De patiënt met een klacht (2) Flashcards

1
Q

Wat is het normale diagnostisch proces

A

Open vragen ->hypothese(s) over diagnose ->toetsen via gerichte vragen -> differentiaaldiagnose -> evalueren via fysieke onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het aanvullend proces bij een diagnostisch proces

A
  • Zich bij elke test de vraag stellen want deze toevoegt aan diagnostische informatie. Steeds uitleggen waarom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Differentiaaldiagnose

A
  • Laat je niet te snel leiden door initiële diagnose

- Rangorde aanbrengen van meest naar minst waarschijnlijk en hypotheses toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verder beleid

A
  • Indien niet meteen definitieve diagnose

- Eerst symptomen verlichten, dan vervolgafspraak inplannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor klacht heeft de patiënt meestal

A

een pijnklacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat als de patiënt een klacht heeft?

A
  • Indien er een klacht is, eerst hierop ingaan voordat andere aspecten anamnese aan bod komen
  • Waarom komt de patiënt nu met zijn klacht?
  • Verschillende dimensies van de klacht onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat vraag je allemaal bij een klachtenanamnese (7)

A
  • Aard van de klacht
  • Lokalisatie van de klacht
  • Ernst van de klacht
  • Bijkomende symptomen
  • Klachtenbeloop in de tijd
  • Beïnvloedbaarheid van de klacht
  • Opvattingen en beleving van de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Heteroanamnese

A
  • Sommige patiënten kunnen vragen slecht beantwoorden (vb. kinderen, personen met dementie, personen met verstandelijke handicap)
  • Communicatie via begeleider
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Relatie tussen patiënt en begeleider? wat kan invloed hebben op de heteroanamnese

A
  • Symptoomherkenning: Hoe goed kent de begeleider de patiënt en kan deze voor hem klachten verwoorden?
  • Verantwoordelijkheid: Hoe verantwoordelijk voelt de begeleider zich voor het welbevinden van de patiënt? Overbezorgdheid?
  • Belastbaarheid: Welke zorg kan de begeleider op zich nemen en welke niet?
  • Wie heeft er een probleem? Patiënt of begeleider?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan je doen als de persoon geen begeleider heeft en je moeilijk kan communiceren

A

Inschakelen tolk

  • Wanneer behandelaar en patiënt niet dezelfde taal spreken
  • Nuances gaan verloren
  • Eigen interpretatie van tolk
  • Culturele sensitiviteit van bepaalde vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor patiënten krijg je meestal in een weekend/avonddienst

A
  • Acute, ernstige klachten; Kern = klachtenanamnese
  • Vaak nieuwe patiënt waarvan dossier onbekend is, onbekend met eerdere afspraken: bevragen!
  • Geen vertrouwensrelatie
  • Meestal eenmalig consult, soms enkel telefonisch
  • Telefonisch: letten op paraverbale communicatie in beide richtingen (vb. stemintonatie,…)
  • Bij twijfel over ernst/aard van klacht best niet telefonisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat als er geen duidelijke samenhang is tussen klacht en bevindingen klinisch onderzoek

A
  • dan kan er sprake zijn van psychische klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er zijn drie dimensies die je kan ondervragen bij psychische klachten, welke

A
  • biomedische dimensie (disease)
  • sociale dimensie
  • psychologische dimensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Biomedische dimensie, leg uit

A
  • hoe ervaart de patiënt de klacht
  • somatische aspecten (hoe lang, hoe ernstig, voorgeschiedenis)
  • van open naar gesloten vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociale dimensie, leg uit

A
  • thuissituatie, werk, vrije tijd
  • invloed van de omgeving op denken over de ziekte: referentiekader
  • motivatie van de patiënt, behandeltrouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychologische dimensie, leg uit

A
  • hoe beleeft de patiënt zijn klacht en hoe handelt hij ernaar
  • denken over de klacht: verwachtingen diagnose en toetsen ernaar
  • emoties: bespreekbaar maken
  • gedrag: observeren en ernaar vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarvoor is een Psychische anamnese

A

voor het beoordelen van het psychisch functioneren van de patiënt

18
Q

Wat vraag je tijdens een psychische anamnese

A
  • je vraagt naar kernsymptomen aan de hand van enkele globale vragen
  • in het verleden psychologische begeleiding gehad
  • belangrijke life events of trauma’s?
  • observeren van gedrag en stemming
19
Q

Komen psychische problemen vaak voor

A

ja zeer frequent

20
Q

wat kan je het beste doen bij iemand met psychische problemen

A
  • doorverwijzen naar een andere zorgprofessional

- het voorkomen van onnodige behandeling en frustraties

21
Q

Je hebt verschillende groepen van problemen

A
  • sommige ziektebeelden interfereren met behandeling bv. beperkte medewerking (fobie, wanen, hallucinaties)
  • onverklaarde somatische klachten (somatisering): vermijden van overbodige diagnostiek en onnodige behandelingen
  • gebrek aan compliance en zelfzorg bv. bij depressieve patiënten, eetstoornissen, agressie bij verslaafde patiënten
22
Q

Informeren: algemeen

A
  • Vragen zijn het antwoord!
  • Starten met een vraag: Wat weet u al over..?
  • Juiste hoeveelheid en soort informatie
  • Begrip en onthouden bevorderen
23
Q

Hoe kan je het begrip en onthouden bevorderen bij de patiënt

A
  • Herhalingen en samenvattingen
  • Helder taalgebruik, geen jargon
  • Nagaan of patiënt het begrijpt
  • Visuele methoden
24
Q

Geef een aantal dingen die je moet doen bij informeren

A
  • Concreet
  • Structuur
  • Geen jargon
  • Op maat
  • Visueel
  • Helpen onthouden
  • selectie in functie van het doel
  • op het juiste moment
25
Q

helpen onthouden

A
  • Meegeven
  • Herhalen
  • Vragen om te herhalen
26
Q

Selectie in functie van het doel

A
  • Over procedure
  • Voor keuze
  • Geruststelling
27
Q

op het juiste moment

A
  • Niet bij emoties
  • Niet in conflict
  • Met familie
  • Meermaals
28
Q

wanneer bespreek je je bevindingen

A

na het anamnese en het klinisch onderzoek

29
Q

waar moet je op letten bij het bespreken van je bevindingen

A

Actief luisteren en letten op (non-)verbale signalen

Patiënt moet weloverwogen beslissing kunnen nemen

30
Q

Deel je de bevindingen meteen mee of in een volgende zitting pas?

A

Afhankelijk van complexiteit bevindingen in zelfde zitting meedelen of vervolgafspraak voor behandelplan

31
Q

Bespreking in dezelfde zitting

A
  • Indien er geen uitgebreid behandelplan nodig is
  • Soms aanvullend onderzoek nodig, patiënt informeren en toestemming vragen
  • Patiënt informeren en motiveren mbt behandeling
32
Q

Hoe doe je de patiënt informeren en motiveren mbt de behandeling

A
  • Gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde argumenten
  • Verhaal afstemmen op gevoelens en verwachtingen patiënt
  • Afhankelijk van relatie met patiënt. Vertrouwt hij de behandelaar?
  • Volledig geïnformeerde beslissing
  • Patiënt heeft altijd het recht een behandeling te weigeren
33
Q

Bespreken van het behandelplan: aandachtspunten

A
  • Meestal nieuwe afspraak
  • Niet teveel info in één keer, prioriteitenlijst opstellen Geconstateerde problemen en behandelopties combineren met problemen, wensen en mogelijkheden van de patiënt
  • In hoeverre staat de patiënt open voor verhaal behandelaar? Meer naarmate behandelvoorstellen aansluiten bij eigen behoefte
34
Q

Geef de structuur van het behandelplan

A
  • inleidende fase
  • het plan
  • afsluiting van het gesprek
35
Q

Wat houdt de inleidende fase in

A
  • Terugkomen op vorig bezoek: Wat herinnert patiënt zich nog? Nog vragen? Zelf een idee over wat er zal gebeuren?
  • Aansluiten bij begripsniveau en verwachtingen patiënt
36
Q

wat houdt het plan in

A
  • Eerst een overzicht geven en uitnodigen om vragen te stellen
  • In tweede instantie pas info op detailniveau
  • Informatie op beeldscherm, modellen of folder
  • Eventueel info over oorzaak en behandeling opsplitsen
  • Checken of info begrepen
  • Alternatieven voorleggen en bespreken
37
Q

wat houdt de afsluiting van het gesprek in

A
  • Na bespreken plan en mogelijke alternatieven
  • Hoe voelt de patiënt zich daarbij?
  • Hoeveel heeft de patiënt onthouden? Evt. laten samenvatten
  • Tijdsplanning voor gekozen behandelplan
  • Steeds letten op (non-)verbale signalen en deze aftoetsen!
38
Q

Geef overige aandachtspunten bij het bespreken van het behandelplan

A
  • primacy- recency effect
  • bijwerkingen van de behandeling
  • taalgebruik
  • aandacht voor emotie
39
Q

primacy- recency effect

A
  • belangrijke info best aan begin of einde
40
Q

bijwerkingen van de behandeling

A

steeds bespreken met de patiënt

41
Q

taalgebruik

A

vermijd vakjargon en gedetailleerde informatie

42
Q

aandacht voor emotie

A
  • vaak non- verbaal
  • belang van gevoelsreflecties
  • kijken naar de patiënt en niet naar scherm of hulpmiddelen