College 11 Sex/gender bij (psycho)farmaca Flashcards

1
Q

Sexe

A

Gaat over biologische aantoonbare verschillen. Fysieke en fysiologische verschillen zoals chromosomen, genexpressie, hormoonlevels en functie, reproductieve / seksuele anatomie. Sexe wordt ingedeeld in vrouw / man, maar er zijn variaties in hoe biologie tot expressie komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gender

A

gaat over welke rollen zijn opgelegd vanuit onszelf, de omgeving en de opvoeding; sociaal geconstrueerde rollen. Het gaat niet alleen over hoe mensen zichzelf en elkaar zien, maar ook over hoe de omgeving met je omgaat. Ook de verdeling van macht en resources in de samenleving (hogere inkomensgroep vaker mannen) horen hierbij. Gender is vaak geconceptualiseerd als binair, maar er is veel meer diversiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sexe verschillen

A
  • Hormonen
  • Immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gendergerelateerde gezondheidsverschillen

A
  • Prevalantie hart- en longziekten
  • Gebruik van gezondheidszorg
  • Risicofactoren: roken en alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aandoeningen die vaker voorkomen bij vrouwen

A
  • Reuma
  • Depressie
  • Thyroid disorders (schildklier)
  • Inflammatoire darmziekten

Dit heeft allemaal te maken met inflammatie!
Het is ook gerelateerd aan de levenscyclus en hormonale schommelingen. Vrouwen zijn vatbaarder voor inflammatie en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aandoeningen die vaker voorkomen bij mannen

A
  • CAD
  • Longen
  • Diabetes Mellitus
  • Chronische nierziekten

Dit heeft vooral te maken met een ongezonde leefstijl (leefstijlfactoren); Mannen hebben vaker leefstijl gerelateerde condities. Dit gebeurt dus ook vaker op latere leeftijd, omdat het een tijd duurt voordat deze aandoeningen zich ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Over het algemeen

A

Men die quicker, woman live sicker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vrouwen & medicatie

A
  • Vrouwen rapporteren vaker bijwerkingen
  • Er zijn meer ziekenhuisopnames door bijwerkingen
  • Ze worden minder vaak meegenomen in onderzoek naar medicatie
  • Medicatie wordt vaker teruggetrokken door ernstige bijwerkingen bij vrouwen
  • In de richtlijnen wordt slechts 40% gender specifieke info genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stereotypes

A

Besef dat het verschil tussen mannen en vrouwen kleiner is dan de verschillen binnen de mannengroep en binnen de vrouwengroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nurture

A

Wat krijgen we allemaal mee? (ouders, peers, leraren, social media)
Dit beïnvloed gender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bechdel-Wallace test (film)

A

Men speak most in picture winning films.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cisgender

A

Je bent geboren als vrouw en identificeert je als vrouw/geboren als man en je identificeert jezelf als man.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transgender

A

Je identificeert jezelf als het andere geslacht dan je bent geboren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Queer

A

Zit ertussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Biologische verschillen

A
  • Vrouwen zijn overdosed
  • Vrouwen zijn gevoeliger
  • Vrouwen krijgen meer medicijnen voorgeschreven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vrouwen zijn overdosed

A

Farmacokinetiek
- Volume of distribution
- Proteine binding van medicatie
- Transport, fase 1 en 2 metabolisme

17
Q

Vrouwen zijn gevoeliger

A

Famacodynamiek
Drug targets
- Receptor aantallen
- Signaaltransductie na receptorbinding

18
Q

Vrouwen krijgen meer medicijnen voorgeschreven

A
  • drug-drug interacties
  • farmacokinetiek
  • farmacodynamiek
19
Q

Farmacokinetiek

A

De totale body mass verschilt tussen mannen en vrouwen. Vrouwen hebben meer vet. Mannen meer water en spierweefsel.
Mannen zijn de waterzakjes met spieren, vrouwen zijn de vetbolletjes.

20
Q

Distributie van een drug hangt af van

A
  • Vetoplosbaarheid –> Vetoplosbare drugs hebben een grotere Volume of Distribution bij vrouwen (antidepressiva zijn vaak lipofiel).
  • pH –> vrouwen hebben een hogere pH in de maag (dus minder zuur); dit is van belang bij metabolisme en afbraak.
  • Carrier proteins
21
Q

Voorbeeld alcohol

A

Vrouwen hebben minder van alcohol dehydrogenase (enzym dat alcohol afbreekt). Als je minder van dit enzym hebt, kun je alcohol minder goed afbreken en heb je dus meer last van de gevolgen van alcohol en van kater. Daarnaast hebben vrouwen minder water. Alcohol lost op in water, dus je hebt een hogere Cmax bij vrouwen: een hogere concentratie alcohol in verhouding. Vrouwen zijn ook vetter en alcohol blijft langer in een vettige omgeving; dus het brein en de organen zijn langer blootgesteld aan alcohol. Het totale effect van alcohol op het lichaam van een vrouw is groter, langer, sterker (grotere area under the curve; AUC).

22
Q

First pass effect

A

Hoeveel wordt er opgenomen?
Dit is afhankelijk van p-glycoproteinen en CYP enzymen.

23
Q

P-glycoproteinen

A

Is een membraaneiwit pomp die lichaamsvreemde substanties UIT cellen pompt. P-glycoprotein is betrokken bij het proces van actief opnemen van substanties vanuit het bloed/de ingewanden via het celmembraan, aangezien het substanties terug in de ingewanden/bloed pompt.

24
Q

CYP3A4

A

Zit in levercellen. Er is een verhoogde CYP3A4 activiteit bij vrouwen!

Het CYP450 enzym is betrokken bij 50% van al het metabolisme van drugs.

25
Q

Denkstap tentamen

A

➔ dit zorgt voor hogere clearance van stoffen die reageren met CYP3A4 bij vrouwen, zoals SSRI’s en TCA. Echter, er kunnen verschillen zijn in p-glycoproteinen, wat de beschikbaarheid van een substraat beïnvloedt.

CYP3A4 is o.a. betrokken bij omzetting van SSRI en TCA. Theoretisch gezien zou hier dus een sneller metabolisme van zijn bij vrouwen.

26
Q

CYP2D6

A

Is juist actiever bij mannen. Dit is betrokken bij het metabolisme van beta-blokkers en sommige andere antidepressiva.

27
Q

Expressie

A

Van elk CYP wordt beïnvloed door een unieke combi van mechanismen en factoren, incl. genetische polymorfismen, inductie door xenobiotica, regulatie door cytokines, hormonen, ziekten, sekse, leeftijd, etc.

28
Q

Etniciteit

A

Heeft een sterke invloed op multiallelic genetische polymorfismen van een aantal CYPs, wat kan leiden tot slechte, gemiddelde of geweldige metabolizers.

29
Q

Excretie

A

Excretie verloopt in 2 fases:
- Eerste fase: CYP enzymen
- Fase 2: Oplosbaarheid vergroten

30
Q

SAMENVATTING FARMACOKINETIEK

A

Vrouwen hebben gemiddeld een hogere pH (minder zure maag). Het duurt bij vrouwen daarom langer om te verteren. Stoffen in het GI-stelsel hebben daardoor langer de tijd om opgenomen te worden. Dit kan beïnvloedt worden door de menstruatie of zwangerschap. Er is vaak meer effect op de bioavailability, en ook CYP enzymen hebben hier invloed op.

31
Q

Werking antidepressiva

A

Onduidelijk. Studies spreken elkaar tegen.

32
Q

Bijwerkingen antidepressiva

A

Antidepressiva zorgen vaak voor seksuele disfunctie.. Dit is dan ook de meest ‘bothersome’ bijwerking voor veel mensen. Vrouwen hebben meer depressie, dus ook meer antidepressiva. Zij worden dus ook vaker blootgesteld aan de bijwerkingen van antidepressiva.

33
Q

Hormonen

A

De mentruatiecyclus: Langzame stijging in oestrogeen zorgt ervoor dat je je relaxed, goed, perfect voelt. Dan krijg je de ovulatie en vruchtbare fase. Bij PMS krijg je een sterke daling in oestrogeen en progesteron en wordt je geïrriteerd, boos en verdrietig. Pijn, gevoeligheid, acne, honger en krampen. Dan start je menstruatie.

34
Q

Vooral veranderingen in hormonen (zoals oestrogeen)

A

Zijn gerelateerd aan depressieve symptomen. Oestrogenen hebben verschillende functies, het is dus complex. Oestrogenen zijn in ieder geval goed voor je gezondheid en bloedvaten. Er is vooral een probleem als er sterke schommelingen plaatsvinden.

35
Q

Reproductieve hormonen

A

Kunnen wellicht de effectiviteit van antidepressiva verbeteren. Er is namelijk een slechtere respons op SSRI’s na de menopauze. Oestrogeen is tevens effectief bij het behandelen van depressie.

36
Q

Digoxine

A

Voor hartfalen wordt vaker té hoog gedoseerd voor vrouwen voorgeschreven.

37
Q

Vrouwen

A

Zijn gevoeliger voor wateroplosbare medicijnen doordat ze minder water hebben in verhouding; een hogere Cmax dus.