College 3 + Literatuur Flashcards

1
Q

mishandeling - vorm; commission

A

= actief schade toebrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mishandeling - vorm; omission

A

= nalaten van iets, niet voorzien in basale behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gevolgen kindermishandeling

A

beïnvloed hersenontwikkeling, stress systeem minder ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gehechtheid normale ontwikkeling (Bowdly)

A

fase 1 = 3md; ongericht gehechtheidsgedrag
fase 2= 3-6md; gericht op bekende verzorgers
fase 3= 6md-3jr; separatieangst, en angst voor vreemden
fase 4= vanaf 3jr; partnerschap in gehechtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interne werkmodel

A

representatie van bepaalde situaties en hoe je daarmee omgaat. Dit wordt gevormd door ervaringen en is veranderbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mechanisme - belang gehechtheid

A
  1. ervaringen gehechtheid van invloed op ontwikkeling hersenen
  2. basis gehechtheidsrelatie voor emotieregulatie en gedragsregulatie
  3. gehechtheidsrelatie bepaald inhoud interne werkmodellen toekomstige relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

veilige gehechtheid

A

je ervaart dat je op mensen kan rekenen als het niet goed met je gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onveilige gehechtheid

A

verwaarlozend, onvoorspelbaar of beanstigend oudergedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onveilig- ambivalent gehechtheid

A

= fixatie op ouder en nabijheid.

maximalisatie gehechtheidsgedrag, kind durft niet te exploreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onveilig- vermijdend gehechtheid

A

= fixatie omgeving

minimalisatie gehechtheidsgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gedesorganiseerde gehechtheid

A

= bovenop andere vormen. Kind weet niet wat het aan zijn ouder heeft, hierdoor heeft het kind geen gedragsstrategie en ontstaat gedesorganiseerd gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hechtingsstoornis

A

hele extreme situatie, het niet kunnen ontwikkelen van hechtingsrelatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DSM-5 = reactieve hechtingsstoornis

A

A) Een consistent patroon van geremd, emotioneel teruggetrokken gedrag jegens volwassen verzorgers, wat tot uiting komt in beide volgende kenmerken:
1. Het kind zoekt zelden of nauwelijks troost als het van streek is
2. Het kind reageert zelden of nauwelijks op troosten als het van streek is
B) Een persisterende sociale en emotionele stoornis die gekenmerkt wordt door minstens 2 van de volgende kenmerken:
1. Minimaal sociale en emotionele responsiviteit op anderen
2. Beperkt positief affect
3. Episoden van onverklaarbare prikkelbaarheid, verdriet of angst die zelfs gedurende niet-bedreigende interacties met volwassen verzorgers evident zijn
C) Het kind heeft een patroon van extreme vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt, zoals blijkt uit minstens 1 van de volgende kenmerken (Hoe komt het?):
1. Sociale verwaarlozing of deprivatie waarbij emotionele basisbehoeften zoals troost, aanmoediging en affectie door volwassen verzorgers worden veronachtzaamd.
2. Herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers, wat het vormen van stabiele hechtingsrelaties beperkt (zoals vaak veranderingen in de pleegzorg).
3. Opgroeien in ongebruikelijke omgevingen, wat het vormen van selectieve hechtingsrelaties ernstig beperkt (zoals instellingen met veel kinderen per verzorger).

  • Niet verwarren met autismespectrumstoornis
  • Stoornis merkbaar voor 5 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DSM 5 = ontremd- sociaal contactstoornis

A

A) Een gedragspatroon waarbij een kind actief onbekende volwassenen benadert en met hen omgaat, en minstens twee van de volgende kenmerken vertoond:
1. Vermindering of ontbreken van terughoudendheid in het benaderen van en omgaan met onbekende volwassenen
2. Overmatig familiair verbaal of lichamelijk gedrag (dat niet strookt met cultureel aanvaarde en bij de leeftijd passende sociale grenzen).
3. Verminderd of geheel niet in de gaten houden van de volwassen verzorger als het kind zich wat verder weg waagt, zelfs in een onbekende omgeving
4. Bereidheid om met minimale of zonder aarzeling mee te gaan met onbekende volwassene
B) Het gedrag onder A is niet beperkt tot impulsiviteit, maar betreft sociaal ontremd gedrag
C) Het kind heeft een patroon van extreme vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt, zoals blijkt uit minstens 1 van de volgende kenmerken (Oorzaken hetzelfde als bij de reactieve stoornis):
1. Sociale verwaarlozing of deprivatie waarbij emotionele basisbehoeften zoals troost, aanmoediging en affectie door volwassen verzorgers worden veronachtzaamd.
2. Herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers, wat het vormen van stabiele hechtingsrelaties beperkt (zoals vaak veranderingen in de pleegzorg).
3. Opgroeien in ongebruikelijke omgevingen, wat het vormen van selectieve hechtingsrelaties ernstig beperkt (zoals instellingen met veel kinderen per verzorger).

  • Minimale ontwikkelingsleeftijd van 9 maanden
  • Let op differentiaaldiagnose ADHD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 vormen in DSM van hechtingsstoornissen

A
  1. reactieve hechtingsstoornis

2. ontremd- sociaalcontactstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandeling problematisch hechtingsgedrag

A

= problematiek kan afnemen maar verdwijnt nooit helemaal.

  • zoeken naar continue en beschikbaar hechtingsfiguur voor het kind
  • vergroten basisvertrouwen in anderen en zelf
17
Q

aanpak problematisch hechtingsgedrag

A

emotioneel niet te dicht bij komen en wees rustig en voorspelbaar = ONVOORWAARDELIJK –> zorg dat je met alles consistent bent!