College 6 + Literatuur Flashcards

1
Q

2 domeinen ADHD DSM-5 - TENTAMEN

A
  • aandachtsstoornissen

- hyperactiviteit en impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DSM-5 criteria ADHD - aandachtsstoornissen

A

≥ 6/9 symptomen, tenminste 6 maanden:
• slaagt er vaak niet in om aandacht te schenken aan details of maakt slordige fouten in schoolwerk
• heeft vaak moeite om de aandacht bij werk/spel te houden
• lijkt vaak niet te luisteren wanneer hij/zij direct aangesproken wordt
• volgt vaak aanwijzingen niet en slaagt er vaak niet in schoolwerk af te maken.
• heeft vaak moeite met het organiseren van schoolwerk en activiteiten
• vermijdt vaak, heeft vaak een afkeer van, of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige mentale inspanning vereisen (zoals schoolwerk of huiswerk)
• raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden
• wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels (geluiden van buiten, wat klasgenoten zeggen of doen)
• is vaak vergeetachtig in dagelijkse bezigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DSM-5 criteria ADHD - hyperactiviteit en impulsiviteit

A

≥ 6/9 symptomen, tenminste 6 maanden:
• beweegt vaak onrustig met handen of voeten of wriemelt op zijn zitplaats
• verlaat vaak zijn zitplaats in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat je blijft zitten
• rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is
• kan vaak moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
• is vaak “in de weer”
• praat vaak aan één stuk door
• geeft het antwoord voordat de vragen zijn afgemaakt
• kan vaak moeilijk zijn beurt afwachten
• verstoort vaak bezigheden van klasgenoten of dringt zich op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DSM-5 criteria ADHD vervolg

A

Wat nog meer bij de criteria hoort;
• Aandachtsproblemen en hyperactiviteit-impulsiviteit symptomen min. 6 maanden + onaangepast gedrag op de situatie en de leeftijd en niet passend bij het ontwikkelingsniveau.
• Symptomen voor 12 jaar
• Verschillende symptomen in ten minste 2 situaties (bijv. op school en thuis of met vrienden)
• verstoring op sociaal functioneren of op school!
• NIET onderdeel schizofrenie/psychotisch stoornis of symptomen beter te verklaren door andere stoornis (zoals stemmings-/angststoornis)
Dus los van de criteria van de 2 domeinen, moet je ook hier aan voldoen voor de classificatie ADHD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ADHD, gecombineerde type- TENTAMEN

A

minimaal 12 symptomen, voldoet bij beide domeinen aan de criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ADHD, overwegend onoplettende type (ADD) - TENTAMEN

A

voldoet alleen op domein 1 aan de criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ADHD, overwegend hyperactief- impulsieve type - TENTAMEN

A

voldoet alleen op domein 2 aan criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil DSM-IV en DSM-V

A

Drempelwaarde aantal symptomen dat ten minste aanwezig voor oudere adolescenten (≥ 17 jaar) en volwassenen: verlaagd van 6 naar 5.

Ernstcriterium: mild/gemiddeld/ernstig = deze is toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bijkomende problemen ADHD

A
  • vergeetachtig
  • lage frustratietolerantie
  • problemen sociale interactie –> clowngedrag/stoer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Comorbiditeit

A

Hoog percentage samengaan met andere stoornissen:
• Gedragsstoornissen (CD) of oppositionele-opstandige stoornissen (ODD)
• Angst- en stemmingsstoornissen
• Leerstoornissen

ADHD, gecombineerde;
• Vooral externaliserende problematiek (ODD of CD)

ADD:
• Leer- en automatiseringsproblemen
• Internaliserende problematiek (angst en depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verklaringsmodel- Inhibition theorie Barkley - TENTAMEn

A

Kernprobleem: verstoorde response-inhibitie (het vermogen om bepaald gedrag te stoppen ten behoeve van ander gedrag dat adequater is in die situatie). Inhibitie is het vermogen om controle te houden op je gedrag. Om geautomatiseerd gedrag te stoppen als de situatie dat vraagt van het kind, het gaat vooral om de controle van het gedrag.

Door zwak inhibitievermogen problemen in 4 gerelateerde executieve functies:
• werkgeheugen
• zelfregulatie van affect (emotie), motivatie en arousal
• internalisatie van spraak (inner speech)
• analyse en synthese van gedrag, conceptvorming = goed kunnen bedenken, oorzaak- gevolg relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verklaringsmodel - Dual pathway model - TENTAMEN

A

Er zijn 2 verschillende modellen die het gedrag verklaren vanuit het brein;
1. Executive dysfunction pathway = onderontwikkeling executieve functies, m.n. responsinhibitieproblemen = cool cognitive control functies –> controle functies die cool zijn, omdat daar geen emoties komen kijken. Dit zie je bij de 2e wel.

  1. Motivational dysfunction pathway = suboptimale motivationele en beloningsprocessen = hot cognitive control, affectief –> beloningsprocessen zijn ook aangedaan.

Kinderen met ADHD hebben een ‘delay aversion’ = aversie tegen uitstel van behoeften, voorkeur voor directe feedback. Als gedrag niet goed is, moet je dat direct tegen ze zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dopamine en ADHD

A

tekort aan dopamine, dopamine zorgt voor de overdracht van remmende zenuwprikkels van ene naar andere zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderzoek naar ADHD

A
  • intelligentieprofiel
  • aandachtsfuncties = selecteren relevantie info
  • geheugenfuncties
  • executieve functies = moeite mee, BEHALVE cognitieve flexibiliteit
  • sociale informatieverwerking = fouten kunnen door impulsiviteit
  • emotionele ontwikkeling = soms moeite emotiecontrole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EF problemen bij ADHD zichtbaar in beperkingen in gedrag

A
  1. Organiseren, prioriteiten stellen en activatie
  2. Focus, aandacht verplaatsen, en aandacht vasthouden
  3. Reguleren alertheid, moeite en verwerkingssnelheid
  4. Frustratie management en emotie moduleren
  5. Werkgeheugen en vermogen om op te roepen
  6. Monitoren en reguleren van actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Volgorde behandeling ADHD

A
  • psycho educatie
  • oudertraining of advies aan kind
  • veranderingen en structuren binnen het gezin en op school

lukt dat niet, dan medicatie

17
Q

Traag cognitief tempo/ sluggish cognitive tempo (SCT) (L)

A

een cluster dat symptomen omvat zoals dagdromen, problemen om wakker / alert te blijven, mentaal mistig / gemakkelijk in de war raakt, traag verwerken van informatie, veel kijkt, ruimtelijk, verliest gedachten gang, vergeet wat zou gaan zeggen en lijken lethargisch, hypoactief of zelfs slaperig.

18
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis (APD) (L)

A

een diepgaand patroon van minachting voor, en schending van de rechten van anderen, maar ook betrokkenheid bij meerdere illegale gedrag.

19
Q

Developmental Coordination Disorder (DCD) (L)

A

een aandoening die wordt gecategoriseerd door gemarkeerde motorcoördinatie en vertragingen bij het bereiken van motorische mijlpalen.

20
Q

Parent management training (PMT) (L)

A

richt zich op het onderwijzen van zowel effectieve ouderschapspraktijken als strategieën om de uitdagingen van het ouderschap van een kind met ADHD het hoofd te bieden