College 8 + Literatuur Flashcards

1
Q

alle externaliserende gedragsproblemen

A

ADHD, disruptieve gedragsstoornissen, middelenmisbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

agressieve, disruptieve gedragsstoornissen

A

ODD + CD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

“conduct disorder

A

antisociale gedragsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

agressief gedrag; normale ontwikkeling

A

fysiek agressief gedrag verloopt bij jonge kinderen in een curve, waarbij 2-3 jaar de meest agressieve periode is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

openlijk/overt

A

pesten, vechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

heimelijk/covert

A

liegen, diefstal, inbraak, brandstichting, fraude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

directe agressie

A

schelden, slaan, schoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indirecte agressie

A

roddelen, vernederen, buitensluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

reactief/affectief

A

vijandige, boze reactie op vermeende bedreiging/frustratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

proactief/ instrumenteel

A

doelgericht gedrag, je doet het bewust, en niet impulsief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 vormen disruptieve gedragsstoornissen DSM-5

A
  1. Oppositioneel-opstandige stoornis (Oppositional Defiant Disorder: ODD)
  2. Normoverschrijdend-gedragsstoornis (Conduct Disorder: CD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

DSM 5 - Oppositioneel-opstandige stoornis

A

A) Patroon (> 6 maanden) van argumentatief en uitdagend gedrag/wraakzuchtig vaak in combinatie met boze/prikkelbare stemming (≥ 4/8 symptomen). Het is tenminste in interactie met 1 andere persoon en dat is niet broertje/zusje. Let op wat normaal is bij de leeftijd!!
Boze/gespannen stemming
1. Heeft regelmatig driftbuien.
2. Is vaak prikkelbaar, gespannen, lichtgeraakt of gemakkelijk geïrriteerd.
3. Is vaak boos en wrokkig.
Argumentatief / opstandig gedrag
4. Heeft vaak ruzie met gezagsfiguren, dit zijn ook leerkrachten, politie etc.
5. Weigert te voldoen aan ‘verzoeken’ (opdrachten of regels) van gezagsfiguren.
6. Ergert anderen opzettelijk.
7. Geeft anderen de schuld voor zijn of haar wangedrag en fouten.
Wraakzuchtig
8. Is ten minste tweemaal wraakzuchtig geweest in de afgelopen zes maanden.
B) Gedragingen veroorzaken ernstige problemen voor individu zelf of voor anderen (gezin, vrienden) of heeft negatieve impact op sociale, schoolse functioneren.
C) Niet beperkt tot een periode van een psychose, middelengebruik, depressieve of bipolaire stoornis. Dus het mag niet door iets anders komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

frequentie criterium DSM-5

A
  • <5 jaar: bijna dagelijks ten minste 6 maanden

- ≥ 5 jaar: 1x per week ten minste 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderscheid ernst criterium DSM- 5 ODD

A
  • Licht: beperkt tot 1 setting (thuis, school, werk, met vrienden)
  • Matig: sommige symptomen in minstens 2 settings
  • Ernstig: sommige symptomen in drie of meer settings
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DSM 5 - normoverschrijdend- gedragsstoornis (CD)

A

A) Herhalend en aanhouden patroon (> 12 maanden) van normoverschrijdend agressief gedrag (≥ 3/15), waarbij fundamentele rechten van anderen of belangrijke bij leeftijd horende sociale normen en regels worden overtreden (ten minste laatste 6 maanden voldaan aan 1 criterium).
Agressie t.a.v. van personen en dieren
1. pest, bedreigt, of intimideert anderen vaak;
2. begint vaak vechtpartijen;
3. heeft een ‘wapen’ gebruikt dat anderen ernstig lichamelijk letsel kan toebrengen (bijvoorbeeld een knuppel, kei, gebroken fles, mes, vuurwapen);
4. heeft mensen fysiek mishandeld;
5. heeft dieren fysiek mishandeld;
6. heeft in een direct contact een slachtoffer bestolen (bijvoorbeeld iemand van achteren neerslaan, tasjesroof, afpersing, gewapende overval);
7. heeft iemand tot seksuele handelingen/contact gedwongen.
Vernieling van eigendom
8. heeft opzettelijk brand gesticht met de bedoeling ernstige schade te veroorzaken;
9. heeft opzettelijk eigendommen van anderen vernield (anders dan door brandstichting)
Leugenachtigheid of diefstal
10. heeft ingebroken in iemands huis, gebouw of auto;
11. liegt vaak om goederen of gunsten van anderen te krijgen of om verplichtingen uit de weg te gaan (bijvoorbeeld oplichting);
12. heeft zonder direct contact met het slachtoffer voorwerpen van waarde gestolen (bijvoorbeeld winkeldiefstal maar zonder in te breken, valsheid in geschrifte)
Ernstige schendingen van regels:
13. blijft vaak ’s nachts van huis weg, ondanks het verbod van de ouders (< 13e jaar)
14. ≥ 2x van huis weggelopen en ’s nachtsweggebleven(of eenmaalgedurende een langere periode zonder terug tekeren);
15. spijbelt vaak (< 13e jaar)
B) Gedragingen veroorzaken significante mate beperkingen in het sociale, schoolse functioneren. Gaat om dagelijkse beperkingen.
C) ≥18 jaar of ouder: niet voldaan aan de criteria van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit kan je alleen bij volwassenen onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ernst criterium DSM-5 CD

A
  • Licht: weinig kenmerken en schade voor anderen
  • Matig: midden tussenlichtenernstig, bijvoorbeeld stelen. Maar zonder confrontatie met het slachtofffer.
  • Ernstig: veel kenmerken en aanzienlijke schade voor anderen
17
Q

Specificeer op DSM-5;

A
  • Beginleeftijd =childhood onset (< 10 jaar) / adolescent onset (≥ 10 jaar)
  • Aanwezigheid van beperkte prosociale emoties (LPE ≥2 v/d 4). Er wordt gekeken of er bij kinderen met CD een LPE aanwezig is. Dit gaat vaak samen met elkaar. Jongeren met CD en LPE hebben een ernstigere vorm. Ook reageren ze minder goed op de behandeling.
18
Q

Verschil ODD en CD

A

Bij ODD (i.i.t. CD) is er geen sprake van extreem gewelddadig agressief gedrag. Bij ODD (i.i.t. CD) worden fundamentele rechten van anderen niet geschaad.

Symptomen ODD heterogener, symptomen CD homogeen.

19
Q

adolescence limited

A

antisociaal gedrag (CD) alleen in adolescentie

20
Q

life- course persistent

A

antisociaal gedrag (CD) vanaf kindertijd

21
Q

verklaringsmodel - (sociale) leertheorie

A
  • Agressie is aangeleerd gedrag = Het oppositionele/antisociale gedrag is aangeleerde inadequate oplossing van een sociaal probleem. Waarneming van antisociale modellen.
  • Coërcieve gezinsinteractiepatronen (Patterson, 1982) = ouders en kinderen beïnvloeden elkaar wederzijds onderling afdwingen gedrag op negatieve manier
22
Q

verklaringsmodel - gezinstheorieën

A

gezinskenmerken houden het oppositionele/ antisociale gedrag in stand

23
Q

Verklaringsmodel - psychodynamische theorie

A

Agressie wordt gezien als een drift/instinct: als uiting van de eisen die lichamelijke processen aan de psyche stellen. Die driften en wensen die je hebt komen niet op een sociaal acceptabele manier naar buiten.

24
Q

Verklaringsmodel - Neurobiologische theorie

A

deels genetisch bepaald, en gen- omgeving interactie speelt een rol

25
Q

Neurobiolgie - externaliserende problemen

A

hersenen =

  • van nature niet remmingssysteem dat je bepaalde dingen niet doet
  • minder gevoelig voor belonen en straffen (dopamine)

HPA-as = Bij kinderen met agressie is dit systeem verstoord. Kinderen met impulsief gedrag hebben juist hoog cortisol niveau in het bloed, dus die zijn heel gevoelig.

26
Q

Sociale informatieverwerkingsmodel

A
  1. Encoderen van sociale informatie
  2. Interpreteren van sociale informatie
  3. Zoeken naar het juiste antwoord op het probleem
  4. Evalueren en kiezen van het juiste antwoord
  5. Uitvoeren van de gekozen oplossing
  6. Evaluatie uitvoering en terugkoppeling stap 1.
27
Q

Prevalentie

A

verhouding jongens/meisjes = 4:1

28
Q

Comorbiditeit

A
  • ADHD (40-60%)
  • Angststoornissen (ODD: 60%, CD:20-30%)
  • Depressie (15-30%)
  • Middelenmisbruik (50%)
  • Taal- en leerproblemen
29
Q

Behandeling

A

moeilijk te behandelen door;

  • weinig probleembesef
  • schuld ligt bij de ander
  • gedrag levert winst op
30
Q

behandeling kinderen

A

gedragstherapeutische oudertraining –> CGT bij kind

Vaak combinatie

31
Q

Behandeling jongeren

A

CGT –> brede gezinsinterventies;

  • gedragtherapeutische gezinstherapie
  • mulisysteemtherapie
32
Q

aanpak oppositioneel en agressief gedrag

A
  • geef aan welk gedrag je wilt zien
  • begrens gedrag
  • blijf zelf rustig
  • leer alternatief gedrag aan
  • benoem positief gedrag
  • ga niet in discussie
  • stel het aansprakelijk voor eigen gedrag
33
Q

Gedrag activiatie systeem (BAS): (L)

A

Een subsysteem van de hersenen dat gedrag activeert als reactie op signalen van beloning of niet-bestraffing.

34
Q

Gedrags inhibitie systeem (BIS): (L)

A

Een subsysteem van de hersenen dat angst opwekt en voortdurend gedrag remt in de aanwezigheid van nieuwe gebeurtenissen, aangeboren angststimuli en signalen van niet-ingewijden of bestraffingen.

35
Q

Problem-Solving Skills Training (PSST) (L)

A

Instructie gericht op het aanpakken van de cognitieve tekortkomingen en verstoringen van kinderen en adolescenten die gedragsproblemen ervaren in interpersoonlijke situaties, met name kinderen die agressief zijn.

36
Q

Multisystemic therapy (MST) (L)

A

Een benadering van behandeling die probeert om de meervoudige determinanten van problematisch gedrag aan te pakken door familieleden, schoolpersoneel, leeftijdsgenoten, jeugdrechtspersoneel en anderen in het leven van het kind te betrekken, en door te putten uit meerdere technieken zoals training voor ouderbeheer, cognitieve problemen het oplossen van vaardighedentraining en huwelijkstherapie, evenals gespecialiseerde interventies zoals speciale onderwijsplaatsingen, doorverwijzing naar behandelprogramma’s voor drugsgebruik of doorverwijzing naar juridische diensten.