CTG Flashcards

1
Q

Wat zijn vroege deceleraties?

A

Kort en hebben een bewaarde variabiliteit. Treden simultaan met de contractie op en bereiken het dieptepunt als de contractie haar hoogtepunt bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden late deceleraties gekarakteriseerd?

A

U-vormig en hebben een verminderde variabiliteit. Beginnen > 20 seconden na het begin van de contractie, met een progressieve daling van het foetale hartritme gedurende minstens 30 seconden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil in timing tussen vroege en late deceleraties?

A

Vroege deceleraties treden simultaan met de contractie op, terwijl late deceleraties beginnen > 20 seconden na het begin van de contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een geruststellend tracé?

A

Basisritme tussen 110 en 150 slagen per minuut, variabiliteit tussen 5 en 25 slagen per minuut, ten minste één acceleratie per 20 minuten, en afwezigheid van deceleraties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van een niet-geruststellend tracé?

A

Een of meerdere van de volgende aspecten:
* variabiliteit van minder dan 5 slagen per minuut
* recurrente late deceleraties
* recurrente gecompliceerde variabele deceleraties
* bradycardie of tachycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de normale basishartfrequentie?

A

Tussen 110 en 150 slagen per minuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is tachycardie?

A

Een basishartfrequentie > 150 slagen per minuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is bradycardie?

A

Een basishartfrequentie < 110 slagen per minuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de basishartfrequentie beoordeeld?

A

Op een deel van het CTG met een stabiel foetaal hartritme gedurende minimaal 10 minuten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vul in: Late deceleraties bereiken hun nadir _______ de contractie haar hoogtepunt heeft bereikt.

A

nadat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de minimale tijdsduur voor het beoordelen van de basishartfrequentie?

A

Minimaal 10 minuten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de frequentste oorzaak van een tachycard cardiotocogram?

A

Maternaal temperatuurverhoging

Dit kan te wijten zijn aan intra-uteriene infectie (chorioamnionitis), foetale of extra-uteriene factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke maternaal factoren kunnen een tachycardie veroorzaken?

A

Maternaal temperatuurverhoging na epidurale anesthesie of door dehydratatie na langdurige arbeid

Andere acute maternale infecties zoals pyelonefritis kunnen ook bijdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan maternale stress veroorzaken bij de foetus?

A

Transplacentaire passage van adrenaline en noradrenaline

Dit kan leiden tot foetale tachycardie en wordt vaak geassocieerd met maternale tachycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke medicaties kunnen een tachycardie veroorzaken? 2

A

Bètamimetica en parasympaticusblokkers

Voorbeelden zijn salbutamol, terbutaline, atropine en scopolamine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer kan tachycardie optreden bij een gezonde foetus?

A

Tijdens periodes van grote activiteit

Variabiliteit in het CTG blijft bewaard en er zijn ook acceleraties aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een fysiologisch gevolg van milde tachycardie bij de preterme foetus?

A

Lagere activiteit van de nervus vagus

Dit kan leiden tot milde tachycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer kan geisoleerde tachycardie optreden?

A

In de vroege stadia van foetale hypoxemie

Dit gebeurt door secretie van catecholamines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe manifesteert chronische hypoxie zich in het CTG?

A

Als een associatie van tachycardie en verminderde variabiliteit

Dit is een belangrijk kenmerk om te herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke cardiale aandoeningen kunnen aan de basis liggen van een tachycardie?

A

Supraventriculaire tachycardie of atriale flutter

Dit zijn veelvoorkomende aandoeningen die tachycardie kunnen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat moet er gecontroleerd worden bij vaststelling van tachycardie tijdens de arbeid?

A

De maternale lichaamstemperatuur

Dit is cruciaal om mogelijke infecties te identificeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat moet er gedaan worden bij vaststelling van maternale koorts?

A

De moeder moet peroraal of intraveneus gehydrateerd worden en er moet paracetamol toegediend worden

Proparacetamol kan intraveneus worden toegediend als alternatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat moet er in eerste instantie gedacht worden als er geen argumenten zijn voor infectieuze pathologie?

A

Hypoxie van de foetus

Dit moet verder uitgesloten of bevestigd worden met bijkomende technieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de normale hartslag voor een foetus?

A

Tussen 100 en 110 sl/min

Een milde bradycardie wordt meer gezien bij de postterme foetus door een overwicht van de activiteit van de nervus vagus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat kan bradycardie bij een foetus veroorzaken?

A

Onder andere congenitaal hartblok en maternale of foetale pathologie zoals lupus

Bradycardie kan ook medicamenteuze oorzaken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke medicamenten kunnen leiden tot bradycardie?

A
  • Benzodiazepines
  • Labetalol
  • Bètablokkers
  • Morfinomimetica
  • Magnesiumsulfaat

Deze medicamenten zijn vaak geassocieerd met een verminderde variabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een teken van acute hypoxie bij een foetus?

A

Een plotse verandering van een normaal basisritme naar bradycardie

Dit wordt vaak gezien tijdens de uitdrijvingsfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat kan bradycardie ook wijzen op?

A
  • Solutio placentae
  • Ernstige navelstrengcompressie
  • Navelstrengprolaps

Deze aandoeningen moeten worden overwogen bij het vaststellen van bradycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat moet je eerst uitsluiten bij bradycardie?

A

De onderliggende oorzaken

Hypoxie veroorzaakt door hyperstimulatie van het uteriene contractiepatroon kan een belangrijke reden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat moet je doen bij hyperstimulatie?

A
  • Oxytocinestimulatie stoppen
  • Intravenieuze acute tocolyse overwegen met atositban, nitraat of een calciumblokker

Dit is belangrijk om de bradycardie te behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat kan vaginale onderzoek helpen uitsluiten?

A

Navelstrengprolaps

Ook kan het helpen om eventueel bloedverlies te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat moet er geverifieerd worden bij het registreren van de hartslag?

A

Dat niet de moederlijke pols wordt geregistreerd

Dit kan gedaan worden door de pols van de moeder te palperen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het beleid na herstel van de bradycardie?

A

Een afwachtend beleid aannemen

Dit kan worden gedaan als er geen andere afwijkingen van het foetale hartslagpatroon zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de variabiliteit van het perpartum CTG?

A

De variabiliteit moet tussen 5 en 25 slagen per minuut bedragen

Variabiliteit is vaak uitgedrukt als de bandbreedte van de omhulllende lijn van het patroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat wordt er bedoeld met een strak of silentieus tracé?

A

Een variabiliteit van minder dan 5 slagen per minuut

Dit kan een indicatie zijn van foetale nood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat gebeurt er bij het begin van een hypoxische periode?

A

Er treedt een kleine toename van de variabiliteit op, vaak beschreven als een ‘zigzagpatroon’ of ‘fencing’

Dit wordt snel gevolgd door tekenen van acute foetale nood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe lang kan een periode van verminderde variabiliteit duren tijdens foetale slaap?

A

Minder dan 40-45 minuten

Tijdens deze periodes is de variabiliteit zelden minder dan 5 sl/min.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat kan verminderde variabiliteit bij een zeer jonge foetus van minder dan 28 weken veroorzaken?

A

Periodes van verminderde variabiliteit gedurende langere tijd

Dit is een normaal verschijnsel bij jonge foetussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke medicijnen kunnen een verminderde variabiliteit veroorzaken?

A
  • Pethidine als pijnstiller
  • Magnesiumsulfaat bij hypertensieve complicaties

Het effect van magnesiumsulfaat is echter minimaal.

40
Q

Wat is de ernstigste reden voor verminderde variabiliteit?

A

Hypoxie van de foetus

Dit leidt ertoe dat het autonome zenuwstelsel niet op verdere stressprikkels reageert.

41
Q

Wat is een teken van cerebrale hypoxie?

A

Verminderde variabiliteit

Dit kan ook wijzen op andere aandoeningen zoals bestaande hersenbeschadiging of foetale infectie.

42
Q

Wat moet verminderde variabiliteit in eerste instantie als verdacht worden gezien?

A

Foetale hypoxie

Het is belangrijk om de oorzaak van verminderde variabiliteit verder te onderzoeken.

43
Q

Welke aanvullende technieken kunnen helpen bij het opsporen van de etiologie van verminderde variabiliteit?

A
  • ph-metrie
  • Verdere beoordeling van de STAN-monitor

Deze technieken kunnen meer inzicht geven in de situatie van de foetus.

44
Q

Wat moet er gebeuren als het tracé niet verbetert?

A

Het zwangerschap moet spoedig beëindigd worden

Dit kan afhankelijk zijn van de klinische toestand, bijvoorbeeld door keizersnede of vaginale kunstverlossing.

45
Q

Wat zijn deceleraties?

A

Tijdelijke verminderingen van het foetale hartritme ten opzichte van de basislijn met meer dan 15 slagen en gedurende meer dan 15 seconden.

46
Q

Hoe worden deceleraties ingedeeld op basis van hun vorm?

A

In uniforme of U-vormige en variabele of V-vormige deceleraties.

47
Q

Wat zijn de subcategorieën van uniforme deceleraties?

A

Vroege en late uniforme deceleraties.

48
Q

Wat zijn de types variabele deceleraties?

A

Niet-gecompliceerd en gecompliceerd.

49
Q

Wat zijn baroreceptordeceleraties?

A

Deceleraties die geen teken van foetale bedreiging zijn.

50
Q

Geef een voorbeeld van deceleraties die kunnen wijzen op foetaal zuurstoftekort.

A

Chemoreceptordeceleraties.

51
Q

Wat is de fysiopathologie die men moet beredeneren bij deceleraties?

A

De achterliggende fysiopathologie bij deze foetus.

52
Q

Hoe worden vroege uniforme deceleraties gekarakteriseerd?

A

Ondiep (< 40 slagen), kort, variabiliteit is bewaard, en ze verlopen synchroon met de contractie.

53
Q

Wat is het kenmerk van de nadir van vroege uniforme deceleraties?

A

Het samenvalt met het zenit van de contractie.

54
Q

Wat is de oorzaak van vroege uniforme deceleraties?

A

Compressie van het foetale hoofd.

55
Q

Wat kan helpen om vroege uniforme deceleraties te verminderen?

A

Verandering van de maternale positie, bijvoorbeeld naar linkerzijlig.

56
Q

Wat zijn de kenmerken van chemoreceptordeceleraties?

A

Langzaam dalende en langzaam stijgende deceleraties, vaak als late uniforme of gecompliceerde variabele beschreven.

57
Q

Wat is de variabiliteit van vroege uniforme deceleraties?

58
Q

Vervang de term: Deceleraties zijn tijdelijke verminderingen van het foetale hartritme ten opzichte van de basislijn met meer dan 15 slagen en gedurende meer dan 15 seconden. Dit zijn _______.

A

Deceleraties.

59
Q

Wat zijn late uniforme deceleraties?

A

Langzame graduele vertraging van het hartritme met een U-vormig patroon.

Ze hebben een verminderde variabiliteit en beginnen meer dan 20 seconden na het begin van de contractie.

60
Q

Hoe lang duurt het voordat het foetaal hartritme zijn nadir bereikt tijdens late uniforme deceleraties?

A

Minstens 30 seconden na het begin van de contractie.

Het hartritme daalt progressief en bereikt zijn laagste punt nadat de contractie haar hoogtepunt heeft bereikt.

61
Q

Hoe lang duurt de terugkeer naar de basishartfrequentie na late uniforme deceleraties?

A

Meer dan 30 seconden.

Dit volgt na het bereiken van het nadir van het foetale hartritme.

62
Q

Bij welke amplitude worden late deceleraties als significant beschouwd in een CTG zonder acceleraties?

A

Vanaf 10-15 slagen.

Dit geldt vooral bij verminderde variabiliteit.

63
Q

Wat is de oorzaak van late uniforme deceleraties?

A

Chemoreceptorgemediëerde foetale hypoxemie.

Ze worden ook wel chemoreceptordeceleraties genoemd.

64
Q

Bij welke maternale pathologie komen late uniforme deceleraties vaker voor?

A

Diabetes mellitus en arteriële hypertensie.

Ze worden ook geassocieerd met foetale pathologie zoals beperkte glycogeenreserves.

65
Q

Wat moet men altijd overwegen bij late deceleraties?

A

Foetale hypoxie.

Dit is belangrijk bij de evaluatie van de toestand van de foetus.

66
Q

Wat is een belangrijke maatregel bij late deceleraties?

A

Optimaliseren van de placentaire doorbloeding en zuurstoftoevoer.

Dit kan onder andere door vermindering van druk op de placenta.

67
Q

Wat moet er gedaan worden bij aortocavale compressie?

A

De oxytocica moeten gestopt worden

Dit is belangrijk om de situatie te verbeteren.

68
Q

Is zuurstoftoediening via een masker effectief bij aortocavale compressie?

A

Nee, het is aangetoond dat het zinloos is

Dit benadrukt de noodzaak van andere interventies.

69
Q

Wanneer moet het CTG als ernstig afwijkend worden beschouwd?

A

Bij uniforme laattijdige deceleraties als het tracé niet merkbaar verbetert

Dit kan leiden tot beëindiging van de zwangerschap.

70
Q

Hoe worden variabele deceleraties gekarakteriseerd?

A

V-vormig, snelle daling van het foetale hartritme, bewaarde variabiliteit, snel herstel

Dit zijn belangrijke indicatoren tijdens de arbeid.

71
Q

Wat is de typische tijdsduur voor variabele deceleraties?

A

Minder dan 30 seconden van start tot dieptepunt

Dit maakt ze uniek in vergelijking met andere deceleraties.

72
Q

Wat zijn ‘schouders’ in de context van variabele deceleraties?

A

Korte acceleraties voor en na de deceleraties

Dit kan helpen bij de identificatie van variabele deceleraties.

73
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van variabele deceleraties?

A

Navelstrengcompressie

Dit gebeurt vaak in gevallen van oligohydramnios of vena cava inferior syndroom.

74
Q

Zijn variabele deceleraties vaak geassocieerd met belangrijke hypoxie?

A

Nee, ze zijn zelden geassocieerd met belangrijke hypoxie

Dit is een geruststellend feit voor foetale monitoring.

75
Q

Wat zijn de kenmerken van niet-gecompliceerde variabele deceleratie?

A

Duren minder dan 60 seconden en zijn meestal minder dan 60 slagen per minuut.

Niet-gecompliceerde variabele deceleraties zijn kortdurend en wijzen vaak niet op ernstige problemen.

76
Q

Wat suggereert een langzaam herstel van het basishartritme na een variabele deceleratie?

A

Het suggereert hypoxie als de variabiliteit vermindert of de duur meer dan 3 minuten bedraagt.

Hypoxie verwijst naar een tekort aan zuurstof in het lichaam.

77
Q

Wat is de tijdsduur die wordt gebruikt om niet-gecompliceerde variabele deceleraties te meten?

A

1 minuut.

Dit helpt bij het beoordelen van de ernst en implicaties van de deceleratie.

78
Q

Vul de lege ruimte in: Een variabele deceleratie die meer dan _______ minuten duurt, suggereert hypoxie.

A

3.

Dit is een belangrijke indicator voor zorgverleners in de monitoringsprocessen.

79
Q

Wat is een langdurige deceleratie?

A

Een langdurige deceleratie is een hartfrequentie van minder dan 80 bpm gedurende ten minste 2 minuten of minder dan 100 bpm gedurende ten minste 3 minuten.

Dit kan wijzen op foetale hypoxie.

80
Q

Wat betekent een hartfrequentie van minder dan 80 bpm gedurende 2 minuten?

A

Het betekent dat er sprake is van een langdurige deceleratie.

Dit is een belangrijke indicator voor monitoring tijdens de bevalling.

81
Q

Wat is de definitie van een verlengde deceleratie?

A

Een verlengde deceleratie is een deceleratie die 5 minuten of langer duurt.

Dit kan duiden op ernstige foetale problemen.

82
Q

Wat is bradycardie in de context van hartfrequentie?

A

Bradycardie is een hartfrequentie die 10 minuten of langer aanhoudt.

Dit kan vaak geassocieerd worden met hypoxie.

83
Q

Wat zijn gecompliceerde variabele deceleraties?

A

Gecompliceerde variabele deceleraties zijn deceleraties die vaak voorafgaan aan een verlengde deceleratie en een vermindering van variabiliteit.

Deze kunnen wijzen op foetale hypoxie.

84
Q

Wat geeft een langzame verschuiving van de basislijn naar een meer tachycard patroon aan?

A

Het is een sterkere hint dat er sprake is van foetale hypoxie.

Dit kan samen voorkomen met gecompliceerde variabele deceleraties.

85
Q

Wat is de hartfrequentie tijdens een gecompliceerde variabele deceleratie?

A

De hartfrequentie kan fluctueren, maar is vaak geassocieerd met een verminderde variabiliteit.

Dit vereist monitoring en mogelijke interventie.

86
Q

Wat duidt een verminderde variabiliteit aan?

A

Het kan wijzen op foetale hypoxie, vooral als het samenkomt met gecompliceerde variabele deceleraties.

Dit is cruciaal voor de beoordeling van de foetale gezondheid.

87
Q

Hoe lang moet een deceleratie duren om als verlengd te worden beschouwd?

A

Een deceleratie moet 5 minuten of langer duren.

Dit heeft klinische implicaties en kan interventie vereisen.

88
Q

Wat zijn langdurige deceleraties?

A

Deceleraties die aanhouden en onderliggende oorzaken hebben zoals oligohydramnios.

89
Q

Wat kan een oorzaak zijn van variabele deceleraties?

A

Oligohydramnios, wat leidt tot meer navelstrengcompressie.

90
Q

Wat is een nuttige interventie bij oligohydramnios?

A

Amnioninfusie.

91
Q

Wat moet men doen als er hyperstimulatie is?

A

Het oxytocine-infuus stoppen en eventueel acute tocolyse toedienen.

92
Q

Hoe kan men aortocavale compressie oplossen?

A

Door de moeder in zijligging te positioneren.

93
Q

Wat kan men doen om maternale ondervulling te compenseren?

A

Extra vochttoediening.

94
Q

Wat moet men doen als gecompliceerde variabele deceleraties niet verdwijnen?

A

Aanvullende technieken uitvoeren.

95
Q

Wat is belangrijk om niet te vergeten bij deceleraties?

A

Een vaginaal onderzoek uitvoeren om een eventueel navelstrengprolaps op te zoeken.

96
Q

Wanneer worden deceleraties als recurrent beschouwd?

A

Wanneer ze ten minste bij de helft van de contracties aanwezig zijn.