddelde geboortegewicht van een voldragen kind is 3500g
  • variaties van 2500g tot 4000g of meer
  • Afwijkende waarden kunnen wijzen op obesitas, ondervoeding, voedselallergie …
21
Q

Wat zijn de schedelomtrek normen op de percentielcurve?

A
  • gemiddelde schedelomtrek bij de pasgeborene = 35cm
  • Normale variaties bij geboorte: liggen tussen 33 en 37cm -> afwijkende schedelomtrek kan duiden op hydrocefalie, microcefalie, hersenoedeem …
22
Q

War zijn fontanellen?

A
  • openingen in schedel -> schedelbeenderen bij baby’s tot +- 1 jaar nog niet vergroeid
  • biedt tijdens geboorte de mogelijkheid om schedelbeenderen over elkaar te laten schuiven om zo geboorte van hoofd mogelijk te maken
  • zorgen dat schedel nog kan groeien
23
Q

Welke informatie kan men krijgen van de grote fontanel?

A
  • een ingetrokken grote fontanel kan wijzen op ernstige dehydratatie;
  • een gebombardeerde grote fontanel kan duiden op overdruk in de hersenen;
  • de grote fontanel kan gebruikt worden om de hartslag te bepalen
24
Q

Wat is een belangrijke parameter van de fontanellen?

A

al dan niet sluiten van fontanellen is belangrijke parameter in verband met groei en ontwikkeling van het kind.

25
Q

Wat zijn de lichaamsverhoudingen bij de geboorte?

A
  • Bij geboorte heeft kind een groot hoofd -> 1/4de van totale lichaamslengte
  • kind heeft korte ledematen, brede schouders en navel is middelpunt van het lichaam
26
Q

Wat zijn de lichaamsverhoudingen van een volwassene?

A

hoofd nog maar 1/8ste van de totale lichaamslengte, ledematen worden langer (in verhouding) en middelpunt van lichaam evolueert van navel naar schaambeen

27
Q

Hoe verloopt de botontwikkeling?

A

embryonale fase: botweefsel begint te vormen uit
bindweefsel -> Vanaf 13de zwangerschapsweek verandert bindweefsel in kraakbeen t.h.v. uiteinden van pijpbeenderen -> groeischijven (of epifysaire schijven) gevormd -> uitsluitend uit kraakbeencellen opgebouwd

28
Q

Wat doen de groeifactoren en groeihormonen in het kader van de botaanmaak?

A

zorgen ervoor dat kraakbeencellen in groeischijven zich voortdurend vermenigvuldigen -> continu afgegeven aan schacht van pijpbeenderen -> in lengte en breedte toenemen

29
Q

Wat gebeurd er in de 5e zwangerschapsmaand met de botontwikkeling?

A
  • kraakbeen in schacht van pijpbeenderen begint zich om te vormen in kalk -> oudere kraakbeencellen omgezet in bot (= verbeningskernen)
  • verbeningskernen vormen zich voornamelijk vanuit midden van de schacht van de pijpbeenderen, naar de uiteinden toe. Langzaam verandert het kraakbeen dan in bot = ossificatie
30
Q

Wanneer is de botontwikkeling voltooid?

A
  • geboren met veel kraakbeen -> ossificatie verder tijdens groei
  • beenvorming volgroeid wanneer groeischijf sluit
  • bij meisjes: rond 17de levensjaar
  • bij jongens: rond 19de levensjaar
31
Q

Wat is de skeletleeftijd?

A

gemiddelde botontwikkeling bij kinderen van bepaalde leeftijd. Door de botontwikkeling te vergelijken met gestandaardiseerde skeletleeftijd, kan mate van skeletontwikkeling
van kind vastgesteld worden -> gebeurt aan hand van röntgenfoto’s van vingers
en polsgewricht -> kan om leeftijd kind te bepalen

32
Q

Wat is psychomotoriek?

A

bewuste, vanuit de hersenen gestuurde beweging

33
Q

Wat zijn primitieve reflexen?

A
  • reactiepatronen die slechts in eerste weken of maanden na geboorte aanwezig zijn
  • worden kort na de geboorte getest om een eerste indruk te krijgen over de neurologische toestand van het kind
34
Q

Hoe verloopt de aanwezigheid van primitieve reflexen in normale omstandigheden?

A
  • de reflexen zijn aanwezig na een voldragen zwangerschap
  • de reflexen komen symmetrisch voor
  • de reflexen verdwijnen binnen het eerste levensjaar
35
Q

Welke normale primitieve reflexen controleert men bij een pasgeborene?

A
  • zoek- of snuffelreflex
  • zuigreflex
  • grijpreflex van de hand
  • babinski-reflex
  • schrikreflex of mororeflex
  • opstap- of loopreflex
  • kruipreflex
  • zwemreflex
36
Q

Wat is de zoek- of snuffelreflex?

A
  • Bij zacht aanraken van wang van baby draait kind zijn hoofd naar de zijde van aanraking en doet hij zijn mond open
  • stelt baby in staat om tepel snel te vinden en zich te voeden
    -> een overlevingsreflex.
37
Q

Wat is de zuigreflex?

A
  • Zodra baby iets in zijn mond voelt, begint hij te zuigen, ongeacht of hij vinger, zuigfles, speen of tepel in zijn mond neemt
  • laat baby toe om zich te voeden
    -> overlevingsreflex
38
Q

Wat is de grijpreflex van de hand?

A

Als voorwerp in handpalm van baby wordt gelegd, zal hij dit onmiddellijk stevig vastgrijpen en niet meer loslaten

39
Q

Wat is de babinski-reflex?

A

Wanneer met voorwerp over voetzool van baby gewreven wordt, zal baby tenen krullen /spreiden

40
Q

Wat is de schrikreflex of mororeflex?

A

Wanneer baby schrikt, zal hij onmiddellijk armen en soms ook benen spreiden Vervolgens zal baby armen en benen terug langzaam sluiten en opnieuw foetale houding aannemen

41
Q

Wat is de opstap- of loopreflex?

A

Als baby rechtop gehouden wordt door hem onder de oksels vast te houden en men laat zijn voetjes zachtjes grond raken, zal hij 1 beentje optrekken. Door dit voetje terug grond te laten raken, zal hij zijn ander beentje optrekken

42
Q

Wat is de kruipreflex?

A

Als kind op zijn buik gelegd wordt tijdens slapen, zal hij foetale houding aannemen. Als hij wakker is, zal hij in deze houding zijn beentjes afwisselend buigen en strekken

43
Q

Wat is de zwemreflex?

A

Als kind met zijn gezicht naar beneden in water wordt gehouden, begint hij meteen met armpjes te peddelen en met beentjes te trappelen

44
Q

Wat zijn de belangrijkste vaardigheden om op te volgen bij de ontwikkeling van de baby?

A
  • glimlachen (na 4 tot 6 weken);
  • het volgen van een voorwerp met de ogen (na 6 weken);
  • het grijpen van een voorwerp (na 2 tot 3 maanden);
  • omrollen (na 5 maanden);
  • zitten (na 10 maanden);
  • fijne motoriek (na 8 maanden)