College 12 Flashcards

1
Q

media ecology

A

Media ecology is een theoretisch kader dat zich richt op de studie van de complexe interacties tussen media, technologie en de samenleving. Het onderzoekt hoe verschillende vormen van media en communicatietechnologieën onze percepties, gedragingen, relaties en culturele normen beïnvloeden.

De invloed van media en communicatieprocessen op individuele waarden en sociale waarden.

Hierbij wordt de boodschap als ondergeschikt van het medium of communicatie kanaal gezien (the medium is the message)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

media ecology: assumpties

A
  1. media veranderen de aard van de samenleving
  2. media beïnvloeden onze percepties, emoties, waarden, etc. (direct)
  3. media brengen de wereld samen (global village)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verbreding

A

Media zoals televisie kunnen ons een bredere kijk op de wereld geven door meer informatie toegankelijk te maken.
Dit kan leiden tot een groter begrip van diverse onderwerpen en een breder wereldbeeld.
Bijvoorbeeld, toegang hebben tot nieuwsberichten van over de hele wereld via televisie of internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vernauwing

A

Tegelijkertijd kunnen media ook onze ervaring vernauwen door de nadruk te leggen op vluchtige, visuele ervaringen in plaats van diepgaande, langdurige interacties.
Dit kan resulteren in oppervlakkige kennis en een gebrek aan diepgaand begrip.
Bijvoorbeeld, de trend van korte, snelle informatie via sociale media kan leiden tot minder aandacht voor lange, diepgaande artikelen of discussies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

global village

A

Media maken de wereld een groot systeem door het benadrukken van global events in plaats van lokale gebeurtenissen.
Het concept van de “global village” suggereert dat acties of gebeurtenissen op één locatie effect hebben op de hele wereld.
Dit benadrukt de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van mensen over de hele wereld door technologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tijdperiodes media ecology

A
  1. tribal age = horen, ruiken, proeven waren dominante zintuigen
  2. literate age = introductie alfabet, FTF niet meer enige manier en andere manier van denken door lezen, focus op zien
  3. print age = uitvinding drukpers (industriële revolutie), focus ligt op zien (lezen), informatie kan over de hele wereld verspreid worden
  4. electronic age = waar we nu in leven, meer verbonden met rest wereld (global village), focus ook weer op horen door tv, radio, telefoon, etc. (zien en horen)
  5. digital age = later toegevoegd, komst van internet en computer, tribalization: groepen in hele kleine bubbel zoals tribal age, ook weer voelen door sociale identificatie en gevoel van verbondenheid (zien, horen, voelen)

> tijdens lunchtijd praten, elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

media laws van media ecology

A
  • enhancement (verrijking)
  • obsolescence (veroudering)
  • retrieval (terugwinning)
  • reversal (ommekeer)

elke ochtend rondje rennen

voorbeeld:
- Extends: maakt entertainment makkelijker, onze behoefte aan Vermaak (vgl U&G)
- Obsolesces: Jongeren nemen nieuws tot zich via TT, geen TV & kranten meer
- Retrieves: shared identity, gevoel ergens bij te horen (e.g., hypes op TT die iedereen meekrijgt)
- Reverses: Verslaving bij te veel gebruik, maar misschien ook terugkeer naar oude media omdat TT steeds meer AI-generated content krijgt en mensen afgestompt raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

enhancement

A

Media dragen bij aan de verrijking van de maatschappij, zoals de telefoon die de communicatie verbeterde of het internet dat toegang biedt tot meer informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

obsolescence

A

Media verouderen na verloop van tijd, zoals de verschuiving van radio naar televisie of de opkomst en ondergang van verschillende sociale media platforms.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

retrieval

A

Media halen iets terug wat verloren was, zoals het internet dat communicatie nieuw leven inblaast en terugkeert naar gemeenschapsgevoel en aandacht voor persoonlijke interacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reversal

A

Reversal verwijst naar het idee dat media-ontwikkelingen soms leiden tot een ommekeer of terugkeer naar eerdere vormen of trends. Het is als het ware het tegenovergestelde van enhancement. Bijvoorbeeld, in een moderne samenleving waarin technologieën zoals sociale media en smartphones dominant zijn, kan er een verlangen ontstaan naar eenvoudigere vormen van communicatie of meer traditionele sociale interacties.

Ook bijvoorbeeld verslaving of stoppen met gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Visie Neil Postman media ecology

A

Neil Postman’s werk “Amusing Ourselves to Death” bekritiseert de rol van media, vooral televisie, in de samenleving. Hij bouwt voort op de ideeën van McLuhan, maar benadrukt vooral de negatieve invloed van media op ons denken en gedrag. Postman betoogt dat televisie mensen dom en passief maakt door het leveren van snelle en oppervlakkige informatie en entertainment, wat leidt tot een gebrek aan kritisch denken. Dit leidt uiteindelijk tot sociale isolatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

structuratietheorie

A

Structuratietheorie is een sociologische theorie die zich richt op de wisselwerking tussen individuen en de sociale structuren waarin ze zich bevinden. Dit concept lijkt op Media Ecology, maar is breder en betreft alle soorten sociale systemen, niet alleen media en technologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

systeem

A
  • Definitie: Een systeem kan een groep, organisatie, samenleving, of enig ander geheel zijn dat zich gedraagt in termen van input, verwerking, en output om bepaalde doelen te bereiken.
  • Voorbeelden: Collegezaal, samenleving, gezin, vriendengroep, cel in het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

structuur

A
  • Definitie: De regels en hulpbronnen die een systeem gebruikt om zichzelf in stand te houden.
  • Inhoud: Dit omvat normen, hulpbronnen en andere elementen die het kader bieden waarbinnen handelingen plaatsvinden. De structuur bepaalt de mogelijkheden en beperkingen van individuen binnen het systeem.
  • Dynamiek: Regels zijn vaak ongeschreven en kunnen veranderen. Ze worden deels van buitenaf opgelegd en deels door de groep zelf ontwikkeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

structuratie

A

Structuratie is het proces waarbij sociale systemen (zoals een groep, organisatie, of maatschappij) voortdurend worden gevormd, onderhouden, en veranderd door de interactie tussen individuen en de structuren (regels en hulpbronnen) die binnen die systemen bestaan.

= verandering van de structuur

17
Q

duality of structure

A

= kern van structuratie, structuren en mensen beïnvloeden elkaar wederzijds

Duality of Structure houdt in dat mensen de regels en hulpbronnen van een systeem nodig hebben om te handelen en te communiceren, terwijl diezelfde regels en hulpbronnen door hun gedrag en communicatie worden gevormd en veranderd.

18
Q

agency en reflexity

A

Agency is het gedrag dat mensen vertonen binnen structuren, terwijl reflexivity hen in staat stelt hun gedrag te evalueren en aan te passen. Samen stellen deze concepten mensen in staat om structuren en uiteindelijk systemen te veranderen (structuratie)

19
Q

structuratie en technologie

A

Structuratietheorie kan worden toegepast om de relatie tussen technologie en maatschappij, en tussen technologie en mens te begrijpen. Technologie functioneert als een systeem dat structuur biedt via regels voor gebruik, maar individuen hebben enige vrijheid om deze regels toe te passen.

  • Gebruik bepaalt technologie: Technologie past zich aan onze wensen en behoeften aan. = Social determinism / social choice
  • Technologie bepaalt gebruik: Technologie dicteert hoe we het kunnen gebruiken, zoals een automatische schuifdeur die open gaat als je ervoor staat. = Technological determinism
  • Werkelijkheid: Technologie biedt zowel vastgelegde regels als mogelijkheden voor vrij gebruik. = Interaction / emergent perspective
20
Q

adaptive structuration theory

A

Deze theorie bouwt voort op de structuratietheorie van Anthony Giddens en richt zich op de manier waarop technologie en sociale structuren wederzijds op elkaar inwerken binnen groepen en organisaties.

AST stelt dat technologie niet alleen wordt gebruikt volgens vooraf vastgestelde regels, maar dat individuen en groepen ook de vrijheid hebben om deze regels aan te passen aan hun eigen behoeften en doelen. Met andere woorden, technologieën kunnen worden aangepast aan de sociale context waarin ze worden gebruikt, en deze aanpassingen kunnen op hun beurt de sociale structuur veranderen.

21
Q

structuur en spirit technologie

A

Structuur verwijst naar de expliciete regels die inherent zijn aan een technologie, zoals de functies die een object heeft of de beperkingen ervan. Bijvoorbeeld, een pen is bedoeld om mee te schrijven, niet om mee te koken.

Spirit daarentegen verwijst naar de impliciete of voorkeursgebruiken van een technologie. Dit zijn niet per se harde regels, maar eerder suggesties of aanbevelingen voor hoe de technologie gebruikt zou moeten worden. Bijvoorbeeld, hoewel een telefoon primair bedoeld is voor bellen, suggereert de spirit ervan dat je het ook kunt gebruiken voor internetten via wifi.

ze bepalen hoe technologie gebruikt dient te worden, maar wij bepalen het uiteindelijk

22
Q

appropriation

A

Hoe mensen technologie daadwerkelijk gebruiken

Dit kan zijn zoals de structuur en spirit ons voorschrijven, in dat geval is de appropriatie faithful (in lijn met de technologie), maar het kan ook op een andere manier zijn (unfaithful).