College 8 Farmacologie bij ouderen met dementie Flashcards

1
Q

Dementie

A

Is een syndroom met cognitieve en neuropsychiatrische symptomen, zodanig dat ze interfereren met dagelijkse activiteiten en het oorspronkelijk functioneren beperken.

! Verwar niet met delier (toestand van geestelijke verwardheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mild Cognitive Impairment

A

Beperkt iemand nog niet in het dagelijks functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicofactoren dementie

A

Hebben vooral te maken met leefstijl:
- Lage mentale activiteit
- Roken
- Weinig beweging
- Depressie
- Hoge bloeddruk
- Diabetes
- Sterk overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen dementie

A

Vergeetachtig, oriëntatie, apraxie (moeite met complexe handelingen), taal en communicatie vaardigheid etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diagnostiek van dementie

A

Is lastig en nooit 100% zeker. Belangrijkste stap is de (hetero)anamnese.

Verder kijk je naar medicatie, lichamelijk onderzoek, soms NPO (jonge mensen), laboratoriumonderzoek (uitsluiten andere ziekten), beeldvorming en soms LP voor stapeling van eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beeldvorming

A

Doe je vooral om andere pathologie uit te sluiten (zoals hersentumor).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CT-scan

A

Op hoge leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

MRI

A

<80 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

FDG-PET

A

Is opkomend.
Radioactief en ook voor jongere patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Degeneratieve dementie

A

Schade brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Non-degeneratieve dementie

A

Bijv. vasculaire schade, infectie, vergiftiging, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NINCDS-ADRA criteria

A

Worden gebruikt om kans op dementiën op te delen in: definite, probable, possible, unlikely.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Alzheimer dementie

A

Geleidelijk verloop & vergeetachtigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vasculaire dementie

A

Plotse veranderingen & traagheid, minder flexibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lewy bode dementie

A

Wisselend beloop & hallucinaties, wanen, minder concentratie en aandacht (ook REM slaapstoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Frontotemporale dementie

A

Progressieve gedragsveringen, minder sociale skills

Tauopathie: Taou eiwit stapelt zich in de frontale kwab.

17
Q

Parkinson dementie

A

Start met parkinsonverschijnselen en later dementie verschijnselen.

18
Q

Lewy Body dementie

A

Begint met dementieverschijnselen en later pas parkinsonverschijnselen.

19
Q

Alzheimer

A

Amyloid cascade (theorie): door een stapeling van amyloid beta eiwitcellen krijg je plaques. Ook tau eiwitten stapelen zich en je krijgt tangles. Het immuunsysteem wil de plaques opruimen met ontsteking, maar zorgt daarmee voor verlies van omliggende hersencellen.

Is dodelijk..
Eerst veranderingen in gemoed, daarna cognitie.

20
Q

Etiologie Alzheimer

A

Vaak een combi van eiwitstapeling, vasculaire schade en klontering van andere eiwitten.

21
Q

Aducanumab

A

Onderzoek was blij verrast met deze medicatie tegen Alzheimer. Er waren wat positieve resultaten, maar in trials werd geen effect gevonden.

In VS is het middel toegestaan, maar in Europa niet. Het is namelijk niet onschuldig en kan serieuze nadelige gevolgen hebben.

22
Q

Medicatie Alzheimer

A

Is gericht op het voorkomen van institutionalisatie en verzachten van klachten en gedragsproblemen.
1. Cholinesterase inhibitors
2. NMDA antagonisten (memantine)

23
Q

Cholinesterase inhibitors

A

Acetylcholine is belangrijk voor de prikkeloverdracht in de hippocampus.
Als er celdood optreedt en er minder Ach beschikbaar is, kunnen cholinesterase inhibitors de afbraak van Ach remmen (je remt het afbraakenzym). Hierdoor blijft er meer Ach beschikbaar en ben je dus minder vergeetachtig. Je krijgt een tijdelijke verbetering/ vetraging van klachten.

! Verboden co-medicatie zijn anthicholinergica (werkt precies tegen).

24
Q

Bijwerkingen Ach-I

A
  • misselijkheid / braken
  • diarree
  • gewichtsverlies
  • hoofdpijn
  • syncope / vallen
  • duizeligheid
  • bradycardie
25
Q

NMDA antagonist: memantine

A

Voor matig tot gevorderde AD.

Werkt in op de overdracht van glutamaat. Er kan namelijk een disbalans zijn bij Alzheimer. Je voorkomt overmatige signaaloverdracht waardoor je celdood voorkomt.

Het effect is heel beperkt… Het is een antagonist met slechts geringe affiniteit.

26
Q

Evidence based

A

Teleurstellend. Weinig bewijs voor medicatie tegen Alzheimer.

27
Q

Gedragsproblemen bij dementie

A

Eerst kijk je naar de fysieke ongemakken en omgevingsfactoren. Hierna komt psycho-eductie voor patiënt en omgeving. Ook biedt je afleiding en gedoseerde en prettige prikkels.
Medicatie is weinig effectief.

28
Q

Agitatie bij Alzheimer

A

Is een innerlijke rusteloosheid die tot ondoelmatig gedrag met een sterk repeterend karakter leidt.
Medicatie = antipsychoticum/antidepressiva.
Op korte termijn kan dit helpen, maar op lange termijn is dit nadelig.
(Na 3 maanden uiterlijk staken/afbouwen, anders kans op slikproblemen, herseninfract etc.).

29
Q

Psychose bij Alzheimer

A

Is moeilijk te behandelen met atypische antipsychotica.

! Bij Lewy Body en Parkinson zul je juist een verslechtering zien als je dopaminerge middelen geeft (HVZ, pneumonie, parkinsonisme, overlijden).

30
Q

Depressie bij Alzheimer

A

Bij apathie start je Ach-I (want apathie hoeft niet hetzelfde te zijn als depressie). Als het wél een depressie is geef je antidepressiva. Bij Parkinson en Lewy Body de voorkeur voor TCA, want andere antidepressiva kunnen verergering van parkinsonklachten geven.