Controleren van infectie Flashcards
1
Q
Waarom bacteriocide middelen voorkeur boven bacteriostatisch?
(FD)
A
- bij urineweginfecties kan het immuunsysteem de bacteriën onvoldoende bereiken en zodoende niet facocyteren en opruimen
2
Q
Breed of smal werkingsspectrum?
FD
A
Breedspectrum, vanwege onzekerheid betrokken kiem(en). Ev. bacteriologisch onderzoek en gevoeligheidsbepaling helpen in de keuze in het bijstellen van de therapie.
3
Q
2 Belangrijke criteria? (FD)
A
Veiligheid en selectieve toxiciteit
4
Q
Welke onderdelen binnen de farmacokinetiek bestaan er?
A
- Absorptie
- Distributie
- Metabolisme
- Excretie
5
Q
Absorptie
A
Letten op:
- biologische beschikbaarheid hoog genoeg
- per os: voldoende absorptie uit MDK en niet te veel metabolisatie in de lever bij first pass.
6
Q
Distributie
A
- mate distributie AB bepalend voor weefselconcentraties AB –> bij urineweginfecties onbelangrijk
- belangrijkste criterium is dat het middel als werkzame metaboliet in hoge concentraties renaal wordt uitgescheiden
- Afh. van uitbreiding infectie, AB nodig met goede membraanpassage en weefselpenetratie
7
Q
Metabolisme
A
- AB die biotransformatie ondergaan in lever, ongeschikt voor urineweginfecties (afh van aarde biotransformatie)
8
Q
Excretie
A
AB die geschikt zijn, worden renaal uitgescheiden als werkzame stof en bereiken zo hoge concentraties ter plaatse van de infectie