College 9 + Literatuur Flashcards

1
Q

Psychose

A

toestandsbeeld gekenmerkt door hallucinaties en/of wanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schizofrenie

A

psychische aandoening/ stoornis waarbij er sprake is van een aan een sluitende periode van minimaal 6 maanden van wanen en hallucinaties en het is meer op de voorgrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DSM-5 Schizofreniespectrum - TENTAMEN

A

Een ernstige stoornis die gepaard gaat met (≥ 2 symptomen, waarvan minstens 1x kernsymptomen 1/2/3).;
1. Wanen
2. Hallucinaties
3. Gedesorganiseerde spraak
4. Gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5. Negatieve symptomen
Significante verstoring van het normale leven. Symptomen bestaan minstens 6 maanden (min 1 maand symptomen actieve fase, daarnaast prodromaal of residueel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Positieve symptomen

A

ervaringen die er eerst niet waren maar erbij gekomen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

negatieve symptomen

A

afwezigheid of afvlakken van iets. Eerst was het er wel en nu niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waanideën

A

= ideeën die niet met de werkelijkheid overeenstemmen

  • achtervolgingswaan
  • grootheidswaan
  • somatische wanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

betrekkingsideeën

A

toevallige gebeurtenissen met zichzelf in verband brengen, je relativeert het nog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hallucinaties

A

= Waarnemingen/ sensorische sensaties die niet corresponderen met externe stimuli (die niet door anderen worden gedeeld).

  • ‘Stemmen horen‘ (auditieve sensaties) = meest frequent
  • Zien van beelden (visuele sensaties)
  • Andere sensaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verwarde/ gedesorganiseerde spraak

A

= gedesorganiseerd denken dat tot uiting komt in verwarde spraak

  • verhoogde associaties
  • incoherent
  • moeite met pragmatische taal
  • moeite met prosodie
  • beperkte auditieve informatieverwerking
  • abstract taalgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gedesorganiseerd gedrag

A

= vreemd/onverwacht gedrag of bewegingen

  • extreme passiviteit - katatonie
  • reperterende bewegingen
  • niet adaptief gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Negatieve symptomen

A

= Afwezigheid van sociale interactie;

  • beperkte adaptatie
  • Terugtrekken
  • erg op eigen gedachtespoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schizofrenie in kinderleeftijd

A

= Childhood onset schizophrenia

ernstigere vorm, progressieve neurobiologische ontwikkelingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beloop schizofrenie

A
  • Premorbide: voorafgaand aan eerste verschijnselen
  • Prodromaal: eerst symptomen openbaren zich, terugtrekken sociale contacten
  • Acuut: full-blown pathologie/psychose = +- 3 md.
  • Herstel (recovery/relapse ) = nog wel negatieve symptomen
  • Rest (Residual) / Chronische fase = negatieve symptomen voorgrond. chronisch is cyclisch patroon 1-4.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

diathesis

A

kwetsbaarheid of predispositie voor het ontwikkelen van schizofrenie. In combinatie met voldoende stressoren kan threshold bereikt worden, leidend tot diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biologische factoren schizofrenie

A

Bij schizofrenie zijn biologische factoren het meest bepalend voor de kwetsbaarheid/predispositie, maar omgeving kan substantieel verschil maken in wel/niet openbaren van de stoornis!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kindertijd signalen - at risk

A
  • Motorische ontwikkelingsachterstand
  • Opvallende motoriek (motorische patronen), lage spierspanning
  • Passiviteit
  • Spraakontwikkelingsstoornissen, weinig spreken en geluidsimitatie
  • Sociale adaptatie: vreemd gedrag, niet optimaal alert/responsief, beperkt affect & oogcontact
17
Q

neurocognitieve disfuncties

A
  • zwakke EF
  • stemmiswisselingen, agitatie, depressie
  • traag in taal
  • aandacht afwijkend
  • lage informatieverwerkingssnelheid
18
Q

risicofactoren

A

belastende ervaringen/ gebeurtenissen

19
Q

behandeling

A
  • Op symptomatisch niveau alleen medicatie effectief
  • Individuele psychotherapie om isolatie tegen te gaan, contact met realiteit en omgeving te herstellen, suïcide te voorkomen
  • Gezinstherapie om te helpen relapse tegen te gaan/prodromale symptomen (signalen voorlopers zijn voor herkennen van acute fase) te herkennen
20
Q

bordeline

A

Substantiële afwijking in de normale ontwikkeling van de ‘zelf’

Problemen op minimaal twee domeinen:

  • Cognities
  • Affectiviteit = te veel of te weinig aan emotionele reacties
  • Interpersoonlijk functioneren = afwijkingen met betrekkingen tot affiniteit in relaties
  • Impulsbeheersing = controle over jezelf die teveel is of te weinig.
21
Q

subtypen persoonlijkheidsstoornissen - TENTAMEN

A

Cluster A = vreemde persoonlijkheidsstoornissen
Cluster B = dramatische persoonlijkheidsstoornissen
Cluster C = angstige persoonlijkheidsstoornissen

22
Q

Cluster A - TENTAMEN

A
  • paranoïde
  • schizoïde
  • schizotypische
23
Q

Cluster B - TENTAMEN

A
  • antisociale
  • borderline
  • histronische
  • narcistische
24
Q

Cluster C - TENTAMEN

A
  • vermijdende
  • afhankelijke
  • dwangmatige