College 7: Antecedent control & selfhelp Flashcards

1
Q

motivatie

A

kan intrinsiek of extrinsiek zijn. Kan een grote invloed hebben op gedrag; als er in de omegving veel belemmerende factoren zijn, kan de intrinsieke motivatie nog zo groot zijn, maar werkt het niet. Dit geldt ook andersom, waardoor extrinsieke motivatie groter wordt wat uiteindelijk kan leiden tot intrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

motivating operation

A

verandert tijdelijk wat iemand wil en hoe die dat wil krijgen en wordt toegediend op de discriminante stimulus die er al was.

voorbeeld van huiswerk en motivatie vergroten door de ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

motivating establishing operations

A

verhoogt tijdelijk het effect van de bekrachtiger of straf. Dit zijn voornamelijk beloningen dus positieve dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

motivating abolishing operations

A

verlaagt tijdelijk het effect van de bekrachtiger of straf.
Waarom? Het kan zijn dat iemand de bekrachtiger in principe heel fijn vond, als het effecct ervan verkleind wordt dan zal hij er harder voor gaan werken om het alsnog meer te krijgen.

vb: een waterijsje krijgen na een halve schooldag, of een softijs met spikkels na een hele schooldag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

conditioned MEO/MAO

A

dingen die vaker herhaald worden, vaker zijn toegediend, die de persoon al kent

CMEO = Stel je voor dat een kind gewoonlijk onverschillig staat tegenover zijn schoolwerk en weinig motivatie toont om te studeren. Op een dag belooft zijn moeder hem een favoriete maaltijd als hij zijn huiswerk op tijd afmaakt. Na verloop van tijd begint het kind steeds meer gemotiveerd te raken om zijn huiswerk te doen, niet alleen vanwege de beloning van het favoriete eten, maar ook omdat het anticiperen op de beloning een versterkend effect heeft gekregen op zijn motivatie.

In dit voorbeeld is de belofte van een favoriete maaltijd (de beloning) een voorbeeld van een conditioned motivating establishing operation. De belofte van de beloning fungeert als een motivator die de motivatie van het kind vergroot om zijn huiswerk te maken, omdat het vooruitzicht op de beloning het gedrag van huiswerk maken versterkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Unconditioned MEO/MAO

A

dingen die aangeboren zijn, die niet opgelegd worden, maar motivatoren die iemand bij zich draagt of dingen die iemand heel spontaan toediend

MEO
Na een lange dag werken, kan vermoeidheid ervoor zorgen dat de behoefte aan rust en slaap toeneemt. Vermoeidheid fungeert als een UMEO, waardoor slaap een hogere motivatie krijgt.

MAO
Wanneer een persoon net een grote maaltijd heeft gegeten en voldaan is, kan de behoefte aan eten sterk verminderen. De voldoening na het eten fungeert als een UMAO, waardoor de motivatie om te eten afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

regel

A

een regel beschrijft een situatie waarin gedrag leidt tot een gevolg (straf/beloning). Vaak is dit al gedaan is een als/dan format, wat schematisch kan worden weergegeven als: SD -> R –> SR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rule-governed behaviour

A

Als gedrag beinvloedt wordt doordat iemand van tevoren de consequentie weet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Contingency shaped behavior

A

Als iemand leert via trial and error

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

antecedent control

A

verwijst naar de techniek binnen de gedragsanalyse waarbij de omgeving of de omstandigheden worden aangepast voordat een bepaald gedrag optreedt, met als doel het gewenste gedrag te bevorderen of het ongewenste gedrag te verminderen. Dit wordt gedaan door de antecedenten, oftewel de prikkels die aan het gedrag voorafgaan, te manipuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

doelen

A

wordt ergens naar toe gewerkt, zorgen ervoor dat iemand meer gemotiveerd is en werken motiverend, mits ze specifiek, duidelijk met criteria, realistisch en uitdagend zijn.

Het delen van je doelen, stellen van deadlines, feedback, bijhouden van je doelen en andere contextuele factoren kunnen bijdragen aan daadwerkelijk werken aan je doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

modelling

A

draait om het voordoen en van elkaar leren en komt voort uit de sociale leertheorie van Bandura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

physical guidance

A

is een manier die kan helpen bij veranderen van gedrag en het ovrwinnen van angsten. Het is het fysiek ondersteunen van een activiteit met als doel dat een persoon het uiteindelijk zelfstandig kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

situational inducement

A

een andere manier die kan helpen bij veranderen vangedrag, namelijk door de situatie te veranderen. Hierbij wordt de situatie/omgeving beinvloedt om gedragsveranderin teweeg te brengen. Er zijn vier categorieen:

  1. bestaande omgeving anders inrichten
  2. activiteit naar een geheel andere locatie verhuizen
  3. verhuizen zelf
  4. ander tijdstip
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behavioural excesses

A

te veel van iets gedaan en dat wil je verminderen. Je doet teveel van het ongewenste gedrag en dat je direct de beloning krijgt maar dat de gevolgen veel later komen

vb. De excessieve consumptie van sociale media kan leiden tot problemen zoals slaapstoornissen, verminderde productiviteit, sociaal isolement en psychologische problemen zoals angst en depressie. In dit geval wordt het overmatige gebruik van sociale media beschouwd als een behavioral excess, omdat het gedrag buitenproportioneel is in vergelijking met wat als normaal en functioneel wordt beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behavioural deficits

A

Wordt te weinig van iets gedaan en dit wil je graag vaker doen. Je voelt meteen het gevolg, maar de langdurige beloning niet.

Het vermijden van sociale interacties en het hebben van moeite met het aangaan van vriendschappen wordt beschouwd als een behavioral deficit. Dit gedrag vertegenwoordigt een tekort aan sociaal functioneren in vergelijking met wat als normaal en functioneel wordt beschouwd voor leeftijdsgenoten. De student mist de vaardigheden of het zelfvertrouwen om effectief deel te nemen aan sociale situaties, wat resulteert in een tekort aan sociale interacties en verbindingen met anderen.

17
Q

Welke redenen zijn er voor de problemen bij behavioural excess

A
  1. immediate reinforcer vs. delayed punisher
    = de beloning komt direct en de straf later. Nu gezellig drinken, morgen kater.
  2. immediate reinforcer vs. cumulatively significant punisher
    = beloning komt direct en de straf ook direct, maar wordt pas nadelig als het zich meerdere malen heeft opgestapeld, waardoor een punisher komt. Bv. sigaret roken, je merkt al meteen de nadelige gevolgen, maar als je COPD ontwikkeld is het echt een punisher
  3. immediate reinforcer vs delayed reinforcer
    = de beloning direct krijgen wint vaker van de beloning die anders later zou komen
18
Q

welke redenen zijn er voor problemen bij behavioural deficits

A
  1. small punishers vs cumulatively significant reinforcers
    = de kleine directe punishers winnen vaak van de beloningen die zich moeten opbouwen door de tijd heen, zoals nu moeite doen door buikspieren trainen vs sixpack krijgen
  2. immediate small punisher vs immediate improbable major punisher
    = kleine directe straf wint van de mogelijke directe grote straf die niet zo waarschijnlijk is.
    Helm niet opzetten omdat de kans toch niet groot is dat je valt
  3. immediate small punisher vs. delayed major punisher
    = de kleine directe straf wint vaker van de uitgestelde grote straf, zoals de tandarts bezoeken vs. later gaatjes hebben
19
Q

ply

A

bron is regelgever. Dus een ouder zegt tegen een kind: ‘doe dit niet’, met de implicatie dat het kind een vorm van straf van de ouder zal krijgen

20
Q

track

A

bron is extern aan de regelgever. Ouder zegt bv. ‘raak die kachel niet aan, anders brand je’

21
Q

augmental

A

regel beinvloedt de versterkende/bestraffende kracht van de bron
bv. vriend zegt raak die kachel niet aan, anders verbrand je. Als gevolg van het ontvangen van deze regel van de vriend, kan iets dat in een eerste instantie geen bekrachtiger was, dat nu wel worden.

22
Q

contingency insensitivity

A

regels zijn nuttig omdat deze men in staat stellen om snel nieuw gedrag aan te leren terwijl aversieve gebeurtenissen worden vermeden.
Maar onder sommige omstandigheden kan rule-governed gedrag zo sterk worden dat individuen zich niet kunnen aanpassen wanneer de omstandigheden die aanleiding gaven tot de regel veranderd zijn. –> contingency insensitivity