College 5 Flashcards

1
Q

Uncertainty reduction theory (URT)

A

De theorie richt zich op de processen die mensen gebruiken om onzekerheid en ambiguïteit te verminderen wanneer ze nieuwe mensen ontmoeten en interpersoonlijke relaties ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stereotypen

A

Stereotypen zijn overgegeneraliseerde overtuigingen over groepen mensen, vaak leidend tot vooroordelen en discriminatie.

shortcuts die ons helpen om snel een beeld te vormen, brede gedachtes over anderen, waarmee we een deel van de werkelijkheid makkelijker maken en kunnen verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

heuristieken

A

Mentale shortcuts voor snelle besluitvorming, gebaseerd op intuïtie en eerdere ervaringen, en niet specifiek gericht op groepen mensen.

ook een shortcut waardoor je niet het hele gedachteproces hoeft te verlopen. Eigenlijk een soort stereotypen, maar dan niet noodzakelijk met bias. Heuristieken zijn meer algemeen. Stereotypen gaan specifiek over mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

thin slices

A

op basis van heel weinig informatie al heel snel een indruk vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Brunswikian lens model

A

we gebruiken niet alleen gedrag maar ook de omgeving om een indruk te vormen van een persoon, op basis van achtergelaten cues een indruk vormen. Bijvoorbeeld hoe iemand zijn kamer eruitziet of boekenkast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fases in initiële interactie (URT)

A

Entry phase
- Eerste ontmoeting tussen onbekenden
- Vaste normen voor interactie
- Standaard onderwerpen

Personal phase
- Begint na herhaalde interacties
- Toename van emotionele betrokkenheid en spontaniteit
- Aftasten van hoe de persoon is (attitudes, interesses)
- Als gevolg van self-disclosure (meer over jezelf vertellen)

Exit phase
- Beslissing om door te gaan of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Axioma’s

A

Waarheden gebaseerd op logica of theorie / beweringen die (nog) niet bewezen zijn.

Ze zijn zo duidelijk dat ze niet bewezen hoeven te worden. Axioma’s zijn dingen die wij als waar beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verbal communication

A

Als de onzekerheid afneemt, zijn mensen meer geneigd om zich verbaal te uiten. Ze voelen zich comfortabeler om hun gedachten en gevoelens te delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

non-verbal affiliative expressiveness

A

Dit verwijst naar non-verbale signalen die laten zien dat je interesse hebt in de ander, zoals lachen en naar voren leunen. Als de onzekerheid afneemt, worden mensen vaak meer ontspannen en open in hun non-verbale uitingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Information seeking

A

In de beginfase van interactie, wanneer er veel onzekerheid is, proberen mensen meer informatie te verzamelen over de ander. Ze stellen vragen om meer over de persoon te weten te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Intimacy

A

Het delen van intieme informatie over zichzelf wordt vaak gezien als een teken van vertrouwen en comfort. Naarmate de onzekerheid afneemt, zijn mensen meer geneigd om persoonlijke details over zichzelf te onthullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reciprocity

A

Dit verwijst naar het heen en weer delen van informatie. Als mensen onzeker zijn, verwachten ze vaak een gelijke hoeveelheid informatie-uitwisseling van beide kanten om een gevoel van balans te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Similarity

A

Mensen voelen zich vaak minder onzeker in interacties wanneer ze overeenkomsten vinden met de ander, zoals gedeelde interesses of achtergronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Liking

A

Over het algemeen ervaren mensen meer positieve gevoelens jegens anderen naarmate de onzekerheid afneemt. Dit kan komen door een groter gevoel van comfort en vertrouwen in de relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Social networks

A

Als mensen gemeenschappelijke sociale connecties hebben, kan dit helpen om de onzekerheid te verminderen. Het hebben van gedeelde contacten creëert een gevoel van vertrouwdheid en verbondenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Communication satisfaction

A

Naarmate de onzekerheid afneemt en de communicatie soepeler verloopt, ervaren mensen over het algemeen meer tevredenheid in hun interacties met anderen.

17
Q

self-disclosure

A

Self-disclosure is wanneer een persoon persoonlijke informatie over zichzelf deelt met anderen, variërend van feiten tot diepe emoties. Het wordt gebruikt om vertrouwen op te bouwen, relaties te versterken en intimiteit te bevorderen.

18
Q

URT: strategieën

A
  1. passief
  2. actief
  3. interactief
  4. extractive
19
Q

social penetration theory (SPT)

A

Deze theorie beschrijft hoe relaties tussen individuen zich ontwikkelen en verdiepen naarmate ze meer met elkaar communiceren.

Het basisidee van de Social Penetration Theory is dat de mate van zelfonthulling of disclosure in een relatie geleidelijk toeneemt naarmate de relatie zich verdiept. Net zoals een ui, waarbij de buitenste lagen langzaam worden doorbroken om de innerlijke lagen bloot te leggen, zo onthullen mensen ook steeds meer over zichzelf naarmate ze een relatie opbouwen.

Bouwt voort op URT. SPT gaat over hoe relaties zich ontwikkelen door middel van self-disclosure.
URT stopt als mensen elkaar kennen (eerste fase), SPT kijkt verder naar relaties en probeert ze te verklaren.

20
Q

5 fasen SPT

A
  • fase 1: orientatie
  • fase 2: exploratory affective exchange (ontdekkingsfase)
  • fase 3: affective exchange (vriendschap en relatie, hier eindigen meeste)
  • fase 4: stable exchange (mensen die je echt heel goed kennen)
  • fase 5: depenetration or transgession (verminderen)
21
Q

dyadic uniqueness

A

de unieke eigenschappen en kenmerken die specifiek zijn voor een bepaalde relatie tussen twee individuen, ook wel een “dyade” genoemd. Elke relatie heeft zijn eigen dynamiek, communicatiepatronen, gedeelde ervaringen en interacties die uniek zijn voor die specifieke dyade.

22
Q

depenetratie

A

langzaam achteruit gaan van relatie

23
Q

transgressie

A

overtreden van gedragsregels (ongepaste/snelle zelf-onthulling of dooddoeners waardoor je terug gaat naar eerdere fase)