College 8 Flashcards

1
Q

reclame

A

Kunst en vakmanschap (Art & Craft) van het gebruiken van communicatietechnieken om een bepaalde doelgroep te overtuigen om een product of dienst aan te schaffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

AIDA-model

A

AIDA is een klassiek marketing- en reclamemodel dat de stappen beschrijft die een consument doorgaans doorloopt voordat hij tot aankoop overgaat. De afkorting staat voor:

  • Attention (Aandacht): De eerste stap is om de aandacht van de consument te trekken met een opvallende boodschap of advertentie.
  • Interest (Interesse): Zodra de aandacht is getrokken, moet de advertentie de interesse van de consument vasthouden door relevante voordelen en kenmerken van het product te presenteren.
  • Desire (Verlangen): Nadat de interesse is gewekt, moet de advertentie het verlangen naar het product stimuleren door de voordelen te benadrukken en een emotionele connectie te creëren.
  • Action (Actie): Het uiteindelijke doel is om de consument aan te zetten tot actie, zoals een aankoop doen, contact opnemen voor meer informatie, of een bezoek brengen aan de website van het product.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 fases beïnvloedingsproces waar alle modellen vanuit gaan

A
  • cognitive
  • affective
  • behavioral / experience
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cognitief

A

Dit gaat erom dat de consument er bewust van wordt dat een product/service bestaat, dat zij enige interesse heeft om informatie te verwerken, dat zij kennis opdoet over het product/service, en dat deze kennis opgerakeld/herinnerd kan worden indien nodig. Dit is cognitief omdat deze fase over informatieverwerking gaat. De kenniseenheden die je opdoet heten beliefs. Gaat niet om logica, maar om wat ontvanger denkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

affectief

A

Dit gaat erom dat de consument een attitude en/of gevoelens vormt over het product. Een attitude is hoe positief/negatief je over iets denkt. Gevoelens kan natuurlijk van alles zijn. Uiteindelijk leidt dit alles (in het beste geval) tot een desire om het product/service aan te schaffen. Deze fase heet affectief omdat het om gevoelens en emoties draait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behavioral/experience

A

Dit gaat om de (intentie) tot actie die de consument heeft na het vormen van beliefs en een attitude/emotie. Dit kan het aanschaffen van het product zijn, maar acties kunnen ook andere doelen zijn, bijvoorbeeld: donaties, liken op facebook, doorvertellen aan vrienden, etc. Wat de goede actie is hangt af van het doel van de campagne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Theory of planned behavior (TPB)

A

het is ontworpen om het menselijk gedrag te voorspellen en te verklaren, vooral op het gebied van gezondheid, sociale wetenschappen en marketing.

De kern van de Theory of Planned Behavior bestaat uit drie belangrijke factoren die de intentie van een individu om een specifiek gedrag te vertonen beïnvloeden:
- gedragsovertuiging
- normatieve opvatting
- beheersingsovertuiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

attitude

A

positief of negatief tegenover een product staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

subjectieve normen

A

de sociale druk die je ervaart m.b.t. het gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ingeschatte beheersing van gedrag

A

inschatting over de uitvoerbaarheid van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gedragsovertuiging

A

de verwachte consequenties van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

normatieve opvattingen

A

het belang dat je denkt dat anderen hechten aan het gedrag, dus hoe de omgeving over het gedrag denkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beheersingsovertuiging

A

inschattingen over de mogelijkheden en problemen bij de uitvoering van het gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

top of mind awareness (TOMA)

A

Top of Mind Awareness (TOMA) verwijst naar het eerste merk of product dat in de gedachten van een consument opkomt wanneer aan een bepaalde categorie wordt gedacht. Het is een maatstaf voor hoe goed een merk of product in het geheugen van consumenten is verankerd en hoe prominent het is in hun bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

low involvement

A

Snelle, impulsieve beslissingen met weinig moeite en lage risico’s, beïnvloed door oppervlakkige cues.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

high involvement

A

Zorgvuldige, weloverwogen beslissingen met veel inspanning en hoge risico’s, beïnvloed door diepgaande informatie en rationele overwegingen.

17
Q

FCB-grid

A

Een model dat adverteerders helpt om de juiste strategieën te bepalen voor verschillende soorten producten en consumenten. Het combineert twee dimensies: de mate van betrokkenheid (involvement) en de aard van de motivatie (rationeel versus emotioneel). Hierdoor ontstaan vier kwadranten die verschillende soorten reclamestrategieën en aankoopgedragingen beschrijven.

18
Q

model van Percy & Rossiter

A

een raamwerk dat adverteerders helpt bij het ontwikkelen van effectieve reclamecampagnes door te focussen op verschillende typen aankoopmotivaties en betrokkenheidsniveaus van consumenten. Het model bouwt voort op het FCB-grid, maar voegt transformationeel en informationeel toe.

19
Q

informationeel

A

Reclame die inspeelt op functionele, probleemoplossende motieven. Dit omvat het benadrukken van productkenmerken en voordelen die een specifieke behoefte vervullen.

20
Q

transformationeel

A

Reclame die inspeelt op sensorische, sociale of ego-bevredigende motieven. Dit omvat het creëren van een bepaald gevoel, imago of emotionele reactie bij de consument.

21
Q

reclameverwerkingsmodel van Franzen

A

Franzen’s model beschrijft zeven strategieën voor effectieve reclamecampagnes, gebaseerd op het type product en de doelgroep:

  • Sales Response: Directe aankoop stimuleren via promoties en opvallende winkelplaatsing.
  • Persuasion: Overtuigen met argumenten, autoriteit en sociale identificatie (bijv. beroemdheden, overtuigingstechnieken).
  • Symbolism: Merk als onderdeel van de lifestyle en sociale groep van de klant (bijv. Apple).
  • Emotions: Positieve emoties opwekken en koppelen aan het merk (klassieke conditionering).
  • Relationship: Band met het merk creëren, verder dan alleen emoties (merkbetrokkenheid).
  • Likeability: Het merk sympathiek maken door leuke en plezierige reclames.
  • Awareness: Merkbekendheid vergroten door herhaalde blootstelling en het gebruik van mnemonics (Top of Mind Awareness).

Deze strategieën helpen adverteerders om gerichte en effectieve campagnes te ontwikkelen.

22
Q

overtuigingsstrategieën van Cialdini

A
  • reciprocity
  • commitment & consistency
  • social proof
  • authority
  • liking
  • scarcity